ECLI:NL:RBROT:2022:7175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/632651 / KG ZA 22-81
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over levering van afvalhout en onvoorziene omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Eneco Energy Trade B.V. en Langezaal Afvalverwerking B.V. Eneco vorderde dat Langezaal haar contractuele leveringsverplichtingen zou nakomen, nadat Langezaal had aangegeven dat zij door gestegen markprijzen en schaarste aan B-hout niet meer kon voldoen aan de leveringsverplichtingen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van overmacht of onvoorziene omstandigheden die de nakoming van de overeenkomst onmogelijk maakten. Langezaal had haar leveringsverplichtingen niet nagekomen en had geen gegronde redenen om haar leveringen op te schorten. De rechtbank wees de vorderingen van Eneco toe, waarbij Langezaal werd veroordeeld om de onderlevering van 1.520,84 mt B-hout te herstellen en wekelijks minimaal 175 mt B-hout te leveren. Tevens werd Langezaal veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van contractuele verplichtingen en de noodzaak voor partijen om zich aan de overeengekomen voorwaarden te houden, ook in tijden van fluctuaties in de markt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632651 / KG ZA 22-81
Vonnis in kort geding van 11 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO ENERGY TRADE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. K.J. Krzeminski en T.A. Hartman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANGEZAAL AFVALVERWERKING B.V.,
gevestigd te Haaksbergen,
gedaagde,
advocaat mr. J. Schutrups te Enschede.
Partijen worden hierna Eneco en Langezaal genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 februari 2022, met producties;
  • het e-mailbericht van mr. Schutrups van 21 februari 2022, met productie A;
  • de hybride mondelinge behandeling gehouden op 25 februari 2022, waarbij Langezaal en haar advocaat via een digitale verbinding aanwezig waren;
  • de pleitnota van mrs. Krzeminski en Hartman.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Eneco is binnen de Eneco-groep onder meer verantwoordelijk voor de inkoop van brandstoffen die gebruikt worden door andere entiteiten binnen de Eneco-groep. Eneco koopt brandstoffen in voor de biomassa-energiecentrale in de haven van Delfzijl (hierna: de Energiecentrale).
2.2.
In de Energiecentrale wordt op jaarbasis circa 300.000 megaton (hierna: mt) afvalhout bijgestookt en verwerkt tot biomassa-energie voor het havengebied van Delfzijl.
2.3.
Langezaal houdt zich bezig met het inzamelen en verwerken van diverse afvalstromen, met als doel deze te recyclen.
2.4.
In september 2019 heeft Eneco Langezaal benaderd met de vraag of Langezaal afvalhout van de categorie B (hierna: B-hout) wilde leveren voor de Energiecentrale. B-hout is afvalhout zoals hardboard, spaanplaat, vezelplaat, geperst hout, meubels, geverfd hout, deuren, kozijnen en niet-geïmpregneerd hout.
2.5.
In 2019 gold een negatieve prijs voor B-hout. Een leverancier, zoals Langezaal, betaalde aan een verwerker, zoals Eneco, voor de levering van B-hout. De leverancier ontving op haar beurt zogeheten ontdoeningsbijdragen. Dat zijn bedragen die ontdoeners
– particulieren en bedrijven – moeten betalen om zich te kunnen ontdoen van afvalhout.
2.6.
Partijen zijn in 2019 een leveringsovereenkomst overeengekomen voor de duur van één jaar, voor het kalenderjaar 2020. Op 23 oktober 2020 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de leveringsperiode 2021-2022 (hierna: de overeenkomst). In laatstgenoemde overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
2.7.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Levering Product BEC-Delfzijl 2021 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Artikel 15 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
15. Hardheidsclausule
Te allen tijde geldt dat indien voor een Partij, waaronder voor Koper tevens gerekend BEC-Delfzijl, de omstandigheden, voor zover deze op het moment van ondertekening van de Overeenkomst niet voorzien zijn, zodanig fundamenteel wijzigen dat in redelijkheid ongewijzigde uitvoering van de Overeenkomst niet meer mogelijk is (waarvan sprake is indien de uitvoering voor die Partij structureel verliesgevend is geworden, of wanneer de omstandigheden zodanig zijn dat een Partij blijvend redelijkerwijs niet meer aan zijn leverings- respectievelijk afnameverplichting kan voldoen), Partijen in overleg treden voor een passende oplossing die eruit kan bestaan dat de Overeenkomst wordt beëindigd met ingang van het eerstvolgende kalender- of contractjaar en onder toepassing van artikel 9.”
