ECLI:NL:RBROT:2022:7246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
9737961 CV EXPL 22-7232
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over gebreken in woonruimte, huurprijsverlaging en toegang tot meterkast

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een huurgeschil tussen [persoon A] en [persoon B], die optreedt als bewindvoerder van [persoon C]. De procedure betreft de huur van een woonruimte, waarbij [persoon A] de eigenaar is en [persoon C] de huurder. De huurovereenkomst is in 2018 gesloten, maar er zijn geschillen ontstaan over gebreken in de woning, waaronder lekkage en een verstoorde stroomvoorziening. [persoon A] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van huurachterstand, terwijl [persoon B] in reconventie vordert dat [persoon A] de gebreken herstelt en toegang tot de meterkast verleent. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad gebreken zijn aan het gehuurde, die de verhuurder moet herstellen. De rechter oordeelt dat [persoon A] de huurprijs moet verlagen vanwege de gebreken en dat de vorderingen van [persoon A] tot ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van huurachterstand worden afgewezen. Tevens wordt [persoon A] veroordeeld tot herstel van de gebreken binnen een bepaalde termijn, met een dwangsom bij niet-naleving. De proceskosten worden aan [persoon A] opgelegd, aangezien hij grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9737961 CV EXPL 22-7232
datum uitspraak: 26 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
woonplaats: [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[persoon B], h.o.d.n. [handelsnaam B] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [persoon C] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. R.M. van Ommeren.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’ of ‘ [persoon C] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte in conventie (met vermeerdering van eis) en conclusie antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. R.M. van Ommeren.
1.2.
Op 13 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken. Mr. Van Ommeren heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. Van wat er is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[persoon C] heeft met ingang van 1 april 2018 de woonruimte aan de [adres] gehuurd. De huurovereenkomst is gesloten met [persoon D] . Sinds 21 juli 2021 is [persoon A] eigenaar van (onder meer) het gehuurde en de verhuurder van [persoon C] .
2.2.
De huurprijs voor het gehuurde is € 725,- per maand. In artikel 4.2 van de huurovereenkomst staat:
“De huurprijs is als volgt gespecificeerd:
Kale huur:€ 475
Voorschot goederen en diensten*:
Internet:1/2 van het totaal : € 40
Elektriciteit en Gas: 2/3 van het totaal: € 90
Water: ½ van totaal: € 15
Gemeentelijke belasting verhuurder: 2/3 totaal: € 20
Gemeentelijke belasting huurder en regionale belastinggroep huurder 2/3 totaal: € 15
Beheer, afschrijving inventaris en reserve*: € 70
(…)”
De totale betalingsverplichting bedraagt dus € 725,- en valt uiteen in € 475,- huur en € 250,- aan voorschot voor servicekosten.
2.3.
De goederen van [persoon C] zijn onder bewind gesteld bij [persoon B] , h.o.d.n. [handelsnaam B] .
2.4.
A. [persoon E] heeft een document ondertekend met de titel ‘addendum’, gedateerd 9 februari 2021, waarin staat:
“Hi mr [persoon C] ,
The roof of the left room downstairs in your part of [adres] , is still having problems wilt leakage. So, I understand you can not use or rent the room.
As long als the problem is not resolved you will be compensated with a discount of € 200
(…)”
Op 9 februari 2021 was [persoon E] verhuurder van [persoon C] .
2.5.
Op 30 oktober 2021 en 5 november 2021 heeft Leeuw Elektrotechniek B.V. in opdracht van [persoon A] werkzaamheden verricht aan de elektrische installatie van het gehuurde.
2.6.
Op 24 januari 2022 heeft de gemachtigde van [persoon A] een brief gestuurd aan [persoon B] , waarin hem is verzocht om € 5.183,26 te betalen. Dit bedrag bestaat uit een huurachterstand van € 1.457,26, de factuur van Leeuw Elektrotechniek van € 726,- en herstelkosten van de keuken op de eerste verdieping (die volgens [persoon A] door [persoon C] is vernield) van € 3000,-. Dit is een zogenoemde veertiendagenbrief.
