ECLI:NL:RBROT:2022:7179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/639780 / KG ZA 22-493
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan verkoop van een woning in het kader van echtscheiding afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man vorderde dat de vrouw zou meewerken aan de verkoop van de echtelijke woning, die onder de voorwaarden van een koopgarantregeling aan de gemeente Westvoorne moest worden terugverkocht. De vrouw weigerde echter om bepaalde goederen in de woning te laten taxeren, wat de verkoop blokkeerde. De rechtbank oordeelde dat het geschil over de zogenoemde kruisjeslijst, die bepaalt welke voorzieningen in de woning achterblijven, de terugkoopprocedure belemmert. De vorderingen van de man werden afgewezen omdat de rechtbank van oordeel was dat de vrouw niet onterecht handelde door haar medewerking aan de verkoop te weigeren. De rechtbank benadrukte dat zolang het geschil over de kruisjeslijst niet is opgelost, er geen taxatie en dus ook geen verkoop kan plaatsvinden. De man had onvoldoende bewijs geleverd dat de vrouw de gevorderde goederen niet had afgegeven, waardoor ook deze vordering werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639780 / KG ZA 22-493
Vonnis in kort geding van 19 juli 2022
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. N. Slingerland te Capelle aan den IJssel,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden,
advocaat mr. S. Verweel-Nauman te Oostvoorne.
Partijen worden hierna de man, de vrouw en de zoon genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juni 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 1 juli 2022, met producties;
  • het e-mailbericht van mr. Slingerland van 4 juli 2022, met aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 5 juli 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van
1 november 2021 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen hen uitgesproken.
2.2.
Tot de ontbonden huwelijkse gemeenschap van partijen behoort onder meer de echtelijke woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning) en het daarbij horende perceel [perceel].
2.3.
De woning betreft een zogenaamde koopgarantwoning. Het is partijen niet toegestaan de woning aan (een) derde(n) te koop aan te bieden, maar uitsluitend aan de partij waarvan zij de woning in 2016 hebben gekocht, in dit geval de gemeente Westvoorne. In de akte vaststelling erfpacht- en koopgarantiebepalingen (herziene versie Woningcorporaties 1 juli 2011) staat hierover, voor zover van belang, het volgende:
“De Erfpacht- en Koopgarantiebepalingen voorzien in een terugkoopregeling. Op grond van de terugkoopregeling is de particuliere koper verplicht om de erfpacht bij een voorgenomen vervreemding aan de woningcorporatie te koop aan te bieden en is de woningcorporatie verplicht om de erfpacht terug te kopen. In het kader van deze terugkoopregeling wordt de waarde van de woning of het appartement inclusief (onder)grond getaxeerd door (een) onafhankelijke taxateur(s). De terugkoopprijs zal gelijk zijn aan de oorspronkelijk door de particuliere koper betaalde koopprijs vermeerderd respectievelijk verminderd met het aandeel van de particuliere koper in de positieve respectievelijk negatieve waardeontwikkeling van de woning of het appartement. Verder geldt dat de particuliere koper eenhonderd procent (100%) belang behoudt bij een eventuele positieve waarde van de door de particuliere koper zelf aangebrachte voorzieningen met betrekking tot de woning of het appartement.”
2.4.
Op de woning rust een hypotheekschuld bij Allianz Nederlands, althans [naam 1]. De (restant)hypotheekschuld bedraag per 11 mei 2022 € 105.897,92.
2.5.
De man heeft de woning op 15 juli 2020 verlaten. De vrouw is, met haar meerderjarige zoon uit een eerdere relatie (gedaagde sub 2) in de woning blijven wonen.
2.6.
In de echtscheidingsbeschikking van 1 november 2021 is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“2.7.5. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw belang heeft bij haar verzoek, omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt niet op korte termijn over andere woonruimte te kunnen beschikken en zij voor haar werkzaamheden is aangewezen op de praktijkruimte die achter de woning is gelegen. De vrees van de man dat de vrouw schade toebrengt aan de woning indien zij haar aandeel in de woning aan hem moet verkopen, is onvoldoende onderbouwd zodat de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat.(…)
Echtelijke woning, het perceel en de twee hypotheken
2.8.9.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de woning wordt terug verkocht aan de gemeente alsmede te bepalen dat zij na terug verkoop van de woning huurster zal zijn van de woning. De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw zo, dat ook het perceel [perceel] aan de [adres] aan de gemeente wordt verkocht. (…)
2.8.13.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat partijen zijn overeengekomen dat de woning aan de gemeente zou worden verkocht. Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat partijen zowel voor als na het huwelijk – in het geval van beëindiging van de relatie – de intentie hadden de woning aan de gemeente te verkopen. (…)
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verkoop aan de gemeente waarna de vrouw de woning kan gaan huren het meeste recht doet aan de situatie. De vrouw kan dan blijven wonen in de woning waarin zij al drieëntwintig jaar verblijft en waar zij haar pedicuresalon heeft. Niet in geschil is dat de man een hoger inkomen heeft dan de vrouw, zodat het voor hem makkelijker moet zijn om alternatieve woonruimte te vinden.