2.8.
Op 24 december 2020 heeft Eneco, in het kader van de planning voor 2021, het volgende e-mailbericht aan Langezaal gestuurd:
“(…) Ter verduidelijking van de e-mail beneden, meld ik je hierbij dat wij – zoals met jou besproken – bij de planning uitgaan van~25 ton per truckdie jullie leveren, en dus van~7 trucks per week.
Ik vertrouw erop dat dit zo duidelijk is.(…)”
2.9.
Tot medio juli 2021 is Langezaal haar leveringsverplichting conform de overeenkomst nagekomen. Vanaf half juli is Langezaal minder B-hout gaan leveren. Naar aanleiding van iedere onderlevering stuurde Eneco een automatisch gegenereerde e-mail aan Langezaal om haar hierop te wijzen.
2.10.
Op 4 november 2021 heeft Langezaal contact gezocht met Eneco en medegedeeld dat zij aanpassing van de overeenkomst wenste. De door Langezaal gewenste aanpassingen betroffen zowel de prijs als de leveringsomvang, een en ander vanwege de sterk gestegen marktprijzen voor B-hout.
2.11.
Naar aanleiding van het verzoek van Langezaal hebben partijen op 10 november 2021 overleg gevoerd. In de daaropvolgende periode hebben partijen meerdere keren overleg gevoerd over de aanpassing van de prijs onder de overeenkomst. Eneco heeft daarbij meerdere voorstellen voor een aanpassing van de contractvoorwaarden gedaan. Langezaal heeft geen van die voostellen geaccepteerd.
2.12.
Bij e-mailbericht van 24 november 2021 heeft Eneco aan Langezaal bericht dat zij heeft geconstateerd dat Langezaal in de weken daarvoor veel minder is gaan leveren en niet meer aan het jaarprogramma voldoet. Daarvan uitgaande is de verwachting dat het contractjaar zal eindigen met een tekort van ongeveer 1000 mt op het contractvolume van 8500 mt. Eneco heeft Langezaal verzocht om overleg om de leveringen weer op niveau terug te krijgen.
2.13.
Bij brief van 21 december 2021 schrijft mr. Schutrups namens Langezaal aan Eneco:
“(…)
Ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst bedroeg de gemiddelde marktprijs voor afvalhout in de categorie B tussen de -/- € 23,- en -/- € 12,-. De door cliënte te betalen basisprijs was destijds dus marktconform. Sindsdien is de prijs van afvalhout echter enorm gestegen. In oktober 2021 was de prijs al gestegen tot tussen de -/- € 5,- en +/+ € 15,-; een verschil van € 18 à € 27,- per mton. In de afgelopen twee maanden is de prijs alleen maar verder gestegen. De actuele marktprijs in Zuid-Duitsland heeft de grens van € 60,-/mton inmiddels doorbroken en de verwachting is dat de prijzen voorlopig alleen nog maar zullen stijgen.
Vanwege de extreme stijging van de prijs voor afvalhout nam cliënte begin november contact met u op, om de voorwaarden van de leveringsovereenkomst aan te passen. In reactie daarop deed u cliënte (per e-mail van 11 november) twee voorstellen. Beide voorstellen bevatten een kleine korting op de cliënte te betalen basisprijs, in combinatie met een verlenging van de leveringsovereenkomst. Daarbij zou eerst per 1 januari 2023 aansluiting worden gezocht bij de actuele marktprijs (Euwid-kwartaaltarief) in Noord-West Duitsland.
Naar aanleiding van dat voorstel is nog enkele malen contact geweest tussen u en cliënte. Op 1 december jl. zond u daarop aan cliënte een aangepast voorstel. In dat aangepast voorstel zou de basisprijs worden bepaald op nihil, mits de Euwid kwartaalprijs lager of gelijk aan € 10,-/mton bedraagt. Indien en voor zover die kwartaalprijs hoger is dan € 10,-/mton ontvangt Langezaal het meerdere per mton. De overeenkomst zou ook in dit voorstel worden verlengd met één jaar. Daarbij zou per 1 januari 2023 de Euwid kwartaalprijs gelden, vermeerderd met 50% van het positieve verschil tussen die Euwid kwartaalprijs en de werkelijke marktprijs.
