In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van fietsendiefstal met braak. De verdachte, die niet als ingezetene was ingeschreven, was preventief gedetineerd in de PI Rotterdam. Tijdens de zitting op 12 augustus 2022 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie, mr. H.J. du Croix, de bewezenverklaring van het ten laste gelegde eiste en de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 mei 2022 in Rotterdam een fiets (merk: Gazelle) heeft weggenomen, die toebehoorde aan een onbekend gebleven persoon, door middel van verbreking.
De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen, die vrijspraak bepleitte op basis van het argument dat niet was komen vast te staan dat de fiets aan een ander toebehoorde. De rechtbank oordeelde dat de fiets, die in een fietsstalling nabij het Centraal Station in Rotterdam stond, niet als 'res nullius' kon worden beschouwd. De verdachte had verklaard dat hij de fiets had weggenomen en dat deze niet aan hem toebehoorde. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de fiets had gestolen door middel van verbreking, onderbouwd door getuigenverklaringen van politieagenten en de omstandigheden van de vondst van gereedschappen bij de verdachte.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De ISD-maatregel werd opgelegd op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van de samenleving voorop staat en dat de verdachte een groot risico vormt voor herhaling van strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren.