ECLI:NL:RBROT:2022:7244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 21/1322
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan slachterij wegens onvoldoende ruimte voor kalveren

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2022, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 2.500,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens een overtreding van de Wet dieren. De rechtbank beoordeelt of de opgelegde boete terecht is en of eiseres de overtreding heeft begaan. De zaak betreft de huisvesting van 126 rosé kalveren in een stal, waar zij onvoldoende ruimte hadden om op te staan, te gaan liggen en rond te draaien. De toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateerde tijdens een inspectie op 11 augustus 2019 dat de kalveren op een oppervlakte van 150 vierkante meter waren gehuisvest, wat resulteerde in een ruimte van slechts 1,2 vierkante meter per kalf. Dit is in strijd met de voorschriften van de Verordening (EG) nr. 1099/2009, die specifieke regels bevat voor het onderbrengen van dieren in slachthuizen.

Eiseres betwist de vaststelling van de oppervlakte van de stallen en stelt dat de kalveren ook toegang hadden tot andere stallen. De rechtbank oordeelt echter dat de toezichthouder terecht heeft vastgesteld dat de kalveren niet over voldoende ruimte beschikten. De rechtbank concludeert dat de boete van € 2.500,- niet onevenredig is, gezien de ernst van de overtreding en het welzijn van de dieren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Kool).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 2.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 12 juni 2020 heeft verweerder de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 26 januari 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 11 augustus 2019 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: zondag 11 augustus 2019 omstreeks 17.30 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij op stal bij [eiseres] .
Ik zag dat er op stal 126 rosé kalveren over moesten blijven liggen tot de volgende dag. Ten gevolge van een veel te grote aanvoer konden deze kalveren niet geslacht worden. Deze 126 kalveren waren op 11-08-2019 geleverd en onder mijn toezicht gelost en op stal gezet. Verder zijn er op deze dag geen kalveren aangevoerd, alleen schapen en volwassen runderen.
Bij het opmeten van de stallen heb ik vastgesteld dat deze 126 kalveren waren gehuisvest op een oppervlakte van 150 vierkante meter, hetgeen overeenkomt met een oppervlakte van 1,2 vierkante meter per kalf. Uit de slachtbonnen blijkt dat de kalveren in de gewichtsklassen zaten van 150 tot 220 kilogram of meer dan 220 kilogram. Kalveren van 150 tot 220 kilogram dienen de beschikking te hebben over minimaal 1,7 vierkante meter vloeroppervlakte en kalveren van meer dan 220 kilogram dienen de beschikking te hebben over minimaal 1,8 vierkante meter vloeroppervlakte, gelet op artikel 2.32, derde lid, van het Besluit houders van dieren.
Op de slachtbonnen staat het geslacht gewicht van de kalveren vermeld. Echter het levend gewicht van de kalveren zal dus hoger geweest zijn dan vermeld op de slachtbonnen. Ik zag dat de kalveren veel te dicht op elkaar stonden en te weinig plaats hadden om te gaan liggen, op te staan en om rond te draaien.
Uit bovenstaande bevindingen blijkt dat de kalveren niet over voldoende ruimte beschikten om op te kunnen staan, te gaan liggen en rond te draaien.
Ik stelde vast dat er gehandeld werd in strijd met artikel 15, eerste lid, in samenhang met bijlage III, onder punt 2.1, van Verordening (EG) nr. 1099/2009.
[…]
Ik bracht [naam] , als directeur/eigenaar van [eiseres] , op de hoogte van mijn bevindingen en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De ondergebrachte kalveren beschikten niet over voldoende ruimte om op te kunnen staan, te gaan liggen en rond te draaien. Er is bij het onderbrengen niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.32, derde lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 5.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid, artikel 15, eerste lid, en Bijlage III, punt 2.1, van de Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Verordening 1099/2009).
