Op 21 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan een psychotische stoornis en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, die op dat moment in een kliniek verbleef, niet in staat was om vrijwillige zorg te accepteren en dat er ernstige risico's voor zijn gezondheid en de veiligheid van anderen bestonden. De rechtbank heeft de periode dat betrokkene in de kliniek heeft doorgebracht in mindering gebracht op de duur van de zorgmachtiging, die is verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de uitspraak. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De advocaat van betrokkene had verzocht om een kortere duur van de machtiging, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, gezien de omvangrijke problematiek van betrokkene. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks-van Wel en schriftelijk uitgewerkt op 28 juli 2022. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.