2.8.14.
Voor zover de vrouw het verzoek te bepalen dat zij na verkoop van de woning aan de gemeente huurster zal zijn van de woning handhaaft, geldt dat de rechtbank, onder verwijzing naar artikel 827 lid 1, aanhef onder f, Rv van oordeel is dat dit verzoek onvoldoende samenhang vertoont met de echtscheiding en niet thuishoort bij deze afdeling van de rechtbank. De vrouw zal in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.8.15.
De rechtbank zal ten aanzien van de echtelijke woning de volgende wijze van verdeling gelasten:
  • bepaald wordt dat de woning en het perceel grond worden verkocht aan de gemeente;
  • partijen zullen binnen één week na deze beschikking schriftelijk opdracht geven aan de gemeente dat het terugkoopproces in gang wordt gezet;
  • de man dient de nodige medewerking te verlenen aan het opstellen en ondertekenen van de koopovereenkomst met betrekking tot de woning;
  • beide partijen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan het notarieel transport van de echtelijke woning aan gemeente Westvoorne;
  • iedere partij is gehouden de helft van de kosten van makelaar, notaris en overige kosten van verkoop en levering te dragen;
  • de hypotheken worden bij de eigendomsoverdracht afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
  • de eventuele overwaarde wordt bij helfte tussen partijen verdeeld, dan wel ieder van partijen draagt de helft van een eventuele restschuld (…).
Gemeenschappelijke inboedel
2.8.18.
De man verzoekt verdeling van de gemeenschappelijke inboedel en afgifte van de aan hem toegedeelde goederen, op straffe van een dwangsom. Hij maakt aanspraak op inboedelgoederen die de vrouw onder zich zou hebben. De vrouw stelt, onder overlegging van foto’s dat de man al een groot deel van de gemeenschappelijke inboedel heeft meegenomen. Verder stelt de vrouw dat spullen, waaronder de administratie via de buurman aan de man zijn verstrekt. Zij ontkent de door de man geclaimde goederen onder zich te hebben, op de spullen na die zij opsomt in het door haar overgelegde overzicht.
2.8.19.
Op de in het geding gebrachte foto’s is te zien dat de man met spullen naar een auto loopt. De man heeft deze foto’s onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de man al over een deel van de spullen beschikt.
2.8.20.
Omdat partijen hun stellingen onvoldoende hebben onderbouwd en voor de rechtbank voldoende vast staat dat iedere partij een bepaald gedeelte van de gemeenschappelijke inboedelgoederen op dit moment onder zich heeft, zal de rechtbank aan iedere partij toedelen wat hij dan wel zij aan inboedelgoederen onder zich heeft zonder verdere verrekening. Voor zover de spullen zoals door de vrouw opgesomd in de door haar overgelegde productie 28 nog niet aan de man zijn afgegeven, dient dit alsnog te gebeuren, inclusief de sierhaard.(…)
Afgifte persoonlijke goederen
2.8.23.
De man verzoekt afgifte van de door hem in productie 12 genoemde persoonlijke goederen. De vrouw weerspreekt niet dat deze goederen aan de man toebehoren. Voor zover dit nog niet is gebeurd en deze persoonlijke goederen nog in het bezit zijn van de vrouw, geldt dat de vrouw deze goederen aan de man moet afgeven.(…)

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op 30 april 2019 te Westvoorne;
3.2.
bepaalt dat de vrouw, als zij ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning aan de [adres], die aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking, met inachtneming van hetgeen is weergegeven in rechtsoverweging 2.8.15; (…)
3.2.3.
veroordeelt de vrouw binnen één week na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot afgifte aan de man van de in productie 28 (inclusief sierhaard) genoemde goederen en de in productie 12 genoemde persoonlijke goederen van de man, voor zover dit nog niet is gebeurd; (…)
3.2.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding; (…)”
2.7.
De echtscheiding is op 7 januari 2022 ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers van de burgerlijke stand.
2.8.