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 2.500,-, het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder eiseres daarvoor terecht de boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijkste voorschriften uit Verordening 1099/2009 en het Besluit houders van dieren zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Eiseres betoogt dat de overtreding niet vaststaat. De vaststelling van de oppervlakte van de stallen is niet juist. Na hermeting in bezwaar blijkt de toezichthouder al een aanzienlijk grotere oppervlakte te meten, maar uit metingen van eiseres zelf blijkt dat het om nog veel grotere oppervlaktes gaat (220,4 - 243,2 m²). Eiseres heeft ook een schets van de stallen met lengte- en breedtematen overgelegd. Daarnaast heeft eiseres al in bezwaar aangevoerd dat de kalveren ook naar de twee andere stallen konden lopen en verweerder heeft dat onvoldoende weerlegd. De dieren kunnen op het moment van de constatering samen hebben gestaan in één stal om voer en water te nuttigen, dat is niet ongebruikelijk, maar dat betekent nog niet dat sprake was van ruimtegebrek, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank stelt allereerst vast welke voorschriften hier van toepassing zijn. Zoals onder 3. is opgenomen verwijt verweerder eiseres dat de door haar op het slachthuis ondergebrachte kalveren niet beschikten over voldoende ruimte om op te kunnen staan, te gaan liggen en rond te draaien. Verweerder heeft in het boetebesluit als overtreden voorschriften onder meer artikel 2.32, derde lid, van het Besluit houders van dieren (het Besluit) en punt 2.1 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 benoemd. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het gaat om overtreding van de norm van punt 2.1 en dat artikel 2.32 van het Besluit is gebruikt als nadere invulling van die norm.
6.2.
Artikel 2.32 valt onder paragraaf 5.2 van het Besluit dat als titel heeft: “Welzijnsvoorschriften voor productie gehouden kalveren”. Deze paragraaf bevat allerlei voorschriften voor houders van kalveren. In deze zaak gaat het echter niet om een veehouder maar om een slachthuis waar de kalveren in afwachting van slachting worden ondergebracht. Anders dan het Besluit bevat Verordening 1099/2009 daarvoor wel specifieke voorschriften. Paragraaf 2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 (waar punt 2.1 onder valt) heeft namelijk als titel “Aanvullende voorschriften voor ondergebrachte zoogdieren (met uitzondering van konijnen en hazen)” en uit de definitie van onderbrengen in artikel 2 van de verordening volgt dat dit specifiek ziet op het houden van dieren op een slachthuis. Daarnaast is van belang dat artikel 2.32 van het Besluit gaat over kalveren zoals gedefinieerd in artikel 2.29 van het Besluit. De dieren in deze zaak vallen echter niet onder die definitie omdat ze (blijkens de slachtbonnen bij het rapport van bevindingen) allemaal ouder waren dan acht maanden.
6.3.
Uit de structuur van het Besluit, de reikwijdte van artikel 2.32 van het Besluit en uit het feit dat Verordening 1099/2009 eigen specifieke regels bevat voor het onderbrengen van dieren op een slachthuis, concludeert de rechtbank dat artikel 2.32, derde lid, van het Besluit niet van toepassing is in deze zaak. Verweerder heeft dit voorschrift wel benoemd in het boetebesluit en het bestreden besluit, maar dat is geen reden om de besluiten te vernietigen. In de besluiten zijn namelijk daarnaast de wél van toepassing zijnde voorschriften van Verordening 1099/2009 genoemd. Bovendien ziet de tekst van het beboetbaar feit ook slechts op de voorschriften van Verordening 1099/2009 en bevat geen enkele verwijzing naar artikel 2.32 van het Besluit. Wat eiseres precies wordt verweten blijft dus ook bij het wegvallen van artikel 2.32 van het Besluit staan, namelijk dat de door eiseres op haar slachthuis ondergebrachte dieren niet over voldoende ruimte beschikten om op te kunnen staan, te gaan liggen en rond te draaien. Dat was eiseres ook duidelijk.