2.7.
Op 12 juli 2022 heeft [persoon B] een bedrag van € 600,- aan [persoon A] betaald ter zake van huur.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
[persoon A] eist, na vermeerdering van eis, samengevat:
  • de huurovereenkomst betreffende de [adres] te ontbinden en [persoon B] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon C] , te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [persoon B] te veroordelen aan hem te betalen € 6.732,07 met rente;
  • [persoon B] te veroordelen aan hem te betalen € 725,- per maand met ingang van 1 augustus 2022 tot het moment waarop vonnis wordt gewezen of het gehuurde is ontruimd;
  • [persoon B] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 6.383,26, rente van € 21,32 (berekend tot 4 maart 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 327,49.
3.2.
[persoon A] baseert de eis op het volgende. [persoon C] betaalt ten onrechte een bedrag van € 200,- per maand te weinig. Er is geen afspraak, zoals in het addendum is opgenomen, op grond waarvan [persoon C] dit bedrag niet hoeft te betalen. [persoon C] heeft zonder toestemming van [persoon A] wijzigingen aangebracht aan de meterkast. De kosten van herstel komen daarom voor zijn rekening. De keuken op de tweede verdieping van het pand is vernield. Omdat [persoon C] als enige toegang tot die woonruimte had, moet hij de vernieling hebben gepleegd. Hij moet daarom de herstelkosten betalen.
Er is reden om de huurovereenkomst te ontbinden. De huurachterstand was vlak voor de mondelinge behandeling opgelopen tot drie maanden en er is ook sprake van een langdurige tekortkoming. Bovendien heeft [persoon C] geen hoofdverblijf meer in het gehuurde.
3.3.
[persoon B] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Met de voorganger van [persoon A] is afgesproken dat een huurkorting van € 200,- wordt verleend zo lang de lekkage niet is verholpen. Er is nog steeds – of weer – sprake van lekkage. [persoon C] heeft geen wijzigingen aangebracht aan de meterkast en heeft de keuken op de tweede verdieping van het pand niet vernield.
in reconventie
3.4.
[persoon B] eist, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon C] , samengevat:
  • [persoon A] te veroordelen om [persoon C] (structureel) toegang te verlenen tot de meterkast;
  • [persoon A] te veroordelen om de stroomtoevoer te herstellen;
  • [persoon A] te veroordelen om de plafondlekkage en -schade te herstellen;
  • aan deze drie veroordelingen een dwangsom te verbinden;
  • een huurprijsvermindering van € 350,- per maand met ingang van 10 oktober 2021;
  • een schadecompensatie van € 350,- per maand met ingang van 10 oktober 2021;
  • [persoon A] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
[persoon B] baseert de eis op het volgende. Als huurder moet [persoon C] toegang hebben tot de meterkast. De meterkast hoort ook bij het gehuurde. Er is sprake van gebreken aan het gehuurde. [persoon A] heeft de stroomtoevoer afgesloten, waardoor [persoon C] helemaal geen gebruik kan maken van het gehuurde. Daarom is een huurprijsvermindering op zijn plaats. Ook de lekkage en de gevolgschade zijn nog niet hersteld. Het heeft geen zin om de lekkage te herstellen als de stroomtoevoer niet wordt hersteld, omdat [persoon C] dan nog steeds geen gebruik kan maken van het gehuurde.
3.6.
[persoon A] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De meterkast hoort niet bij het gehuurde. Als [persoon C] toegang tot de meterkast moet krijgen, heeft hij ook toegang tot de bovengelegen woning en dat is niet de bedoeling. [persoon A] heeft de stroomtoevoer niet afgesloten, [persoon C] heeft gewoon stroom. [persoon A] wil het plafond wel herstellen, maar [persoon C] weigert zijn medewerking te verlenen aan de herstelwerkzaamheden. Er is daarom geen reden om de huurprijs te verlagen.

