ECLI:NL:RBROT:2022:7283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/639442 / KG ZA 22-464
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling voormalige echtelijke woning en nakoming convenant in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J.J. Trooster, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde met betrekking tot de verdeling van de voormalige echtelijke woning. Partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen en hebben op 13 januari 2021 gezamenlijk een echtscheiding aangevraagd, waarbij een echtscheidingsconvenant is opgesteld. Dit convenant bevat afspraken over de verdeling van de echtelijke woning, die nog steeds gezamenlijk in eigendom is. De eiser heeft de gedaagde verzocht om mee te werken aan de verkoop van de woning, maar de gedaagde heeft dit geweigerd, verwijzend naar de afspraken in het convenant.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het maken van nadere afspraken over de woning nog niet is verstreken, aangezien deze op 21 januari 2023 verstrijkt. De eiser heeft zijn vorderingen ingesteld op 9 juni 2022, wat betekent dat er nog voldoende tijd resteert voor partijen om tot een oplossing te komen. De rechter oordeelt dat de vorderingen van de eiser te vroeg zijn ingesteld en dat er op dit moment geen sprake is van een tekortkoming van de gedaagde in de nakoming van het convenant. Hierdoor zijn de vorderingen van de eiser afgewezen.

Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat de afspraken in het convenant over de verrekening van de waarde van de woning erg ruim zijn en dat het aan een bodemrechter is om hierover een definitieve uitspraak te doen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639442 / KG ZA 22-464
Vonnis in kort geding van 12 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. W.J.J. Trooster te Vlaardingen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2022 met producties 1 tot en met 4
  • de mondelinge behandeling gehouden op 28 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. De echtscheiding is op gemeenschappelijk verzoek uitgesproken bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 januari 2021. Die beschikking is op 25 januari 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Het gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding bevat het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant (hierna: het Convenant). Partijen hebben verzocht om de gemaakte afspraken in het Convenant deel te laten uitmaken van de echtscheidingsbeschikking.
2.3.
In het Convenant staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

V. Vermogensverdeling
(…)
V3.
Echtelijke koopwoning
Tot de gemeenschap van partijen behoort de echtelijke woning gelegen aan de [adres] , [postcode] Vlaardingen, kadastraal bekend gemeente Vlaardingen, sectie [sectie] , nummers [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] , appartementsindexen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] .
De WOZ bedraagt over 2019 een bedrag van € 199.000,-.
Op de echtelijke woning rust(en) de volgende hypothecaire geldlening(en):
ELQ Leningnummer: [nummer lening]
De woning wordt vooralsnog door partijen gezamenlijk in eigendom gehouden. Indien de woning op enige termijn zal worden verkocht, dan zal de verkoopprijs vermeerderd met de waarde van de aan de hypothecaire geldlening(en) verbonden levensverzekerings-/effecten-/spaarpolis(sen), onder aftrek van de verkoopkosten en onder aftrek van de hypothecaire geldlening(en), worden gedeeld bij helfte, ook ingeval het saldo negatief is. Indien een der partijen na indieningsdatum van de aanvraag bij de rechtbank meer heeft ingelegd in waarde opbouw dan wel de aflossing van de echtelijke woning, dan zal diegene in dat geval een vordering op de ander hebben ter hoogte van de helft opbouw/aflossing.
Partijen komen overeen dat nadere afspraken met betrekking tot de echtelijke woning worden gemaakt binnen 2 jaar na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Partijen zullen in ieder geval uiterlijk binnen 10 jaren na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking met elkaar verrekenen ten aanzien van de overwaarde of de onderwaarde van de echtelijke woning.”
2.4.
[gedaagde] bewoont samen met de jong meerderjarige dochter van partijen ( [naam dochter] ) de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [postcode] Vlaardingen (hierna: de Woning). [gedaagde] draagt alle woonlasten. Sinds kort verblijft ook een andere dochter met haar minderjarige kinderen bij [gedaagde] .
2.5.
[eiser] woont in Schiedam. Hij heeft niet de wens om de Woning in volledige eigendom te verkrijgen.
2.6.
Voor het eerst bij brief van 19 mei 2022 heeft [eiser] [gedaagde] verzocht om haar medewerking aan de verdeling/verkoop van de Woning te verlenen. [gedaagde] heeft daar, onder verwijzing naar het Convenant, afwijzend op gereageerd.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
[gedaagde] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis mee te werken aan verkoop van de Woning en daartoe op eerste verzoek van [eiser] de aanwijzingen van makelaar De Witte Garantiemakelaars te Vlaardingen op te volgen en deze makelaar toegang te geven tot de Woning om deze te doen bezichtigen en daarbij ten aanzien van de verkoop de voorstellen met betrekking tot bied- en laatprijs van de makelaar op te volgen;
[eiser] , in het geval [gedaagde] , na daartoe behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet binnen een termijn van acht dagen haar medewerking verleent aan het gevorderde onder 1., vervangende toestemming te verlenen voor de verkoop en levering van de Woning, waarbij [eiser] de adviezen van De Witte Garantiemakelaars te Vlaardingen ten aanzien van de vraag- en laatprijs zal dienen op te volgen en daarbij te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van het voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van [gedaagde] voor eigendomsoverdracht en levering van de Woning;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen gemachtigdensalaris.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Partijen hebben ten aanzien van de verdeling/verkoop van de - in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallende - Woning afspraken neergelegd in artikel V3 van het Convenant. Daarin zijn partijen overeengekomen dat zij binnen twee jaar na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking nadere afspraken met betrekking tot de Woning zullen maken. De echtscheidingsbeschikking is op 21 januari 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De overeengekomen termijn om bedoelde nadere afspraken te maken verloopt dus op 21 januari 2023. [eiser] heeft zijn vorderingen ingesteld bij dagvaarding van 9 juni 2022. Op dat moment resteerde nog ongeveer 7,5 maand tot het verlopen van de termijn op 21 januari 2023; nu is dat nog een periode van meer dan zes maanden. Hoewel het standpunt van [eiser] dat van hem als deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij tegen zijn zin in een onverdeeldheid blijft, te volgen is, is er nog geen sprake van een situatie dat [gedaagde] in de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraak tekortschiet. Die afspraak is nog niet afdwingbaar. Daarmee heeft [eiser] zijn vorderingen te vroeg ingesteld. Dat doet mede af aan het spoedeisend belang. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
4.2.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de regeling die partijen in artikel V3 van het Convenant zijn overeengekomen op het punt van de verrekening van de waarde van de Woning uiterlijk binnen tien jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking wel erg ruim voorkomt. Of [gedaagde] [eiser] tot het einde van die termijn kan laten wachten, of dat eerder afgerekend of verkocht moet worden, is een vraag die door een bodemrechter beantwoord moet worden of waarover partijen nadere afspraken kunnen maken ter voorkoming van (kosten verbonden aan) een aanhangig te maken gerechtelijke procedure.
4.3.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes op 12 juli 2022.1734/2009