2.5.Vraag 1: Wat is de oorzaak van de:
a. koolopbouw op zuigers en kleppen en poetsbanen in cilindervoeringen (schade 1)
b. lichte krasvorming in hoofdlagers, drijfstanglagers, pistonlagers en krukassen (schade 2)
c. ingeslagen afdichtingsvlakken van uitlaatkleppen (schade 4)?
d. gegroefd axiaallager in een turbo (schade 5)?
Waarop baseert u de conclusie dat dit de oorzaak is en hoe groot acht u de kans dat dit de
oorzaak is?
Antwoord:
a. Oorzaak van schade 1 (koolopbouw):
Van beide hoofdmotoren is aan bijna alle zuigers veel koolopbouw boven de bovenste
compressieveer vastgesteld.
[naam eiseres] heeft gerapporteerd dat ook de kleppen koolopbouw vertoonden.
Aan de cilindervoeringen werd vastgesteld dat bij enkele exemplaren poetsbanen (gladde plekken) zichtbaar waren, waarbij het hoonpatroon was aangetast.
[naam 2] rapporteerde dat er, in het bovenste deel aan de binnenzijde van de cilindervoeringen, over een hoogte van ca. 10 mm, een licht bruin getinte verkleuring zichtbaar was.
[naam 2] rapporteerde ook dat, tijdens demontage, zeer schone oppervlakten van de zuigers
kenmerken van een zuuraantasting vertoonden.
Aan de hand van de foto's van [naam eiseres] en [naam 2] kan ik vaststellen dat er niet alleen
cilindervoeringen, maar ook zuigers waren, die plaatselijk een bruine kleur vertoonden. Op de volgende foto in het rapport van [naam eiseres] is de bruine kleur goed zichtbaar.
De koolopbouw op de zuigers en kleppen is het gevolg van onvolledige verbranding van de
brandstof in de cilinders.
De binnenwand van de cilindervoeringen is bij de fabricage gehoond. Bij het honen worden schuine groeven in de cilinderwand gemaakt om de smeerolie vast te houden voor smering van de zuiger en de cilindervoering, die ten opzichte van elkaar bewegen. Door de koolopbouw, bestaande uit een zeer harde laag koolstof, is de wand van de cilindervoeringen in versnelde mate gesleten en is een deel van de groeven van het hoonpatroon in de cilindervoeringen verdwenen. Dat begint normaal gesproken op de plaatsen waar de grootste slijtage plaats vindt.
De koolopbouw heeft ook tot gevolg gehad dat er kool in de sponning van de bovenste
compressieveer van de zuigers terecht is gekomen, waardoor deze veer vast is geraakt en
minder of in het geheel niet meer tegen de voeringwand kwam. Als gevolg daarvan en door de gladde plekken/banen op de voeringwand, ging er een meer dan normale hoeveelheid
verbrandingsgassen en/of verbrandingsresten langs de zuiger naar beneden, dat in het carter terecht kwam. Dat heeft zichtbare sporen op het hemd van de zuigers achtergelaten. Andersom (van beneden naar boven) kwam er een meer dan normale hoeveelheid smeerolie langs de zuigers in de cilinders terecht. Dit heeft dan een verhoogd smeerolieverbruik tot gevolg gehad. De smeerolie werd verbrand in de cilinders, waardoor er een verhoogde mate van verbrandingsresten van de smeerolie achterbleef, zoals koolstof en calcium (witte kleur). Onvolledige verbranding van de brandstof heeft vaak ook lakvorming met een bruine kleur tot gevolg. De vastgestelde bruine kleur ziet er uit als lakvorming, maar dat is in 2016 niet door de experts van [naam eiseres] en [naam 2] onderzocht. Ook lakvorming op de binnenwand van de cilindervoeringen op zich resulteert in een verhoogd smeerolieverbruik, omdat de lak in de groeven van het hoonpatroon komt, waardoor het effect van de ruwheid van het hoonpatroon verdwijnt en meer smeerolie langs de zuiger in de verbrandingsruimte terecht komt.