Bij e-mailbericht van 6 november 2021 heeft de vrouw het volgende aan [naam 2], Beleidsmedewerker Wonen bij de gemeente Westvoorne (hierna: [naam 2]), bericht:
“Inmiddels is de zitting geweest en de uitspraak is binnen de woning moet terugverkocht worden aan de gemeente dat is de uitspraak. (…)
Ik zou heel graag de woning weer willen huren,
Ik weet niet of de formulieren veranderd zijn of wat wij moeten invullen
Ik had van u in een eerdere mail een huurgarantie gekregen zie de e-mail van 6 aug 2020”
2.9.
Op 8 november 2021 heeft [naam 2] aan de vrouw bericht dat de aanvraag van de man om de terugkoop van de woning te starten is ontvangen, alsmede een door hem ingevulde kruisjeslijst. De vrouw is verzocht om aan te geven of zij met deze lijst akkoord is.
2.10.
Bij e-mailbericht van 14 december 2021 heeft [naam 2] aan de vrouw bericht dat de gemeente Westvoorne heeft besloten te wachten met de terugkoop van de woning tot 1 februari 2022 omdat er tot die datum hoger beroep kan worden ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking van 1 november 2021.
2.11.
Bij e-mailbericht van 13 mei 2022 heeft de vrouw het volgende aan [naam 2] bericht:
“Aangezien [naam eiser] geen toestemming zal geven ben ik genoodzaakt het terug te verkopen. En wil de woning dan graag huren. en ook omdat ik het huis niet alleen kan kopen. zie bijlage hypotheker. aangezien ik toen de goedkeuring heb gekregen om de woning weer te huren zie email 6 augustus 2020.
Hierbij de kruisjeslijst en het keuzeformulier.
Ik ben het niet eens met de kruisjeslijst die meneer heeft getekend.”
2.12.
Bij e-mailbericht van 2 juni 2022 heeft [naam 2] het volgende aan de man en de vrouw bericht:
“Ik heb contact gehad met de taxateur en hij geeft ook aan dat er bij de taxatie bekend moet zijn wat er bij de woning hoort.
Dus bewoners moeten er samen uitkomen wat er wel en niet achterblijft in de woning.
Zolang jullie het niet eens zijn over de voorzieningen, kunnen wij dus geen taxatierapport laten opstellen. Jullie dienen dus eerst samen eruit te komen welke voorzieningen in de woning blijven en daarna kunnen we de terugkoopprocedure starten.”
2.13.
Partijen zijn het niet eens geworden over de zogenoemde kruisjeslijst, waardoor er nog geen taxatie heeft plaatsgevonden en de terugkoopprocedure nog niet is gestart. De vrouw verblijft thans nog in de woning met haar zoon.
2.14.
De man is in hoger beroep gegaan tegen de echtscheidingsbeschikking van
1 november 2021.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat hij wordt gemachtigd tot het verrichten van rechtshandelingen tot verkoop en levering van de woning aan de [adres] en het (daarbij behorende) perceel [perceel], en dat het te wijzen vonnis in de plaats van een onderhandse of notariële akte of een deel daarvan met betrekking tot de onderhavige woning te [plaatsnaam] zal treden;
te bepalen dat de vrouw de man toegang dient te verschaffen tot de gezamenlijke woning in het kader van de door de gemeente Westvoorne te verrichten taxatie daarvan;
de vrouw en gedaagde sub 2 te veroordelen althans te bevelen, de woning aan de [adres] twee weken vóór de levering(sdag)aan de koper daarvan, te weten de gemeente Westvoorne, althans binnen een door U,E.A. Heer/Vrouwe Voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, met medeneming van haar/zijn huisraad te ontruimen, metterwoon te verlaten en deze niet meer te betreden, en de afgifte der sleutels ter vrije beschikking van de man te stellen, met machtiging van de man voor het geval de vrouw en/of gedaagde sub 2 aan het ten deze te wijzen vonnis niet mocht(en) voldoen, de ontruiming van genoemde woning zelf te bewerkstelligen, zulks op kosten van de vrouw en/of gedaagde sub 2 voor zover het haar/hem betreft. Zulks op straffe van verbeurte ten titel van een dwangsom ad € 1.000,= per dag of per geconstateerde overtreding dat de vrouw en/of gedaagde in gebreke blijft aan voormelde veroordeling(en) te voldoen, met een maximum ad € 25,000,= voor zowel de vrouw als gedaagde sub 2.
