Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer A.M.C. van Berkel, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
2..Het verzoek
3..Het verweer
4..De beoordeling
5..De beslissing
van zes maanden;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 15 juli 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het doel een voorlopige voorziening te treffen voor een periode van zes maanden. Dit verzoek was gericht tegen een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 oktober 2021, waarbij verzoeker was veroordeeld tot ontruiming van zijn huurwoning. Tijdens de zitting op 15 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, niet ter zitting verscheen maar wel een verweerschrift indiende. Verzoeker, die parttime werkt en een inkomen heeft tussen de € 900,- en € 1.100,- per maand, heeft aangegeven dat hij zijn huurbetalingen tijdig kan voldoen met behulp van budgetbeheer en dat hij de huur voor augustus 2022 al heeft betaald.
De verweerster heeft in haar verweerschrift gesteld dat verzoeker zijn huurverplichtingen structureel niet is nagekomen en dat er geen vertrouwen is in de stipte betaling van de huurtermijnen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Gezien de overgelegde documenten, waaronder het vonnis van 15 oktober 2021 en een aankondiging van ontruiming, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster tegen elkaar afgewogen. Het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis van ontruiming ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat verzoeker gedurende deze periode zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.