De koolopbouw is aanvankelijk het gevolg van onvolledige verbranding van de brandstof in de cilinders geweest. Daardoor is er meer smeerolie in de cilinders terecht gekomen en verbrand, en is de koolopbouw toegenomen.
De onvolledige verbranding van brandstof kan meerdere oorzaken gehad hebben, zoals:
1.
Onvoldoende luchttoevoer
Door de experts van [naam 2] en [naam eiseres] zijn de luchtfilters onderzocht, waaraan zij geen bijzonderheden hebben vastgesteld.
De luchttoevoer kan mogelijk ook door niet goed functionerende uitlaatgassenturbines of vervuilde oplaadluchtkoelers onvoldoende zijn. Van alle uitlaatgassenturbines zijn in het najaar van 2016 het draaiende gedeelte vernieuwd. Er is niet door [naam eiseres] en [naam 2] gerapporteerd wat daarvan de reden was en niet onderzocht of dat de luchttoevoer heeft beïnvloed.
2.
Te lage oplaadluchttemperatuur
Een te lage temperatuur van de oplaadlucht (minder dan 50°C) nadat die in de
oplaadluchtkoeler is gekoeld, kan tot onvolledige verbranding en lakvorming op de
cilindervoeringen en tot koolopbouw op de zuigers en kleppen leiden. In de ontvangen "installation acceptance form" van Cummins wordt een oplaadluchttemperatuur (charge air temperature) vermeld tussen 59°C en 64°C. In het "test protocol" d.d. 21 juni 2016 van MPD, waarin de gegevens van de hoofdmotoren staan vermeld tijdens de proefvaart na revisie door MPD in juni 2016, wordt de luchttemperatuur na de oplaadluchtkoeler echter niet vermeld.
3.
Vervuilde of ongeschikte brandstof
Er is op 28 oktober 2016 een brandstofmonster van het mvs InachosACHOS door het laboratorium van Intertek geanalyseerd. Uit het ontvangen analyserapport blijkt dat er op de aanwezigheid van metaaldelen en water is gecontroleerd. Andere eigenschappen, die van invloed kunnen zijn op de verbrandingskwaliteit, zijn niet geanalyseerd. In eerste instantie zou er bij [naam eiseres] nog een brandstofmonster beschikbaar zijn om nader te laten analyseren, maar die was uiteindelijk niet meer beschikbaar. Er is voor mij derhalve geen mogelijkheid meer geweest om de kwaliteit of samenstelling van de brandstof te laten analyseren.
De bruine aanslag op diverse plaatsen in de motoren en op onderdelen daarvan, werd door MPD en [naam 2] beoordeeld als roest. Er is echter niet gebleken dat dit de metalen delen blijvend aantastte. Wel is gerapporteerd dat deze "roest" verwijderd kon worden. De samenstelling van de bruine aanslag is niet door [naam eiseres] en [naam 2] nader onderzocht.
Mede aan de hand van de foto's in de rapportage ben ik van oordeel dat de onvolledige verbranding mogelijk het gevolg is geweest van onbekende componenten in de brandstof in de periode van juni tot september 2020, zoals bijvoorbeeld toevoegingen, bepaalde biobestanddelen, andersoortige brandstoffen, etc. Bepaalde componenten, die zich in de brandstof van de leverancier hebben kunnen bevinden of die na ontvangst aan boord kunnen zijn toegevoegd, kunnen namelijk de verbrandingskwaliteit in de cilinders hebben beïnvloed. Omdat er geen brandstofmonsters, ook niet die van oktober 2016, beschikbaar waren, kon ik dit niet laten onderzoeken. Het brandstofmonster van oktober 2016 was overigens van
slechts één bepaald moment in oktober 2020 en van één locatie was en daarom niet volledig representatief.
4.
Versleten of verkeerd afgestelde en/of gemonteerde brandstofinjectoren
Aan de injectoren, die onderdeel uitmaken van het brandstof inspuitsysteem zijn door Cummins geen afwijkingen waargenomen. Het in de rapportage van [naam eiseres] en [naam 2] genoemde onderzoek door Cummins Holland aan de injectoren had echter plaats na reiniging van de injectoren, zodat niet bekend is of de injectoren vóór reiniging mogelijk slechter functioneerden.
