ECLI:NL:RBROT:2022:7309
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens onvoldoende spoedeisend belang in bestuursrechtelijke procedure
In de zaak tussen een verzoeker en de Minister van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan. De verzoeker, die zich in een situatie bevond waarin hij met spoed gegevens wilde controleren in verband met meerdere juridische procedures, had een verzoek ingediend op basis van artikel 39i van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Na het indienen van dit verzoek op 7 november 2021, stelde de verzoeker de Minister in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing en vroeg om een dwangsom. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat er sprake was van spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De enkele stelling dat hij de gegevens met spoed moest kunnen controleren, was niet voldoende om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wees erop dat de verzoeker niet had onderbouwd waarom het voor de lopende procedures van belang was om de gegevens op juistheid te kunnen controleren en waarom dit op dat moment zo dringend was dat de beslissing op het bezwaar niet kon worden afgewacht.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.