In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres kreeg een bestuurlijke boete van € 325,-- opgelegd omdat zij niet tijdig de gevraagde documenten had overgelegd. Het primaire besluit werd genomen op 23 maart 2020, waarna eiseres bezwaar maakte. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 19 augustus 2021 bleek het dossier incompleet, wat leidde tot een aanhouding van het onderzoek. Op 4 maart 2022 vond een nadere zitting plaats.
De rechtbank oordeelde dat het college in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) had gehandeld door medische persoonsgegevens te vorderen zonder deugdelijke grondslag. De rechtbank stelde vast dat de gevorderde gegevens over dokters- en ziekenhuisbezoeken informatie bevatten over de gezondheidstoestand van eiseres, wat onder de bescherming van de AVG valt. Aangezien de boete was opgelegd op basis van deze onrechtmatige vordering, kon de boete niet in stand blijven.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit. Eiseres hoeft geen boete te betalen en het college moet het betaalde griffierecht vergoeden. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 3.359,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S. Veling, in aanwezigheid van griffier mr. F. van Ommeren, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2022.