Bij de demontage van de injectoren in september/oktober 2016 is niet vastgesteld of die in juni 2016 op een goede wijze gemonteerd waren.
Er is derhalve niet vastgesteld dat de injectoren in juni 2016 verkeerd afgesteld en/of gemonteerd waren.
5.
Verkeerde timing van de brandstofinspuiting
Aan de STC blokken, die, met betrekking tot de timing, onderdeel uitmaken van het brandstof inspuitsysteem, zijn door Cummins Holland geen afwijkingen waargenomen.
Er is derhalve niet vastgesteld dat de STC blokken in juni 2016 verkeerd afgesteld waren.
6.
Te hoge tegendruk van het uitlaatgassensysteem
Volgens het proefvaartprotocol d.d. 21 juni 2016 bedroeg de tegendruk 40 mbar bij
1.8
m, terwijl de maximaal toelaatbare tegendruk 100 mbar bedraagt (10 kPa).
Er is derhalve vastgesteld dat de tegendruk niet te hoog was.
7.
Te hoge belasting bij een te laag toerental (onderdrukt toerental)
Uit de documenten blijkt niet dat de motoren met onderdrukt toerental hebben gedraaid.
Ik ben van oordeel dat, van bovengenoemde mogelijke oorzaken voor onvolledige verbranding van de brandstof in de cilinders, de volgende oorzaken als meest voor de hand liggend te beschouwen zijn:
- verkeerd afgestelde en/of gemonteerde injectoren
- kwaliteit of samenstelling van de brandstof
- onvoldoende luchttoevoer
Geen van deze meest voor de hand liggende oorzaken kon met zekerheid worden vastgesteld. In antwoord op de vraag hoe groot de kans is dat dit de oorzaken zijn, kan ik aangeven dat ik de kwaliteit of samenstelling van de brandstof als oorzaak meer waarschijnlijk acht dan de andere twee meest voor de hand liggende oorzaken. Dit is namelijk de enige oorzaak met een waarschijnlijke aanwijzing: de bruine aanslag, ook wel door MPD en [naam 2] "roest" genoemd. Ik merk daarbij op dat deze aanslag in september/oktober 2016 niet is onderzocht, zodat niet is vast komen te staan dat de bruine aanslag van de brandstof afkomstig is.
De kans dat verkeerd afgestelde en/of gemonteerde injectoren en onvoldoende luchttoevoer de oorzaak zijn acht ik gering. Daarvan zijn geen aanwijzingen bekend.
Ik kan, op basis van de feiten uit de documenten en andere ontvangen informatie, geen nadere kansinschatting geven.
b. Oorzaak van schade 2 (krasvorming lagers en krukas):
Aan de hand van de vaststellingen aan de krukassen en krukaslagers (hoofd- en drijfstanglagers), ben ik van oordeel dat de krassen op de krukassen niet in de periode tussen mei en september 2016 ontstaan kunnen zijn, maar in de periode daarvoor zijn ontstaan door een onbekende oorzaak van een eerder incident.
De groeven in de relatief harde krukas zijn namelijk veel dieper en ernstiger in omvang dan de lichte groefjes in het relatief zachte materiaal van de corresponderende lagerschalen.
Ik ben van oordeel dat de groeven in de krukaslagers (hoofdlagers en drijfstanglagers)
hoofdzakelijk het gevolg zijn van de in juni 2016 al aanwezige groeven in de krukassen en voor een klein aandeel van abrasieve delen in de smeerolie in de periode juni - september 2016.
De krukas had naar mijn oordeel in mei/juni 2016 al geslepen dienen te worden. Mogelijk zijn door monteurs van MPD tijdens de revisie in mei/juni 2016, bij het vernieuwen van de
krukaslagers, de krukassen niet of niet goed beoordeeld. Uit de documenten blijkt niet of MPD of haar monteurs met de eigenaar van de INACHOS over de conditie van de krukas en de noodzaak voor reparatie gesproken hebben.
Welke abrasieve delen in de smeerolie een rol hebben gespeeld en in welke mate, kan niet uit de beschikbare smeerolie analyses worden ontleed.
