Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 4 april 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, tevens houdende akte overlegging producties;
- de akte houdende overlegging producties van de zijde van [persoon B] ;
- de aantekening van de griffier dat de zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2022;
- de (pleit)aantekeningen van mr. Schep.
2..De feiten
3..Het geschil
in conventie
- i) te bepalen dat het depotbedrag aan [persoon B] toekomt;
- ii) [persoon A] te veroordelen te gehengen en gedogen dat het depotbedrag wordt uitbetaald aan [persoon B] ;
4..De beoordeling
‘ [voornaam persoon B] meent dat het voor de kinderen van groot belang is dat de echtelijke woning kan worden gehouden.’Aannemelijk is dat vanuit die gedachte de optie in het convenant is opgenomen van toedeling van de woning aan [persoon B] onder de opschortende voorwaarde van ontslag van [persoon A] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uiterlijk per 1 april 2022. Het rond krijgen van de financiering zou dan betekenen dat [persoon B] in de woning zou blijven, niet dat hij gelijktijdig de woning zou verkopen en de opbrengst zelf zou houden. De rechtbank neemt dan ook aan dat op het moment dat [persoon B] bij whatsapp bericht van 17 februari 2022 (productie 7 bij dagvaarding) berichtte dat hij toch niet in de woning wilde blijven wonen, het verkooptraject was gestart en dat er (nog) geen inkomen of geld beschikbaar was, artikel 3.10 van het convenant in werking is getreden.
€ 6.039,77.
€ 3.108,60(€ 1.554,30 x 4 maanden / 2).
€ 240,10. In 2022 bedroegen de gemeentelijke belastingen € 914,31, waarvan partijen in verband met de verkoop van de woning in mei 2022 een bedrag van € 363,76 hebben moeten betalen. [persoon A] dient daarvan de helft te betalen en dus een bedrag van
€ 181,88.
€ 85,02. In 2022 bedroeg de waterschapsbelasting € 301,88, waarvan partijen in verband met de verkoop van de woning in mei 2022 een bedrag van € 120,10 hebben moeten betalen. [persoon A] dient daarvan de helft te betalen en dus een bedrag van
€ 60,05.
Blijkens de door [persoon B] overgelegde producties, bedroeg de opstalverzekering in 2021
€ 166,73. In 2022 bedroeg de opstalverzekering eveneens € 51,30 per maand, waarvan partijen in verband met de verkoop van de woning in mei 2022 een bedrag van in totaal € 244,92 hebben moeten betalen. [persoon A] dient daarvan de helft te betalen en dus een bedrag van
€ 122,46.
€ 1.028,50is door [persoon A] erkend, zodat dit bedrag zal worden verrekend.
€ 7.744,--en
€ 225,--zijn door [persoon A] erkend, zodat deze bedragen zullen worden verrekend.
€ 272,25, € 102,85en
€ 250,--zijn door [persoon A] erkend, zodat deze bedragen zullen worden verrekend.