4..De beoordeling

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen en grotendeels zijn gebaseerd op dezelfde feiten, zal de kantonrechter deze vorderingen gezamenlijk beoordelen.
Ontbinding huurovereenkomst en betaling achterstand
4.2.
[persoon A] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en wil dat [persoon B] de gestelde huurachterstand betaalt. Om op deze vorderingen te kunnen beslissen, zal de kantonrechter eerst moeten beoordelen of inderdaad sprake is van een huurachterstand. [persoon B] beroept zich op het bestaan van gebreken aan het gehuurde. In verband met die gebreken zou een huurkorting zijn verleend (in het addendum) en/of zou een huurprijsvermindering moeten worden toegekend en daarom hoefde minder betaald te worden. Als [persoon B] zich terecht beroept op de huurkorting en/of -vermindering, heeft dat dan ook gevolgen voor de toewijsbaarheid van deze vorderingen van [persoon A] .
Is sprake van gebreken?
4.3.
[persoon B] beroept zich erop dat sprake is van twee gebreken aan het gehuurde:
a. Er is (nog steeds) sprake van lekkage. [persoon B] heeft één foto overgelegd (productie 5 bij de conclusie van antwoord) waarop een lekkageplek te zien is;
b. De stroomvoorziening doet het niet. [persoon B] heeft een filmpje overgelegd waarop te zien is dat [persoon C] de schakelaars in het gehuurde probeert en dat de thermostaat uit staat. Op een ander filmpje is te zien dat [persoon A] de schakelaar omzet en dat deze er meteen weer ‘uit klapt’.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat voldoende is gebleken dat sprake is van een (voortdurende) lekkage in het gehuurde. Hij komt tot dit oordeel door het reconstrueren van de tijdlijn zoals die door [persoon B] is geschetst (en niet door [persoon A] is weersproken):
  • Uit het addendum blijkt dat er in februari 2021 sprake was van lekkage. [persoon E] was op dat moment eigenaar van de woning en verhuurder van [persoon C] . Hij heeft in verband met de lekkage een huurkorting verleend van € 200,- en dat is vastgelegd in het addendum;
  • De heer [persoon D] (die voorafgaand aan [persoon E] eigenaar was van het gehuurde) heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat [persoon E] de lekkage niet heeft hersteld. Lekkages hebben de eigenschap niet uit zichzelf te verdwijnen. Dit betekent dat de lekkage nog aanwezig moet zijn geweest toen [persoon E] het gehuurde aan [persoon A] verkocht;
  • Dat [persoon A] verklaart dat hij in juli 2021 heeft geconstateerd dat het toen niet lekte, maakt dit niet anders. [persoon C] heeft toegelicht dat er lekkage is als het regent en dat als het droog is, het plafond nat is (en het dus niet druppelt). Dat in een droge maand geen feitelijke lekkage is geconstateerd, betekent dan ook niet dat het gebrek verholpen was;
  • Partijen zijn het ook over eens dat [persoon A] geen werkzaamheden heeft laten verrichten om de oorzaak van de lekkage weg te nemen.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat ook voldoende is gebleken dat sprake is van een verstoring van de stroomvoorziening in het gehuurde. Uit de door [persoon B] in het geding gebrachte filmpjes blijkt dat er geen stroom is in het gehuurde. Uit een van de filmpjes blijkt dat ook [persoon A] zelf constateert dat de schakelaar van de witte groepen (het gehuurde) steeds weer ‘eruit klapt’. [persoon A] meent echter dat de oorzaak van de problemen bij [persoon C] ligt. [persoon A] onderbouwt die stelling echter verder niet; het blijft bij deze blote stelling. Nu [persoon B] heeft betwist dat [persoon C] zelf de problemen heeft veroorzaakt, ligt het op de weg van [persoon A] om zijn stelling nader te onderbouwen. Dat heeft hij echter niet gedaan. Uit de werkbonnen van Leeuw Elektrotechniek B.V. volgt niet dat [persoon C] de problemen heeft veroorzaakt; hieruit blijkt slechts wat er feitelijk aan de hand was, niet aan wie dat te wijten is. Omdat een nadere onderbouwing van [persoon A] ontbreekt, staat niet vast dat sprake is van een gebrek dat aan [persoon C] toerekenbaar is. Een en ander geldt te meer nu [persoon C] – onweersproken – al geruime tijd geen toegang heeft tot de meterkast.