Volgens opgave waren de gegroefde pistonpenlagers (= zuigerpenlagers) niet eerder vernieuwd. Ik ben derhalve van oordeel dat deze pistonpenlagers hoogstwaarschijnlijk als gevolg van normale slijtage of als gevolg van een in het verleden opgetreden incident, waarbij ook schade aan de krukassen is ontstaan, zijn beschadigd.
c. Oorzaak van schade 4 (inslag uitlaatkleppen):
Volgens de rapportage van [naam eiseres], zijn enkele uitlaatkleppen ernstig ingeslagen. Volgens de
beschikbare gegevens zouden die kleppen in nieuwe staat in mei/juni 2016 zijn gemonteerd.
Het aantal uitlaatkleppen dat in ernstige mate was ingeslagen is niet vastgesteld. Ook de mate van inslag is niet geconcretiseerd. Omdat niet alle uitlaatkleppen dit beeld lieten zien, is het aannemelijk dat er alleen in bepaalde cilinders een probleem is geweest, waardoor deze kleppen in korte tijd zijn aangetast.
Een ernstige mate van inslag van uitlaatkleppen wordt veelal aangetroffen in geval van
aanwezigheid van een hoge mate van onverbrande kooldelen in de cilinders en bij een te hoge verbrandingstemperatuur. Omdat bij deze motoren sprake van koolopbouw was, is onvolledige verbranding van de brandstof als de meest voor de hand liggende oorzaak van de ernstige mate van inslag te beschouwen, waarover bij beantwoording van vraag 1 met betrekking tot schade 1 is gerapporteerd.
d. Oorzaak van schade 5 (gegroefd axiaallager in een turbo):
Volgens de rapportage van [naam eiseres] werd tijdens demontage een gegroefd axiaallager van een turbo (= uitlaatgassenturbine) van de stuurboordmotor aangetroffen. Een foto van dit lager is niet beschikbaar, zodat daarover geen onderbouwd oordeel kan worden gegeven.
Mogelijk is dit lager gegroefd als gevolg van abrasieve deeltjes in de smeerolie, zoals ik bij
beantwoording van vraag 1 met betrekking tot schade 2 heb gerapporteerd.
Vraag 2: Kan deze schade (ook) veroorzaakt zijn door fouten die MPD heeft gemaakt bij de uitvoering van de revisie-overeenkomst in juni 2016 en zo ja, waarom en hoe groot acht u die kans en zo nee, waarom niet?
Gaarne uw antwoord uitgebreid toelichten; als u van mening bent dat fouten van MPD deze
schade niet geheel, maar wel ten dele hebben veroorzaakt dan wel deze hebben verergerd,
kunt u dan, zoveel mogelijk cijfermatig, aangeven in welke mate deze fouten aan de schade
hebben bijgedragen?
Antwoord:
De bij vraag 1 genoemde schades 1 en 4 zouden gerelateerd kunnen zijn aan de revisie door MPD in juni 2016. Dit heeft dan betrekking op de injectoren, die mogelijk verkeerd afgesteld en/of gemonteerd kunnen zijn. De kans dat dit de oorzaak van schade 1 en 4 is geweest is naar mijn oordeel echter gering en is ook niet vast komen staan. Daarbij merk ik op dat MPD de injectoren in juni 2016 door Cummins Holland te Dordrecht heeft laten reviseren en afstellen.
Met betrekking tot de bij vraag 1 genoemde schades 2 en 5 ben ik van oordeel dat de krukassen en het lager van de ene turbo al in juni 2016 gegroefd waren. Dit had toen al hersteld moeten worden, waarvan de kosten dan ook ten laste van de eigenaar van de INACHOS zouden zijn gekomen.
Of de monteurs van MPD, bij vernieuwing van de krukaslagers in juni 2016, de conditie van de krukassen wel of niet hebben opgemerkt en zo ja met de eigenaar van de INACHOS hebben besproken, is niet in de documenten gerapporteerd. Als de monteurs niet hebben gezien dat de krukassen gegroefd waren, kan dit als een onzorgvuldigheid of nalatigheid beschouwd worden.