In antwoord op dit nieuwe voorstel zond cliënte u op 2 december 2021 zelf een voorstel, een en ander op basis van het advies dat mijn kantoor eerder aan cliënte uitbracht. In dat voorstel wordt de basisprijs per 1 januari 2022 gekoppeld aan de actuele kwartaaltarief en wel door dat kwartaaltarief te vermenigvuldigen met 0.8. Op deze wijze ontvangt cliënte voor haar product een redelijke prijs, terwijl Eneco een vergoeding blijft betalen die fors onder de actuele kwartaalprijs ligt. Een win-win voor beide partijen dus.
De onderbouwing van dat voorstel is erin gelegen dat evident sprake is van onvoorziene omstandigheden die aanleiding geven tot aanpassing van de overeenkomst. Immers, de leveringsovereenkomst is al gevolg van de extreme prijsstijgingen voor cliënte structureel verliesgevend geworden. Op grond van artikel 15 van de toepasselijke algemene voorwaarden zijn partijen in dit geval daarom gehouden om in overleg te treden over een passende oplossing. De door cliënte voorgestelde oplossing is gelet op alle omstandigheden zonder twijfel passend.
Het voorstel van cliënte werd door u echter niet aanvaard. In plaats daarvan zond u cliënte op 17 december jl. een ‘uitzonderlijk bod’, inhoudende dat cliënte per 1 januari 2022 een basisprijs van € 9,-/mton ontvangt. Indien cliënte instemt met een verlenging van de leveringsovereenkomst van één jaar, ontvangt cliënte in aanvulling op de basisprijs een extra betaling van 4,-/mton. In het derde contractjaar wordt vervolgens afgerekend tegen de actuele Euwid kwartaalprijs.
Dit “uitzonderlijke” en “ongeëvenaarde” bod, zoals u dat in uw e-mail aan cliënte omschrijft, wordt nog altijd geen recht gedaan aan de situatie. Namens cliënte hield ik u al voor dat de marktprijs in Zuid-Duitsland inmiddels is gestegen tot boven de € 60,-/mton. De prijzen liggen daar weliswaar hoger dan in noordwestelijke deel van Duitsland, maar gelet op de ontwikkeling die de prijzen voor afvalhout doormaken zal een basisprijs van € 9,-/mton of zelfs € 13,-/mton voor cliënte structureel verliesgevend zijn. Met een dergelijke aanpassing van de overeenkomst kan, zal en behoeft cliënte dus geen genoegen te nemen. Cliënte hoeft niet het onderste uit de kan, mede gelet op de goede relatie die zij met Eneco onderhoudt, maar bij een verplichte afzet van minimaal 8.500mton/jaar kan zij geen tientallen Euro’s per mton laten liggen.
Namens cliënte doe ik daarom haar eerdere voorstel gestand, inhoudende dat de basisprijs per 1 januari 2022 wordt bepaald op de actuele kwartaalprijs vermenigvuldigd met 0,8. Cliënte ziet geen aanleiding om de overeenkomst open te breken en te verlengen. Na het verstrijken van de looptijd van twee jaren na 31 december 2022 kunnen partijen uiteraard opnieuw een overeenkomst sluiten als zij over de voorwaarden daarvan overeenstemming bereiken. Graag ontvang spoedig en uiterlijk op 31 december 2021 uw akkoord met dit voorstel.
Voor het geval uw instemming niet uiterlijk op 31 december 2021 wordt ontvangen, zeg ik u bij voorbaat aan dat cliënte met ingang van 1 januari 2022 hoe dan ook geen betalingen uit hoofde van de leveringsovereenkomst zal verrichten. Indien u in het geheel niet instemt met bovenstaand voorstel dan wel indien u niet tijdig een redelijk en passend voorstel heeft gedaan om de overeenkomst tussentijds en met ingang van 1 januari 2022 aan te passen, zeg ik u reeds nu voor alsdan aan dat cliënte zich vrij acht om in rechte de wijziging van de overeenkomst per 1 januari 2022 te vorderen, zo nodig in combinatie met een kort geding waarbij zij een voorschot op de door haar te ontvangen basisprijs zal vorderen. De kosten van een en ander zal cliënte zoveel mogelijk op Eneco verhalen.
Voor wat betreft cliënte betreft geniet het evenwel de uitdrukkelijke voorkeur om in overleg tot een oplossing te komen. Het komt mij voor dat dit ook in het belang van Eneco is, met name gelet op de continuïteit in de toeleveringen van afvalhout. (…)”
2.14.
Op voorstel van Eneco heeft op 29 december 2021 een video call plaatsgevonden. Tijdens deze bespreking heeft Eneco een vierde voorstel gedaan en zich op het standpunt gesteld dat Langezaal hoe dan ook haar contractuele leveringsverplichting jegens Eneco dient na te komen.
