ECLI:NL:RBROT:2022:7149

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/639814 / JE RK 22-1382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 juli 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind], geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor de duur van twaalf maanden. De minderjarige verblijft momenteel in een netwerkpleeggezin en heeft daar de nodige structuur en ondersteuning gevonden, wat zijn ontwikkeling ten goede komt. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder haar twijfels heeft geuit over de noodzaak van de uithuisplaatsing en de hulpverlening, terwijl de vader zich niet verzet tegen het verzoek van de Raad.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, mede door de afwezigheid van zijn vader en de problematiek van de moeder. De moeder heeft moeite om emotioneel beschikbaar te zijn voor [naam kind], wat heeft geleid tot een verstoorde relatie. De kinderrechter oordeelt dat, gezien de huidige situatie, hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is en dat de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] is. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 26 juli 2022 tot 26 juli 2023.

De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/639814 / JE RK 22-1382
datum uitspraak: 26 juli 2022.

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 15 juni 2022, ingekomen bij de griffie op
15 juni 2022;
- een brief met bijlagen van de moeder van 26 juni 2022, ingekomen bij de griffie op
28 juni 2022.
Op 20 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind], die apart is gesproken,
- de moeder,
- de vader,
- de pleegvader als informant,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [naam 1],
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in een netwerkpleeggezin

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin verzocht voor de duur van twaalf maanden.

Het standpunt van belanghebbenden

De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
In het verleden heeft [naam kind] op verschillende plekken gewoond. Vanaf jonge leeftijd heeft hij zijn vader moeten missen. [naam kind] heeft veel schoolverzuim laten zien en heeft last gehad van angst en depressieve gevoelens. De moeder is voor [naam kind] minder beschikbaar geweest. Sinds het verblijf van [naam kind] in het netwerkpleeggezin krijgt hij de structuur die hij nodig heeft. Daardoor gaat [naam kind] weer naar school. De moeder heeft moeite om de zorgen te (h)erkennen en vindt dat het slechter met [naam kind] gaat sinds zijn plaatsing in het netwerkpleeggezin. Ook vindt zij hulpverlening niet nodig.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het niet eens is met het verzoek van de Raad. Zij bestrijdt dat er bij [naam kind] sprake is geweest van depressieve gevoelens en suïcidegedachten.
De vader heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de Raad.
De pleegvader heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat [naam kind] in het netwerkpleeggezin kan blijven wonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] is opgegroeid zonder de aanwezigheid van zijn vader. In de periode dat [naam kind] bij zijn moeder heeft gewoond, heeft hij op veel verschillende plekken gewoon en veelvuldig schoolverzuim laten zien. Door haar persoonlijke problematiek heeft de moeder moeite om voor [naam kind] voldoende emotioneel beschikbaar en responsief te zijn. De relatie tussen hen is verstoord geraakt.
Vanwege de zorgen is [naam kind] in het netwerkpleeggezin geplaatst. De moeder staat niet achter deze plaatsing en geeft [naam kind] geen emotionele toestemming om op deze plek te zijn.
In het netwerkpleeggezin heeft [naam kind] stabiliteit en gaat hij weer naar school.
Nu de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, is op dit moment hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Ook is het in het belang van de ontwikkeling van [naam kind] dat de plaatsing in het netwerkpleeggezin wordt voortgezet.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 26 juli 2022 tot 26 juli 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin, te weten bij mw. C.J.A. van Brummen en dhr. O. van Laanen, met ingang van 26 juli 2022 tot 26 juli
2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.