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres dit feit heeft begaan en daarmee artikel 2.1 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 heeft overtreden. In het rapport van bevindingen is door de toezichthouder duidelijk beschreven dat de dieren veel te dicht op elkaar stonden en onvoldoende ruimte hadden om te gaan liggen, op te staan en rond te draaien. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid van die waarneming te twijfelen. Over de oppervlakte van de (hokken in de) stal geeft de rechtbank geen oordeel want dat is met het niet van toepassing zijn van artikel 2.32 van het Besluit niet meer relevant. Wel heeft eiseres nog aangevoerd dat de dieren ook naar andere hokken in de stal konden, maar daarvan heeft verweerder in het boetebesluit gesteld dat dit onaannemelijk is omdat de andere twee hokken bestemd waren voor schapen en veel lagere hekjes hadden waar de kalveren eenvoudig overheen zouden kunnen springen. Eiseres heeft vervolgens in bezwaar of beroep geen nadere onderbouwing gegeven van haar standpunt dat de dieren ook in de andere twee hokken terecht konden. Wel erkent zij dat die hokken lagere hekjes hadden. Daarnaast blijkt uit het rapport van bevindingen dat de eigenaar van eiseres door de toezichthouder op de hoogte is gebracht van zijn bevindingen; voor de hand had gelegen dat toen zou zijn gemeld dat de dieren ook toegang hadden tot andere hokken dan door de toezichthouder vastgesteld, maar dat is kennelijk niet gebeurd.
7. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder terecht de overtreding heeft vastgesteld en bevoegd was eiseres daarvoor een boete op te leggen. De wetgever heeft al een afweging gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Bij een overtreding als hier aan de orde wordt op grond van de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken wet dieren en artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren standaard een boete van € 2.500,- opgelegd. De rechtbank vindt dat bedrag in dit geval niet onevenredig of onredelijk. Het met Verordening 1099/2009 gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. In dit geval moesten 126 dieren in een stal bij eiseres verblijven tot de volgende dag terwijl zij onvoldoende ruimte hadden om te gaan liggen, op te staan of rond te draaien. Daardoor zijn deze dieren ernstig in hun welzijn aangetast. Eiseres heeft verder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder het boetebedrag had moeten matigen. Ook de rechtbank is daarvan niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijkste voorschriften

Artikel 2, aanhef en onder e, van Verordening 1099/2009
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
e) „onderbrengen”: het houden van dieren in stallen, hokken, overdekte plaatsen of weiden die verbonden zijn aan of deel uitmaken van slachthuisactiviteiten
Artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009
1. Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard
Artikel 15, eerste lid, van Verordening 1099/2009
1. De bedrijfsexploitanten waarborgen dat de in bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen
Punt 2.1, Bijlage III, van Verordening 1099/2009
2.1.
Elk dier dient over voldoende ruimte te beschikken om op te kunnen staan, te gaan liggen en, met uitzondering van afzonderlijk gehouden vee, rond te draaien.
Artikel 2.29 van Besluit houders van dieren
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
(…)
kalf: rund behorend tot de soort Bos primigenius taurus, van ten hoogste zes maanden;
vleeskalf: kalf dat kennelijk wordt opgefokt tot een rund bestemd om met het oog op de
vleesproductie te worden geslacht op een leeftijd van ten hoogste acht maanden;
vleesstierkalf: kalf van het mannelijk geslacht dat wordt opgefokt tot een rund bestemd om met het oog op de vleesproductie te worden geslacht op een leeftijd van ten minste acht maanden.
Artikel 2.32, derde lid, van het Besluit houders van dieren
3. Indien een kalf anders dan in eenlingboxen wordt gehouden, heeft een kalf met een levend gewicht van:
a. minder dan 150 kg, de beschikking over ten minste 1,5 m2 vloeroppervlakte;
b. 150 kg tot 220 kg, de beschikking over ten minste 1,7 m2 vloeroppervlakte;
c. 220 kg of meer, de beschikking over ten minste 1,8 m2 vloeroppervlakte.