2.15.
Bij e-mailbericht van 31 december 2021 heeft mr. Schutrups namens Langezaal aan Eneco bericht niet te kunnen instemmen met het laatste voorstel van Eneco omdat Langezaal bij aanvaarding een dief van zijn eigen portemonnee zou zijn. Namens Langezaal is daarbij een laatste compromisvoorstel gedaan en aangegeven dat er voor 2021 geen aanvullende leveringen volgen. Mr. Schutrups heeft verder bericht dat Langezaal in afwachting van overeenstemming vooralsnog geen leveringen zal verrichten.
2.16.
Eneco heeft bij e-mail van 31 december 2021 bericht dat zij niet akkoord gaat met het voorstel van Langezaal. Eneco heeft daarbij aangegeven dat zij Langezaal tot 7 januari 2022 de gelegenheid geeft om akkoord te gaan met een van twee voorstellen die zij bij e-mail van 29 december 2021 heeft gedaan.
2.17.
Op 14 januari 2022 heeft mr. Schutrups aan Eneco laten weten dat Langezaal het laatste voorstel van Eneco niet accepteert.
2.18.
Sinds 1 januari 2022 heeft Langezaal geen B-hout meer aan Eneco geleverd.
2.19.
Bij dagvaarding van 14 februari 2022 is Langezaal een bodemprocedure jegens Eneco gestart. Daarin vordert zij primair ontbinding van de overeenkomst per 1 januari 2022 op grond van onvoorziene omstandigheden.

3..Het geschil

3.1.
Eneco vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Langezaal te veroordelen haar contractuele leveringsverplichtingen onder de overeenkomst na te komen en haar in dit verband:
veroordeelt om haar onderlevering over kalenderjaar 2021 en het verzuim tot levering over de maand januari 2022 van in totaal 1520,84 mt B-hout te herstellen door deze 1520,84 mt B-hout binnen 4 weken na betekening van dit vonnis op de in de overeenkomst vastgelegde en ook gebruikelijke wijze en plaats en deugdelijk aan Eneco (af) te leveren, op straffe van een dwangsom;
veroordeelt om gedurende het kalenderjaar 2022 met ingang van 1 februari 2022 wekelijks, minimaal 175 mt B-hout op de in de overeenkomst vastgelegde en ook gebruikelijke wijze en plaats en deugdelijk aan Eneco (af) te leveren, op straffe van een dwangsom;
2. Langezaal te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. Langezaal te veroordelen in de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Langezaal voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde en veroordeling van Eneco in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven. Van een spoedeisende zaak is sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht. Een vordering tot nakoming van een, nog lopende, overeenkomst levert, in beginsel, naar zijn aard een spoedeisend belang op. Dat spoedeisend belang is in dit geval evident omdat niet alleen vast staat dat in de periode vanaf medio juli 2021 tot en met 31 december 2021 sprake is geweest van onderlevering maar ook vaststaat dat Langezaal van 1 januari 2022 niet meer levert terwijl de overeenkomst nog tot en met 31 december 2022 loopt. Het spoedeisend belang van Eneco is daarmee gegeven. Of de vorderingen, gelet op het daartegen gevoerde verweer, ook toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
De vorderingen en het verweer
4.2.
De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of het in zodanige hoge mate te verwachten is dat een vordering ook in de bodemprocedure zal worden toegewezen dat het verantwoord is daar bij wijze van voorziening bij voorraad op vooruit te lopen.
4.3.
Eneco legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Langezaal de overeenkomst op grond van artikel 3:296 BW dient na te komen. Langezaal heeft over 2021 820,83 mt te weinig B-hout geleverd en weigert die onderlevering te herstellen. Langezaal heeft daarnaast zonder grondslag haar leveringsverplichting voor 2022 opgeschort.
4.4.
Langezaal stelt zich op het standpunt dat, gelet op de gestegen markprijzen en de enorme schaarste, van haar niet kan worden verwacht dat zij haar leveringsverplichtingen ongewijzigd nakomt. Een en ander brengt met zich dat de overeenkomst voor Langezaal structureel verliesgevend is geworden. Aldus is sprake van onvoorziene omstandigheden. Daarnaast voorzien de algemene voorwaarden in een hardheidsclausule die Eneco verplicht tot het aanbieden van een passende oplossing. Dat heeft Eneco nagelaten zodat zij tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. Langezaal heeft om die reden haar leveringen opgeschort. De vordering tot herstel van de onderlevering is volgens Langezaal declaratoir van aard en daarom niet toewijsbaar in kort geding.