de vrouw te veroordelen, althans te bevelen, de (inboedel)goederen van de man, zoals door de rechtbank Rotterdam bepaald in haar beschikking d.d. 01 november 2021 onder randnummer 3.2.3, binnen 5 dagen na het te wijzen vonnis deugdelijk aan de man ter beschikking stellen. Zulks op straffe van verbeurte ten titel van een dwangsom ad € 500,= per dag dat de vrouw in gebreke blijft aan voormelde veroordeling te voldoen, met een maximum ad € 25.000,=.
subsidiair te bepalen dat, indien de vrouw weigerachtig is de (inboedel)goederen van de man aan hem af te geven, de deurwaarder namens de man gerechtigd is, zo nodig met behulp van de sterke arm der wet, de gezamenlijke woning waarin de vrouw thans woonachtig is tegen haar wil te betreden, bedoelde (inboedel)goederen onder zich te nemen en aan de man af te geven;
de vrouw en gedaagde sub 2 te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
Als uitgangspunt geldt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dit kan tijdelijk anders zijn indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een van partijen aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die met de verdeling worden gediend of indien partijen de bevoegdheid om verdeling te vorderen voor een bepaalde periode hebben uitgesloten. Vaststaat dat partijen acht maanden na echtscheiding nog in een onverdeeldheid verkeren. Reeds daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen gegeven. Of de vorderingen van de man op materiële gronden ook toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
De vorderingen onder A tot en met C
4.2.
De vordering onder A strekt tot machtiging van de man tot het verrichten van rechtshandelingen tot verkoop en levering van de woning. Op grond van artikel 3:174 BW kan de voorzieningenrechter een deelgenoot op diens verzoek ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen machtigen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed.
Tussen partijen is niet in geschil dat de woning conform de echtscheidingsbeschikking van
1 november 2021 moet worden terug verkocht aan de gemeente Westvoorne.
4.3.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw niet meewerkt aan de verkoop van de woning. De vrouw wenst veel goederen in de woning te laten staan indien de gemeente bereid is om de woning na verkoop aan haar te verhuren en wil daarom niet instemmen met de kruisjeslijst van de man. Doordat de vrouw vast blijft houden aan haar kruisjeslijst, weigert de gemeente Westvoorne de woning te taxeren, waardoor de vrouw de de verkoop van de woning blokkeert. Zij handelt daarmee onrechtmatig jegens de man. De man stelt zich daarom op het standunt dat de woning moet worden terug verkocht aan de gemeente waarbij geen sprake is van verhuur (aan de vrouw) nadien. Dit betekent dat alleen door de man aangekruiste goederen in de woning/voorzieningen worden meegenomen in de taxatie en na verkoop in de woning overblijven. De huurkwestie speelt immers uitsluitend tussen de gemeente en de vrouw. Wegens de huidige hypotheek wordt de man daarnaast volledig belemmerd in het kopen van een ander huis, waardoor hij genoodzaakt is een dure huurwoning te bewonen. Bovendien bestaat het risico dat de vrouw de hypotheekrente niet (tijdig) betaalt en de woning gedwongen moet worden verkocht, met een veel lagere verkoopopbrengst als gevolg, aldus de man.
4.4.
De vrouw betwist dat zij geen medewerking verleent aan het terugkoopproces van de woning. Op 6 november 2021 heeft zij hiervoor al haar goedkeuring gegeven aan de gemeente. De vrouw heeft daarnaast herhaaldelijk gecommuniceerd met de gemeente over de stand van zaken met betrekking tot het verkoopproces. Tussen partijen bestaat discussie over de zogenoemde kruisjeslijst. Het tuinhuis, tuinindeling, de keuken/inbouwapparatuur en de zonnepanelen vormen volgens de vrouw nog onderwerp van discussie in hoger beroep. Daar kan niet op worden vooruitgelopen. Het is dan ook het door de man ingestelde hoger beroep dat de verkoop van de woning blokkeert. Dat de man een dure huurwoning bewoont wordt door de vrouw betwist. De man woont bij zijn nieuwe partner in en zij dragen samen de lasten van de woning. De vrees van de man dat de vrouw de hypotheeklasten niet (tijdig) zou betalen is volgens de vrouw nergens op gestoeld. Vanaf het moment dat zij alleen in de woning woont heeft zij aan al haar verplichtingen voldaan, aldus de vrouw.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de zogenoemde voorzieningenkruisjeslijst; een lijst met daarin voorzieningen die na de verkoop van de woning wel of niet in de woning achterblijven. Of bepaalde goederen in de woning achterblijven heeft invloed op de waarde van de woning. Aan de andere kant kan het invloed hebben op de servicekosten als bepaalde voorzieningen wel of niet worden verwijderd, zoals bijvoorbeeld de zonnepanelen. Zolang partijen het niet eens zijn over de kruisjeslijst kan er in de visie van de gemeente Westvoorne geen taxatierapport worden vastgesteld en kan de woning niet worden terug verkocht. Het enige dat in de weg staat aan effectuering van het kooptraject is dan ook het verschil van mening tussen partijen met betrekking tot de zaken/voorzieningen die achter blijven in de woning. Daar zien de door de man onder A tot en met C gevorderde voorzieningen niet op. Er is geen voorziening gevorderd die er toe kan bijdragen dat het probleem van de kruisjeslijst tussen partijen wordt opgelost en de woning alsnog kan worden terug verkocht aan de gemeente. De vorderingen die de man wel heeft ingesteld lijken tot doel te hebben om de terugkoopprocedure volledig naar zijn de hand te zetten. De door de man onder A gevorderde machtiging is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de geschetste omstandigheden te verstrekkend. De man zou daarmee immers zonder enige invloed van de vrouw de voorwaarden voor de (terug)verkoop (en levering) van de woning kunnen bepalen. Daar komt bij dat een gewichtige reden in de zin van artikel 3:174 BW gesteld noch aannemelijk is geworden.