Lekkage, huurkorting addendum
4.6.
Het uitgangspunt is dus dat er sprake is van een lekkage in het gehuurde. Een lekkage is een gebrek dat de verhuurder moet herstellen en waarvan de aanwezigheid van invloed is op het woongenot. Daarom rechtvaardigt de aanwezigheid van een lekkage in beginsel een vermindering van de huurprijs. [persoon C] heeft met [persoon E] een afspraak gemaakt over de hoogte van de huurprijsvermindering, namelijk € 200,- per maand. [persoon A] is aan die afspraak gebonden. Artikel 7:226 BW bepaalt immers dat alle rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst overgaan op de verkrijger van het gehuurde. De afspraak over de huurprijsvermindering is een beding dat onmiddellijk verband houdt met de door de huurder verschuldigde tegenprestatie zoals bedoeld in lid 3 van artikel 7:226 BW.
4.7.
De aanspraak van de huurder op huurprijsvermindering eindigt (naast het moment waarop het is verholpen) op het moment dat de verhuurder tot herstel van het gebrek wil overgaan, maar de huurder hem daar geen gelegenheid voor geeft. [persoon A] beroept zich erop dat [persoon C] hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om de lekkage te verhelpen. De kantonrechter oordeelt dat wat er ook zij van de communicatie tussen partijen over werkzaamheden aan het gehuurde, uit de door [persoon A] overgelegde berichten niet blijkt dat [persoon A] heeft willen overgaan tot het herstellen van de oorzaak van de lekkage. [persoon A] heeft het enkel over het herstel van het plafond, maar dat betreft gevolgschade van de lekkage. Dat is ook logisch, want [persoon A] stelt zich op het standpunt dat er geen lekkage meer is. Het aanbod van [persoon A] kan dan ook geen betrekking hebben (gehad) op het herstel van de oorzaak. Van een weigering van [persoon C] op grond waarvan de aanspraak op huurprijsvermindering is komen te eindigen, is daarom geen sprake.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat [persoon B] terecht een bedrag van € 200,- per maand in mindering heeft gebracht op de verschuldigde huurprijs, sinds 21 juli 2021, het moment waarop [persoon A] de eigendom van het gehuurde heeft gekregen. De vorderingen van [persoon A] tot betaling van de gestelde huurachterstand en tot betaling van een bedrag van € 725,- met ingang van 1 augustus 2022 zullen daarom worden afgewezen. Nu er geen sprake is van een huurachterstand, kan deze ook geen grondslag zijn voor ontbinding van de huurovereenkomst.
Stroomvoorziening, huurprijsvermindering en schadevergoeding
4.9.
Zoals onder 4.5 is overwogen, levert ook de verstoring in de stroomvoorziening een gebrek aan het gehuurde op. Nu dit gebrek niet aan [persoon C] toerekenbaar is, is het aan [persoon A] als verhuurder om dit te herstellen. Het ontbreken van elektriciteit is een gebrek dat van grote invloed is op het woongenot. Dit gebrek rechtvaardigt dan ook in beginsel een (forse) vermindering van de huurprijs. De lagere huurprijs gaat in vanaf het moment waarop [persoon C] (of [persoon B] ) [persoon A] heeft gevraagd om tot herstel over te gaan of het moment waarop het gebrek [persoon A] voldoende bekend was om tot maatregelen over te gaan. De huurverlaging eindigt op het moment dat het gebrek is verholpen of, zoals hiervoor overwogen, als de huurder weigert om de verhuurder tot herstel te laten overgaan. Zoals overwogen onder 4.7 is van dit laatste geen sprake.
