Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 9 juni 2022 met producties 1 tot en met 4
- de mondelinge behandeling gehouden op 28 juni 2022.
2..De feiten
V. Vermogensverdeling
Echtelijke koopwoning
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J.J. Trooster, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde met betrekking tot de verdeling van de voormalige echtelijke woning. Partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen en hebben op 13 januari 2021 gezamenlijk een echtscheiding aangevraagd, waarbij een echtscheidingsconvenant is opgesteld. Dit convenant bevat afspraken over de verdeling van de echtelijke woning, die nog steeds gezamenlijk in eigendom is. De eiser heeft de gedaagde verzocht om mee te werken aan de verkoop van de woning, maar de gedaagde heeft dit geweigerd, verwijzend naar de afspraken in het convenant.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het maken van nadere afspraken over de woning nog niet is verstreken, aangezien deze op 21 januari 2023 verstrijkt. De eiser heeft zijn vorderingen ingesteld op 9 juni 2022, wat betekent dat er nog voldoende tijd resteert voor partijen om tot een oplossing te komen. De rechter oordeelt dat de vorderingen van de eiser te vroeg zijn ingesteld en dat er op dit moment geen sprake is van een tekortkoming van de gedaagde in de nakoming van het convenant. Hierdoor zijn de vorderingen van de eiser afgewezen.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat de afspraken in het convenant over de verrekening van de waarde van de woning erg ruim zijn en dat het aan een bodemrechter is om hierover een definitieve uitspraak te doen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.