Vraag 3: Kan deze schade (ook) veroorzaakt zijn door het niet goed functioneren van het SCR -systeem en zo ja, waarom en hoe groot acht u die kans en zo nee, waarom niet?
Als u deze vraag met ja hebt beantwoord en vraag 2 ook, met andere woorden zowel fouten
van MPD als disfunctioneren van het SCR-systeem hebben de schade veroorzaakt, kunt u
dan zo goed mogelijk inschatten en toelichten wat de cijfermatige bijdrage van die oorzaken
aan de schade is? (bijvoorbeeld door een percentage te noemen)
Antwoord:
Ik ben van oordeel dat de vier bij vraag 1 genoemde schades niet zijn veroorzaakt door het niet goed functioneren van het SCR systeem, maar door onvolledige verbranding (schades 1 en 4) respectievelijk door een onbekend incident van vóór de revisie in juni 2016 (schades 2 en 5). De oorzaken van deze vier schades zijn niet beïnvloed geweest door ureum van het SCR systeem of producten daarvan, dat volgens MPD en [naam 2] in de motoren terecht zou zijn gekomen.
Onderzoek door Triskelion (zie rapport in bijlage 3 van Rapport van Expertise van [naam 2] ) en Inspectorate (zie rapport in bijlage 4 van Rapport van Expertise van [naam eiseres]) heeft niet duidelijk aangetoond dat er restanten van ureum of producten daarvan in de motoren aanwezig waren. De witte aanslag die is waargenomen door de experts van [naam eiseres] en [naam 2] , zou mogelijk deels ureum hebben kunnen betreffen, maar dat is bij onderzoek niet vastgesteld. De witte aanslag, die op de zuigers aanwezig was, betrof in hoofdzaak calcium. Dat moet afkomstig zijn geweest van de dopes van de smeerolie, hetgeen een gebruikelijk beeld is. In dit geval was de witte aanslag in grotere mate aanwezig omdat er kennelijk een verhoogde hoeveelheid smeerolie in de cilinders terecht is gekomen en verbrand.
Of het SCR systeem wel of niet goed gefunctioneerd heeft, is derhalve niet relevant. Eventuele ureum of producten daarvan hebben niet tot de vier schades geleid. Ik heb het gefilmde verloop van het proces van het SCR systeem en het Step Timing Control System van Cummins met zogenaamde STC blokken, waarmee het inspuitmoment van de brandstof van de motor wordt versteld, bestudeerd. Daardoor ben ik van oordeel dat de beïnvloeding van het NOx gehalte van de uitlaatgassen niet alleen door het SCR systeem, maar ook door het STC systeem gebeurt. [naam 2] rapporteerde over het verloop van een test van het SCR systeem, dat de NOx uitstoot afnam vóórdat de bedrijfsomstandigheden van de motor zover waren dat de ureum werd ingespoten. MPD en [naam 2] waren daarom van oordeel dat de ureum ingespoten werd terwijl dat niet de bedoeling was.
Dit is naar mijn mening verkeerd geïnterpreteerd omdat het STC systeem op zich al de NOx
uitstoot beïnvloedt, zonder inspuiting van ureum door het SCR systeem, zoals ook is omschreven in bijlage 1 van de brief van [naam eiseres] aan mr. T. Roos d.d. 19 november 2018.
Vraag 4: Kan deze schade (ook) veroorzaakt zijn door vervuilde smeerolie en zo ja, waarom en hoe groot acht u die kans en zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is omschreven, is schade 1 niet door vervuilde smeerolie ontstaan. Als er sprake van vervuilde smeerolie zou zijn geweest, zouden de cilindervoeringen rondom en over de gehele slaghoogte overmatig zijn versleten. Dat was echter niet het geval.
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is omschreven, kunnen schade 2 en 5 voor een klein deel door vervuilde smeerolie zijn ontstaan. Welke abrasieve delen in de smeerolie een rol hebben gespeeld en in welke mate, kan niet uit de beschikbare smeerolie analyses worden ontleed.
