ECLI:NL:RBROT:2022:7309

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 22/3578
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens onvoldoende spoedeisend belang in bestuursrechtelijke procedure

In de zaak tussen een verzoeker en de Minister van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan. De verzoeker, die zich in een situatie bevond waarin hij met spoed gegevens wilde controleren in verband met meerdere juridische procedures, had een verzoek ingediend op basis van artikel 39i van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Na het indienen van dit verzoek op 7 november 2021, stelde de verzoeker de Minister in gebreke wegens het uitblijven van een beslissing en vroeg om een dwangsom. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat er sprake was van spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De enkele stelling dat hij de gegevens met spoed moest kunnen controleren, was niet voldoende om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wees erop dat de verzoeker niet had onderbouwd waarom het voor de lopende procedures van belang was om de gegevens op juistheid te kunnen controleren en waarom dit op dat moment zo dringend was dat de beslissing op het bezwaar niet kon worden afgewacht.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, en is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3578

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 augustus 2022 in de zaak tussen

[Naam] , uit [Plaats] , verzoeker

(gemachtigde: J.G. Hofstra),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 7 november 2021 heeft verzoeker een verzoek als bedoeld in artikel 39i van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ingediend bij verweerder.
Op 12 mei 2022 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek van 7 november 2021. Daarbij heeft verzoeker verweerder om een dwangsom verzocht.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn verzoek van 7 november 2021. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Verzoeker voert aan dat het spoedeisend belang is gelegen in het feit dat hij met spoed de gegevens moet kunnen controleren op juistheid nu er meerdere procedures lopen bij het gerechtshof Den Haag over klaagschriften op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoeker het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening onvoldoende heeft aangetoond. De enkele stelling dat hij met spoed de gegevens moet kunnen controleren op juistheid in verband met meerdere lopende juridische procedures is onvoldoende om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker heeft niet onderbouwd waarom het voor deze procedures van belang is om de gevraagde gegevens op juistheid te kunnen controleren en waarom dit op dit moment zoveel spoed heeft dat de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht.
5. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Ook op andere wijze is de voorzieningenrechter niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van het ingediende bezwaar niet door hem zou kunnen worden afgewacht.
6. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2022.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.