Op 11 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 5 mei 2022 te Rotterdam betrokken was bij de invoer, het vervoer en het aanwezig hebben van ruim 46 kilogram hasjiesj. De verdachte, die preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.P.N. Pieterse. De officier van justitie, mr. H.H. Balk, eiste een gevangenisstraf van 16 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 14 maanden op. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend en er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak kon leiden.
De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de invoer van verdovende middelen, wat een ernstig feit is dat schadelijk is voor de volksgezondheid en bijdraagt aan de drugshandel en de daarmee samenhangende criminaliteit. De verdachte had in twee koffers een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj het land binnengebracht via Rotterdam The Hague Airport, gedreven door financieel gewin. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn eerdere veroordelingen in België, maar concludeerde dat de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigde.
De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, A. Gaal, en de oudste en jongste rechter waren buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.