Schade 4 is door koolopbouw en niet door vervuilde smeerolie ontstaan. Als vervuilde smeerolie de oorzaak daarvan zou zijn geweest, zouden de cilindervoeringen rondom en over de gehele slaghoogte overmatig zijn versleten. Dat was echter niet het geval. De cilindervoeringen waren plaatselijk glad geworden doordat het hoonpatroon gedeeltelijk was gesleten. De koolopbouw is door onvolledige verbranding ontstaan, dat niet is veroorzaakt door vervuilde smeerolie.
Vraag 5: Was het nodig dat de motoren volledig werden vervangen, zo ja, waarom en zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als revisie/reparatie ook technisch en economisch verantwoord was, wat zouden die
werkzaamheden dan in redelijkheid hebben gekost?
Antwoord:
Volledige vervanging van de motoren is niet nodig gebleken omdat de hoofdcomponenten (motorblok en krukas) konden worden gereinigd dan wel geslepen, waarbij de bruine substantie, dat door MPD en [naam 2] roest is genoemd, ook verwijderd kon worden en geen onherstelbare schade heeft veroorzaakt. De vermeende roest is geen roest gebleken als product van aantasting van metalen.
Om die redenen en omdat de reparatiekosten de volgens de verzekeringspolis geldende
dagwaarde kennelijk niet overschreden hebben, is revisie technisch en economisch verantwoord gebleken. De dagwaarde volgens de polis van de INACHOS is niet door [naam eiseres] gerapporteerd.
Schade 1 en 4:
Om de schade 1 en 4 te herstellen, zijn de volgende direct gerelateerde reparatiewerkzaamheden noodzakelijk geweest:
- beide motoren de- en monteren, inclusief krukassen
- alle cilinderkoppen vervangen door gereviseerde ruilkoppen
- alle zuigers, zuigerveren, cilindervoeringen en drijfstanglagers vernieuwen
- motoren volledig reinigen
De directe kosten, exclusief BTW, van bovenomschreven uitgevoerde noodzakelijke
reparatiewerkzaamheden, exclusief inspectiekosten, overwerktoeslag en kosten voor inpakken en transport van de motoren van Dordrecht naar Klundert, zijn door mij vastgesteld als volgt:
Bijlage 9a van rapport [naam eiseres]
Rekening van MPD, nummer [nummer 3] , d.d. 14-10-2016,
ten bedrage van EUR 5.938,09 waarvan gerelateerd aan reparatie van schade
1 en 4: arbeidsloon voor demontagewerkzaamheden EUR 1.590,50
Bijlage 9b van rapport [naam eiseres]
Rekening van MPD, nummer [nummer 4] , d.d. 14-10-2016, ten bedrage
van EUR 16.290,38 waarvan gerelateerd aan reparatie van schade
1 en 4: arbeidsloon voor demontage, uitbouw en reiniging van onderdelen EUR 13.731,52
Bijlage 9f van rapport [naam eiseres]
Rekening van [naam 3] , nummer [nummer 5] , d.d. 26-10-2016, ten bedrage
van EUR 117.822,56, waarvan gerelateerd aan reparatie van schade
1 en 4: EUR 89.099,44
Bijlage 9g van rapport [naam eiseres]
Rekening van [naam 3] , nummer [nummer 5] , d.d. 26-10-2016, ten bedrage
van EUR 117.822,56, waarvan gerelateerd aan reparatie van schade
1 en 4: EUR 39.566,96
Bijlage 9h van rapport [naam eiseres]
Rekening van [naam 3] , nummer [nummer 6] , d.d. 06-12-2016, ten bedrage
van EUR 27.793,28, waarvan gerelateerd aan reparatie van schade
1 en 4:EUR 22.456,28
Totaal EUR 166.444,70
Bovengenoemde bijlagen 9a, 9b, 9f, 9g en 9h met mijn aantekeningen zijn in de bijlage van dit deskundigenbericht te vinden. Daarop is aangegeven hoe bovengenoemde bedragen tot stand zijn gekomen.
Schade 2 en 5:
Om schade 2 en 5 te herstellen zouden, in aanvulling op bovenstaande reparaties, de volgende direct gerelateerde reparatiewerkzaamheden noodzakelijk zijn geweest:
- de krukas van beide motoren slijpen
- alle hoofdlagers vernieuwen
- het draaiende gedeelte van één turbo vernieuwen
Vernieuwing van de drijfstanglagers en pistonpenlagers wordt hier niet bij betrokken, omdat die al bij de reparaties van schade 1 en 4 betrokken zijn.