4.10.
Vast staat dat [persoon C] [persoon A] bij brief van 11 oktober 2021 heeft gevraagd om de stroomvoorziening te herstellen. De kantonrechter gaat ervan uit dat deze brief [persoon A] op 12 oktober 2021 heeft bereikt. De huurprijsverlaging kan daarom vanaf deze datum worden toegekend. Hoewel [persoon B] stelt dat [persoon A] de stroomvoorziening zelf, moedwillig, verstoort, is daarvan niet gebleken, zodat er geen aanleiding is om de huurprijsvermindering vanaf de datum van de verstoring, 10 oktober 2021, toe te kennen.
4.11.
[persoon B] vordert een huurprijsvermindering van € 350,- per maand. Dit is een vermindering van 73,68% van de kale huurprijs. Die bedraagt immers € 475,- per maand. De kantonrechter vindt dit een te hoog percentage. Hoewel de stroomvoorziening een essentiële voorziening is in een woning, is de woning niet geheel onbruikbaar. De kantonrechter vindt een huurprijsvermindering van 50% op zijn plaats en zal daarom een vermindering van € 237,50 per maand toekennen.
4.12.
[persoon B] vordert naast de huurprijsvermindering een schadevergoeding van € 350,- per maand. [persoon B] heeft echter niet gesteld dat sprake is van schade. [persoon B] heeft daarom niet voldaan aan zijn stelplicht ten aanzien van deze vordering. De gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen.
Ontbinding wegens niet hebben hoofdverblijf
4.13.
[persoon A] baseert zijn vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ook op de stelling dat [persoon C] ten onrechte geen hoofdverblijf meer heeft in het gehuurde. [persoon B] erkent dat [persoon C] niet meer zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, maar verklaart dat dit is omdat de stroomvoorziening niet meer werkt en het gehuurde daarom onbewoonbaar is.
4.14.
Hoewel de kantonrechter de kwalificatie ‘onbewoonbaar’ niet deelt, is hij wel van oordeel dat in de gegeven omstandigheden [persoon C] niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. Het is goed voorstelbaar dat [persoon C] uitwijkt naar alternatieve woonruimte waar hij wel over stroom en daarmee een werkende koelkast, thermostaat en dergelijke kan beschikken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat hier geen sprake is van een tekortkoming en zelfs al zou er wel sprake zijn van een tekortkoming, deze in de gegeven omstandigheden de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde niet rechtvaardigt. Ook deze grondslag kan daarom niet tot toewijzing van de ontbindings- en ontruimingsvordering van [persoon A] leiden.
Kosten herstel elektra
4.15.
[persoon A] vordert vergoeding van [persoon B] in verband met herstelwerkzaamheden aan de elektravoorziening in het gehuurde. Deze kosten zouden voor rekening van [persoon B] komen, omdat de oorzaak van de elektrastoringen aan [persoon C] toe te rekenen zou zijn. Omdat het [persoon A] is die zich beroept op deze toerekenbaarheid, is het aan [persoon A] om genoeg feiten te stellen en zo nodig te bewijzen dat dit inderdaad het geval is.
4.16.
[persoon A] heeft volstaan met de blote stelling dat [persoon C] zonder toestemming wijzigingen aan de elektriciteitsvoorziening heeft aangebracht. [persoon B] heeft dit uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist door toe te lichten dat hij alleen de schakelaars in de meterkast heeft omgezet (wat een voor een huurder gebruikelijke handeling is). [persoon A] heeft niet genoeg tegenover deze betwisting gesteld, wat betekent dat niet is komen vast te staan dat sprake is van storingen die aan [persoon C] moeten worden toegerekend. Omdat [persoon A] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De vordering betreffende de herstelkosten zal worden afgewezen.
Kosten herstel keuken
4.17.