4.5.
De verweren overmacht, onvoorziene omstandigheden en opschorting worden hierna besproken. Over de vordering tot herstel van de onderlevering wordt overwogen dat deze niet declaratoir van aard is. Als geoordeeld mocht worden dat de verweren niet opgaan en Langezaal verzuimen in haar leveringsverplichtingen moet herstellen, is dat geen declaratoir oordeel maar een aannemelijkheidsoordeel. Anders geformuleerd acht de voorzieningenrechter dan aannemelijk dat Langezaal in een bodemprocedure wordt veroordeeld om te leveren wat zij op grond van de overeenkomst moet leveren maar nog niet geleverd heeft.
Overmacht
4.6.
Een geslaagd beroep op overmacht vergt dat de tekortkoming niet te wijten is aan schuld van de schuldenaar en dat deze noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
4.7.
Dat voor Langezaal sprake is van een (absolute) onmogelijkheid tot nakoming van de leveringsverplichting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Langezaal heeft haar stelling dat zij niet kan voldoen aan haar leveringsverplichting wegens schaarste aan B-hout niet onderbouwd. Dat sprake is van een extreme marktstituatie waardoor er niet of nauwelijks meer B-hout te verkrijgen is, althans Langezaal niet meer dan 75mt per week kan leveren, strookt ook niet met de onbetwiste stelling van Eneco dat andere leveranciers van B-hout voor 90 tot 100% van hun verplichtingen blijven doorleveren. De stelling van Langezaal wordt bovendien ontkracht door de verklaring van de heer Langezaal ter zitting dat hij wel aan andere partijen levert – zoals ook afgeleid wordt uit een door haarzelf overgelegde factuur – en dat die andere afnemers wel genoegen nemen met wat minder. Langezaal miskent hiermee ook dat zij vanaf januari 2022 helemaal niets meer levert aan Eneco. Dit betekent dat het beroep op overmacht faalt.
Onvoorziene omstandigheden
4.8.
Langezaal heeft zich verder op het standpunt gesteld dat, gelet op onvoorziene omstandigheden, Eneco ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet van haar kan vergen. Artikel 15 van de algemene voorwaarden geeft een invulling van het begrip onvoorziene omstandigheden. Daarvan is sprake als de overeenkomst voor een partij structureel verliesgevend is geworden, of wanneer de omstandigheden zodanig zijn dat een partij blijvend redelijkerwijs niet meer aan zijn leverings- respectievelijk afnameverplichting kan voldoen.
4.9.
Langezaal stelt dat de overeenkomst vanwege de gestegen marktprijzen voor afvalhout voor haar structureel verliesgevend is geworden. Langezaal dient Eneco
€ 12,60 per mt te betalen en een as-correctie. Dat leidt ertoe dat Langezaal maar € 1,- à
€ 2,- per mt overhoudt. Daar staat tegenover dat Langezaal kosten moet maken van ongeveer € 30,- per mt voor het transport en het verwerken van het hout. Bovendien ontvangt Langezaal van haar toeleveranciers niet langer € 50,- per mt (juli 2021), of € 38,- per mt (november 2021) maar nog maar € 18,- per mt. Langezaal kan hierdoor de kosten niet meer dragen en lijdt, bij handhaving van de huidige basisprijs, een aanzienlijk en structureel verlies. Nakoming van de overeenkomst kost Langezaal € 106.250,- terwijl zij, bij een marktprijs per 1 januari 2022 van € 40,- per mt, een omzet van € 340.000,00 kan genereren, aldus Langezaal.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan van Langezaal niet meer kan worden verwacht dat zij conform de overeenkomst levert. Niet aannemelijk is dat Langezaal (in het geheel) niet meer aan haar leveringsverplichtingen kan voldoen. Over de financiële kant van de overeenkomst wordt overwogen dat partijen zich hebben gecommiteerd aan een vaste contractprijs ongeacht fluctuaties in de marktprijs gedurende de looptijd van het contract. Als Langezaal zich niet voor twee jaar had willen commiteren aan een vaste basisprijs dan had zij moeten proberen een kortere looptijd of een variabele prijs te bedingen. Dit heeft zij blijkbaar nagelaten. Langezaal was bovendien in de gelegenheid om de hoeveelheid te leveren hout voor het contractjaar 2022 te verlagen met maximaal 3.500 mt. De stelling van Langezaal dat de marktprijs pas in september exorbitant is gestegen waardoor zij niet uiterlijk op 31 augustus 2021 verlaging kon vragen, miskent dat al vanaf medio juli 2021 sprake was van onderlevering. Langezaal stelt in de dagvaarding in de bodemzaak bovendien dat de prijsontwikkeling in de markt niet uit de lucht is komen vallen. Naar voorlopig oordeel moet dat worden aangemerkt als onderdeel van haar ondernemingsrisico. Dat de stijging van de prijzen leidt tot een strucutreel verliesgevende situatie heeft Langezaal niet met stukken onderbouwd. Daar komt bij dat Langezaal bij de berekening van het gestelde verlies uitgaat van de huidige marktprijs die ze elders kan verdienen. Bovendien heeft te gelden dat Langezaal de gevolgen van een eventueel verlies niet volledig bij Eneco kan neerleggen.
