ECLI:NL:RBROT:2022:7256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 20/4580
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd wegens het niet overleggen van geschriften in strijd met de AVG

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres kreeg een bestuurlijke boete van € 325,-- opgelegd omdat zij niet tijdig de gevraagde documenten had overgelegd. Het primaire besluit werd genomen op 23 maart 2020, waarna eiseres bezwaar maakte. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 19 augustus 2021 bleek het dossier incompleet, wat leidde tot een aanhouding van het onderzoek. Op 4 maart 2022 vond een nadere zitting plaats.

De rechtbank oordeelde dat het college in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) had gehandeld door medische persoonsgegevens te vorderen zonder deugdelijke grondslag. De rechtbank stelde vast dat de gevorderde gegevens over dokters- en ziekenhuisbezoeken informatie bevatten over de gezondheidstoestand van eiseres, wat onder de bescherming van de AVG valt. Aangezien de boete was opgelegd op basis van deze onrechtmatige vordering, kon de boete niet in stand blijven.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit. Eiseres hoeft geen boete te betalen en het college moet het betaalde griffierecht vergoeden. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 3.359,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S. Veling, in aanwezigheid van griffier mr. F. van Ommeren, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.J.G. Schroeder),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 23 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 325,--, wegens het nalaten om geschriften over te leggen binnen de gestelde termijn.
Met het besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2021 op een zitting behandeld.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.A.M. Badal en mr. N. Roche. Het onderzoek ter zitting is aangehouden, omdat ter zitting is gebleken dat het dossier niet compleet was.
Verweerder heeft nadere stukken ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Naar aanleiding van een melding is bij verweerder twijfel ontstaan of eiseres woonachtig is op het adres [adres] te Pernis, Rotterdam (hierna: de woning). Verweerder heeft daarom een adresonderzoek ingesteld. Ambtenaren van de gemeente Rotterdam zijn diverse keren bij de woning geweest en hebben eiseres niet aangetroffen. Daarom heeft verweerder op 10 februari 2020 enkele gegevens ter inzage gevorderd op grond van artikel 2.47 Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) om vast te kunnen stellen of eiseres in de woning verblijft. Verweerder heeft op 24 februari 2020 een rappel gestuurd, omdat eiseres niet op de vordering heeft gereageerd. Eiseres heeft hier op 25 februari 2020 op gereageerd met een verklaring dat zij in de woning woont. Eiseres heeft nadat het primaire besluit is genomen op 25 maart 2020, enkele stukken aan verweerder toegezonden.
2. Verweerder heeft eiseres een bestuurlijke boete van € 325,-- opgelegd, omdat zij heeft nagelaten de geschriften over te leggen binnen de gestelde termijn.
3.1
Op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zendt het bestuursorgaan binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift aan hem de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter en kan hij binnen diezelfde termijn een verweerschrift indienen.
3.2
Eiseres heeft betoogd dat de rechtbank het verweerschrift buiten beschouwing moet laten, dan wel het vooronderzoek moet heropenen, omdat het verweerschrift te laat is ingediend.
3.3
De rechtbank ziet geen aanleiding het verweerschrift buiten beschouwing te laten of het vooronderzoek te heropenen. Verweerder is niet verplicht om een verweerschrift in te dienen. Aanvankelijk heeft verweerder geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 9 juli 2021 verzocht om binnen een termijn van vier weken een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft het verweerschrift ingediend op 30 juli 2021, dus binnen de gestelde termijn. Verder heeft eiseres, gelet op de periode tussen de datum waarop de rechtbank het verweerschrift aan de gemachtigde van eiseres heeft doorgestuurd (2 augustus 2021) en de data van de zittingen (19 augustus 2021 en 4 maart 2022) voldoende tijd gehad om van het stuk kennis te nemen en hierop te reageren, zodat zij niet in haar belangen is geschaad.
4.1
Eiseres heeft betoogd dat verweerder in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) heeft gehandeld doordat hij zonder deugdelijke grondslag medische persoonsgegevens heeft gevorderd en verwerkt.
4.2.
In de brief van 10 februari 2020 en in de rappelbrief van 24 februari 2020 (zie hiervoor in 1.3) is vermeld:
“(…)
Als toezichthouders van de basisregistratie personen / op naleving van de Wet
basisregistratie personen van de gemeente Rotterdam, vorderen wij op grond van artikel
2.47
Wet BRP, in het belang van het onderzoek van u de volgende stukken.
(…)
 Bewijzen omtrent doktersafspraken, tandartsafspraken, ziekenhuisbezoeken, thuisbezorgd etc.
(…)”
4.3
Volgens overweging 35 van de preambule van de AVG dienen persoonsgegevens over de gezondheid alle gegevens te omvatten die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van een betrokkene en die informatie geven over de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene in het verleden, het heden en de toekomst. Hieronder valt bijvoorbeeld informatie over ziekte, handicap, ziekterisico, medische voorgeschiedenis, klinische behandeling of de fysiologische of biomedische staat van de betrokkene.
4.4
Volgens verweerder is geen sprake van verwerking van persoonsgegevens over de gezondheid van eiseres. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Verweerder heeft van eiseres bewijzen omtrent doktersafspraken, tandartsbezoeken en ziekenhuisbezoeken gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hierbij om gegevens over de gezondheidstoestand van eiseres. Uit de gevorderde bewijzen kan namelijk bepaalde informatie over de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van eiseres worden afgeleid. Zo zou uit deze bewijzen afgeleid kunnen worden hoe vaak eiseres een arts bezoekt en welke polikliniek in het ziekenhuis zij bezoekt. Het vorderen van deze gegevens, en daarmee de beoogde verwerking ervan, is op grond van artikel 9, eerste lid, van de AVG verboden, tenzij aan een van de voorwaarden uit het tweede lid van dit artikel wordt voldaan. Verweerder heeft echter niet toegelicht dat hiervan sprake is. Dit is de rechtbank ook niet gebleken. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze handelwijze van verweerder in strijd is met de AVG.
4.5.
Nu verweerder van eiseres gegevens over de gezondheid heeft gevorderd in strijd met de AVG en de boete aan eiseres is opgelegd wegens het niet voldoen aan (onder meer) deze vordering, kan de boete geen stand houden. De beroepsgrond slaagt.
5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeft hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd, geen bespreking meer.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien. Zij zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treeft van het vernietigde bestreden besluit. Dit betekent dat eiseres geen boete hoeft te betalen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert vijf punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen op de zittingen met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 3.359,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.359,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.