Ook als het gaat om de gestelde schade aan de keuken op de tweede verdieping heeft [persoon A] volstaan met een blote stelling dat het [persoon C] moet zijn geweest die deze schade heeft toegebracht. [persoon B] heeft uitdrukkelijk betwist dat [persoon C] de keuken heeft vernield. Op [persoon A] rust de stelplicht en – bij betwisting – de bewijslast van zijn stelling dat de schade door [persoon C] is veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt dat [persoon A] ook hier niet voldoende heeft gesteld om zijn vordering te onderbouwen. Omdat hij niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, is geen plaats voor bewijslevering. Ook deze vordering zal worden afgewezen.
Toegang meterkast, herstel stroomtoevoer en herstel lekkage
4.18.
De kantonrechter oordeelt dat een huurder van woonruimte mag verwachten dat hij te allen tijde toegang heeft tot de meterkast. Immers, als om welke reden dan ook (zoals tijdelijke piekspanning) een stop ‘eruit springt’, moet de huurder dit zelf meteen kunnen herstellen en moet hij niet afhankelijk zijn van de verhuurder om dit te doen. Het is aan de verhuurder om eventuele praktische bezwaren, zoals in dit geval de omstandigheid dat [persoon C] dan toegang heeft tot een andere woning, weg te nemen.
4.19.
Het voorgaande betekent dat het ontbreken van toegang tot de meterkast een gebrek aan het gehuurde oplevert. Dit gebrek moet [persoon A] herstellen door die toegang te verlenen. De vordering tot het structureel opheffen van de sluiting van de toegangsdeur naar de meterkast en het verlenen van toegang tot die meterkast is daarom toewijsbaar. Het is dan aan [persoon A] om desgewenst boven aan de trap een deur te maken die toegang geeft tot de boven gelegen verdieping. De kantonrechter gaat er ook vanuit dat [persoon C] alleen ingeval van noodzaak daartoe de toegangsdeur naar de meterkast zal gebruiken en zich niet naar de boven gelegen verdieping zal begeven. De door [persoon B] gevorderde dwangsom wordt toegewezen, met dien verstande dat deze wordt bepaald op € 100,- per dag met een maximum van € 5.000,-.
4.20.
De kantonrechter heeft onder 4.3 tot en met 4.5 overwogen dat sprake is van gebreken aan het gehuurde door de verstoorde stroomtoevoer en de lekkage. Hij heeft ook onder 4.6 en 4.9 overwogen dat [persoon A] deze gebreken moet herstellen. Niet is gebleken van een (absolute) weigering van [persoon C] om de herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren. De vorderingen van [persoon B] tot herstel van deze twee gebreken zullen dan ook worden toegewezen. [persoon A] krijgt daarvoor een maand de tijd. De door [persoon B] gevorderde dwangsom wordt toegewezen, met dien verstande dat deze wordt bepaald op € 100,- per gebrek per dag met een maximum van € 5.000,- per gebrek.
proceskosten
4.21.
[persoon A] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [persoon B] tot vandaag vast op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 311,- tarief).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.22.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [persoon A] tot het structureel opheffen van de sluiting van de toegangsdeur naar de meterkast en het verlenen van toegang aan [persoon C] tot de meterkast behorende bij het gehuurde, binnen één week na de datum van dit vonnis, op straffe van een aan [persoon B] te verbeuren dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-;
5.2.
veroordeelt [persoon A] tot herstel van de stroomtoevoer binnen één week na de datum van dit vonnis, op straffe van een aan [persoon B] te verbeuren dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
5.3.
veroordeelt [persoon A] tot herstel van de plafondlekkage en plafondschade binnen één maand na de datum van dit vonnis, op straffe van een aan [persoon B] te verbeuren dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 5.000,-;
5.4.
vermindert de huurprijs van het gehuurde met ingang van 12 oktober 2021 met een bedrag van € 237,50 per maand, tot het moment waarop de stroomtoevoer (volledig) is hersteld;
5.5.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, aan de kant van [persoon B] tot vandaag vastgesteld op € 622,-;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909