ECLI:NL:RBROT:2022:7114
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een last onder dwangsom opgelegd aan een eigenaar van een groot voertuig in Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 13 augustus 2019, waarin hem werd gelast zijn grote voertuig met kenteken [kentekennummer] niet te parkeren op een door de gemeente aangewezen weg, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 23 januari 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het procesbelang van eiser niet was komen te vervallen door het intrekkingsbesluit van 26 mei 2021, omdat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit relevant kon zijn voor toekomstige besluiten. De rechtbank verwierp de stellingen van eiser dat de last onder dwangsom onduidelijk was en in strijd met het verbod op willekeur was opgelegd. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij het voertuig niet binnen de gemeente kon parkeren en had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een uitzondering rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in stand kon blijven en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.