4.6.
Zolang het geschil over de voorzieningenkruisjeslijst niet is opgelost/beslecht en de gemeente zich - volgens de man onterecht - op het standpunt blijft stellen dat er nog niet kan worden getaxeerd, is taxatie en daarmee verkoop van de woning nog niet aan de orde. De vorderingen onder B en C zijn om die reden prematuur en moeten alleen al daarom worden afgewezen. Daar komt bij dat de vordering onder B, gelet op de door de vrouw gestelde straat- en contactverbod van de man tot en met eind september 2022, praktisch onuitvoerbaar is. Dat de man meent dat van een straat- of contactverbod geen sprake (meer) is, doet daar niet aan af. Evident is dat de verhouding tussen partijen zodanig is dat het niet wenselijk is dat de man de woning waarin de vrouw met haar zoon woont betreedt. Met betrekking tot de vordering onder C heeft te gelden dat deze niet toewijsbaar is nu gelet op de door de vrouw overgelegde stukken voldoende aannemelijk is dat de vrouw de woning na terug verkoop gaat huren van de gemeente Westvoorne en dus in de woning blijft wonen. De gevorderde voorzieningen zijn dan ook in deze vorm en met deze inhoud niet toewijsbaar.
De vorderingen onder D en E
4.7.
De vordering onder D strekt ertoe de vrouw te veroordelen de (inboedel)goederen van de man, zoals bepaald in de echtscheidingsbeschikking van 1 november 2021 aan de man ter beschikking stellen.
4.8.
De man legt aan deze vordering ten grondslag dat de vrouw op grond van de echtscheidingsbeschikking gehouden is om de goederen die zijn gemeld in producties 28 en 12 (productie 9 in onderhavige procedure) binnen één week na de beschikking aan de man af te geven en dat zij dat tot op heden niet heeft gedaan. De vrouw handelt hierdoor onrechtmatig, aldus de man.
4.9.
Ten aanzien van de door de man gevorderde goederen stelt de vrouw dat de man over een groot deel van de goederen al beschikt. De man heeft de goederen uit de woning gehaald en andere goederen zijn afgegeven aan de buurman. Voorts vormen sommige goederen nog onderwerp van geschil in hoger beroep waardoor daar in kort geding geen uitspraak over kan worden gedaan, aldus de vrouw.
4.10.
Overwogen wordt als volgt. Voor wat betreft de vordering onder D is van belang van welke zaken vaststaat dat de vrouw die aan de man dient af te geven en dat diezelfde zaken feitelijk ook in de macht van de vrouw zijn zodat zij ze zou kunnen afgeven. Dat blijkt niet zonder meer uit de vordering of uit de onderbouwing daarvan. Het had op de weg van de man gelegen om zijn vordering nader te concretiseren. Gelet op het door de vrouw gevoerde gemotiveerde en gedocumenteerde verweer, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het kader van het kort geding onvoldoende is komen vast te staan dat de gevorderde zaken zich nog in de macht van de vrouw bevinden en/of dat zij nog niet zijn afgegeven omdat zij dat weigert. De vordering moet om die reden worden afgewezen. Nu de vordering onder D niet toewijsbaar is, deelt de vordering onder E hetzelfde lot, nog daargelaten dat indien de vordering onder D wel zou zijn toegewezen het dwangmiddel van de dwangsom voldoende zou zijn geweest.
De proceskosten
4.11.
In de omstandigheid dat de man en de vrouw met elkaar gehuwd zijn geweest, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
2180/1729