De stelling van Langezaal dat bij recycling steeds meer de nadruk is komen liggen op het hergebruiken van vrijgekomen bouwstoffen, is niet onderbouwd. Maar als dat zo is, dan is maar moeilijk voorstelbaar dat dit in oktober 2020, althans voor 31 augustus 2021, (volstrekt) niet voorzienbaar was. Van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 15 van de algemene voorwaarden is dan ook geen sprake.
Opschorting
4.11.
Langezaal heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat Eneco tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst door geen passende oplossing te bieden voor de huidige omstandigheden. Zij heeft daarom met recht haar leveringen aan Eneco opgeschort.
4.12.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Artikel 15 van de algemene voorwaarden bepaalt – kort gezegd – dat wanneer ongewijzigde uitvoering van de overeenkomst in redelijkheid niet meer mogelijk is, partijen in overleg treden voor een passende oplossing. Hiervoor is al overwogen dat van overmacht en van onvoorziene omstandigheden geen sprake is. Voor zover artikel 15 van de algemene voorwaarden toepassing vindt, is van belang dat partijen met elkaar in overleg zijn getreden. Daarbij mag van beide partijen worden verlangd dat zij zich redelijk opstellen. Dat Langezaal dat heeft gedaan, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken. Langezaal heeft immers gesteld dat een passende oplossing alleen gelegen is in een oplossing waarbij zij voor het door haar geleden structurele verlies wordt gecompenseerd. Daarmee komt het volledige risico bij Eneco te liggen. Langezaal miskent voorts dat Eneco vier voorstellen heeft gedaan om aan de belangen van Langezaal tegemoet te komen. Bovendien hadden partijen een onderhandelverplichting die ziet op de financiële verplichtingen van partijen en niet op de verplichting tot levering. Voor opschorting van haar leveringsverplichting heeft Langezaal dan ook geen grond.
Conclusie
4.13.
Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat Langezaal een contractuele verplichting heeft om B-hout aan Eneco te leveren en na te leveren conform de overeenkomst. De vorderingen 1a en 1b worden daarom toegewezen.
4.14.
De als prikkel tot nakoming gevorderde dwangsom wordt ook toegewezen. Uit de verklaringen van Langezaal ter zitting volgt dat zij ten aanzien van leveringsverplichtingen keuzes maakt en, wel, en blijkbaar liever, aan andere afnemers, die meer betalen, levert. Gelet daarop is een forse dwangsom op zijn plaats.
4.15.
Langezaal wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten van Eneco worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.16,00
Totaal € 1.795,33
4.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing wordt vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Langezaal haar onderlevering over het kalenderjaar 2021 en het verzuim tot levering over de maand 2022 te herstellen door 1.520,84 mt B-hout binnen vier weken na betekening van dit vonnis op de in de overeenkomst vastgelegde en gebruikelijke wijze en plaats aan Eneco (af) te leveren, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Langezaal niet of niet volledig aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 1.000.000,00,
5.2.
veroordeelt Langezaal om gedurende het kalenderjaar 2022 met ingang van 1 februari 2022 wekelijks, minimaal 175 mt B-hout op de in de overeenkomst vastgelegde en gebruikelijke wijze en plaats aan Eneco (af) te leveren, op straffe van een dwangsom van € 3.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Langezaal, na het verstrijken van enige week, niet of niet volledig aan haar leveringsverplichting voor de betreffende termijn heeft voldaan of voldoet, met een maximum van € 1.000.000,00,
5.3.
veroordeelt Langezaal in de proceskosten, aan de zijde van Eneco tot op heden begroot op € 1.795,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertiend dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Langezaal in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Langezaal niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2022.
2180/2009