ECLI:NL:RBROT:2022:7278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
10/108515-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot woninginbraak, gebruik maken van een vals ID en als vreemdeling in Nederland verblijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak, het gebruik van een vals identiteitsbewijs en het verblijven in Nederland als vreemdeling zonder geldige status. De verdachte, geboren in [land verdachte], was niet ingeschreven in de basisregistratie en had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Hij was preventief gedetineerd in de PI Haaglanden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat hij niet in Nederland mocht zijn, gezien zijn eerdere veroordelingen en het feit dat hij in het bezit was van een vals identiteitsbewijs. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer 1], ter hoogte van € 100,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 april 2022. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en het gebruik van valse identiteitsbewijzen, evenals de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/108515-22
Datum uitspraak: 12 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (voormalig [land verdachte] ),
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de PI Haaglanden, PPC,
raadsman, mr. P.T.P. van der Made, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Bewijswaardering feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De inhoud van de beschikking, houdende het inreisverbod, is niet in een taal die de verdachte beheerst aan hem medegedeeld. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dan wel had moeten weten dat aan hem een inreisverbod is opgelegd.
De rechtbank is om drie redenen van oordeel dat de verdachte ernstige reden had om te vermoeden dat hij niet in Nederland mocht zijn. 1) De verdachte is nadat aan hem een inreisverbod was opgelegd Nederland uitgezet. 2) De verdachte is eerder tot ongewenst vreemdeling verklaard - dus hij had al geen legaal verblijfsrecht in Nederland - en voor het overtreden daarvan is hij in 2012 bovendien ook veroordeeld. De verdachte heeft geen enkele reden gehad om te veronderstellen dat hij nadien wel in Nederland mocht zijn. 3) De verdachte is in het bezit geweest van een vals identiteitsbewijs, waarmee hij zich ten overstaan van de politie heeft gelegitimeerd. In het geval de verdachte dacht dat hij legaal in Nederland kon verblijven, was er geen enkele aanleiding om te beschikken over en gebruik te maken van een vals identiteitsbewijs. De rechtbank verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1 primair
hij op 30 april 2022 te Rotterdam, in een woning te weten de [adres delict] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden, manchetknopen, pennen, twee horloges en een laptop, die aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 primair
hij op 30 april 2022 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Slowaaks identiteitsbewijs op naam van [naam persoon] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , door zich met voornoemd identiteitsbewijs te legitimeren ten overstaan van een politieambtenaar;
feit 3
hij op o30 april 2022 te Rotterdam, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende
lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 primair
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 primair
opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht;
feit 3
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ingebroken in een woning terwijl de bewoners met vakantie waren. De verdachte heeft de tuindeur van de woning geforceerd. Hij heeft vervolgens persoonlijke sieraden en een laptop meegenomen uit die woning. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor bewoners vaak bijzonder onaangenaam te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. De verdachte heeft zich hierbij enkel en alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft zich geen rekenschap gegeven van de nare gevolgen voor de bewoners.
Daarnaast heeft de verdachte zich gelegitimeerd met een vals Slowaaks identiteitsbewijs toen hij werd staande gehouden door de politie. Hierdoor heeft de verdachte het vertrouwen geschaad dat in het internationale personenverkeer en in het maatschappelijk verkeer in het algemeen in identiteitspapieren en reisdocumenten dient te kunnen worden gesteld.
Verder heeft de verdachte als vreemdeling in Nederland verbleven in strijd met een aan hem opgelegd inreisverbod. Verdachte heeft daarmee een beslissing van de Nederlandse overheid, op grond waarvan hij verplicht was Nederland te verlaten, genegeerd. Door zo te handelen heeft verdachte het door de overheid gevoerde vreemdelingenbeleid doorkruist.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De verdachte is in het verleden meermalen in aanraking geweest met politie en justitie. Zo is hij in 2012 veroordeeld voor het als vreemdeling in Nederland verblijven.
Mondelinge informatie op de terechtzitting
De verdachte verblijft momenteel in het penitentiair psychiatrisch centrum en ontvangt dwangmedicatie.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan, zoals bepleit, met een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in bijlage III.
Onttrekken aan het verkeer
Het gereedschap (nrs. 10, 13 en 14) en het mes (nr. 11) zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu met behulp van deze voorwerpen feit 1 is begaan. Het valse identiteitsbewijs (nr. 12) zal ook worden onttrokken aan het verkeer, nu feit 2 met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan de verdachte
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen 15 t/m 18 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu op de terechtzitting van 12 augustus 2022 is gebleken dat deze voorwerpen aan hem toebehoren.
Teruggave aan de rechthebbende
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen 1 t/m 9 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende [naam slachtoffer 1] .

9..Vordering benadeelde partij

Vordering
[naam slachtoffer 1] heeft zich ter zake van feit 1 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 100,- aan materiële schade (eigen risico verzekering).
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 100,-,
vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 197, 231 en 311 van het Wetboek van Strafrecht

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: nrs. 10 t/m 14;
- gelast de teruggave aan verdachte van: nrs. 15 t/m 18;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam slachtoffer 1] van: nrs. 1 t/m 9;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 100,- (zegge: honderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen € 100,- (hoofdsom, zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 (twee) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Daum en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 augustus 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
feit 1
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Rotterdam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres delict] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere sieraden, manchetknopen, pennen, twee horloges en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Rotterdam, een of meerdere sieraden, manchetknopen, pennen, twee horloges en/of een laptop, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Rotterdam opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of
gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Slowaaks identiteitsbewijs op naam van [naam persoon] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , door zich met voornoemd identiteitsbewijs te legitimeren ten overstaan van een politieambtenaar;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Rotterdam opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Slowaaks identiteitsbewijs op naam van [naam persoon] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , als ware het echt en onvervalst, door door zich met voornoemd identiteitsbewijs te legitimeren ten overstaan van een politieambtenaar;
feit 3
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van de
Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard of
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende
lid, van de Vreemdelingenwet 2000.