De directe kosten, exclusief BTW, van bovenomschreven uitgevoerde noodzakelijke
reparatiewerkzaamheden, zijn door mij vastgesteld als volgt:
Bijlage 9d van rapport [naam eiseres]
Rekening van MPD, nummer [nummer 7] , d.d. 19-10-2016, ten bedrage
van EUR 27.338,31, waarvan gerelateerd aan slijpen van de krukas van
beide motoren EUR 2.780,00
Bijlage 9f van rapport [naam eiseres]
Rekening van [naam 3] , nummer [nummer 5] , d.d. 26-10-2016, ten bedrage
van EUR 117.822,56, waarvan gerelateerd aan reparatie van schade
2 en 5:
- vernieuwing van de hoofdlagers EUR 4.593,52
- vernieuwing van het draaiende gedeelte van één turboEUR 3.518,96
Totaal EUR 10.892,49
Deze kosten zouden in juni 2016 ten laste van de eigenaar zijn gekomen.
Bovengenoemde bijlagen 9d en 9f met mijn aantekeningen zijn in de bijlage van dit
deskundigenbericht te vinden. Daarop heb is[k] aangegeven hoe bovengenoemde bedragen tot stand zijn gekomen.
Vraag 6: Heeft u verder nog opmerkingen die van belang zijn voor het antwoord op bovenstaande vragen dan wel de beoordeling van de schades in het algemeen?
Antwoord:
Vraag 1 met betrekking tot schade 1, 4 en 5 kon door mij niet met zekerheid beantwoord worden omdat de onderzoeken in 2016 daarvoor onvoldoende zijn geweest:
tijdens de proefvaart na revisie door MPD in juni 2016, is de luchttemperatuur na de oplaadluchtkoeler niet in het protocol vermeld;
de uitlaatgassenturbines zijn, voor zover bekend, niet onderzocht of die de luchttoevoer hebben beïnvloed;
er is slechts één brandstofmonster genomen, die beperkt is geanalyseerd;
de bruine aanslag en de bruine kleur zijn niet geanalyseerd;
bij de demontage van de injectoren in september/oktober 2016 is niet vastgesteld of die in juni 2016 op een goede wijze gemonteerd waren.
Voor zover uit de ontvangen rapportage en informatie is na te gaan, ben ik van oordeel dat, na ontdekking van een verhoogd smeerolieverbruik in de periode van juni tot september 2020(de rb leest: 2016)
, het onderzoek naar de oorzaak daarvan beperkt [is] geweest. Daarbij merk ik op dat ik niet kan beoordelen of en zo ja in hoeverre dat de schadeomvang heeft beïnvloed. Welke rol MPD en Inachos B.V. daarin gespeeld hebben blijkt niet uit de rapportage.
De waardering van het onderzoek
2.6.1De deskundigheid van de deskundige staat niet ter discussie. Voorts is het onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en heeft de deskundige partijen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en in zijn rapport op die vragen gerespondeerd.. De rechtbank acht het rapport helder en logisch opgebouwd en de beantwoording van de vragen duidelijk en overtuigend.
2.6.2Partijen hebben echter bezwaren tegen het onderzoek en het rapport geuit.
[naam eiseres] meent dat de deskundige ten onrechte de brandstofsamenstelling als meest waarschijnlijke oorzaak van de schadebeelden 1 en 4 heeft benoemd. Zij wijst erop dat destijds de partijdeskundigen aan beide zijden die oorzaak juist hadden uitgesloten, dat de deskundige geen nader onderzoek heeft gedaan en onbesproken heeft gelaten hoe die hypothese zich verhoudt tot het ontbreken van problemen op andere punten die logischerwijs hadden moeten optreden als de brandstofsamenstelling inderdaad afwijkend zou zijn geweest.
MPD meent dat de deskundige haar, MPD’s, onderbouwde visie dat (disfunctioneren van) de SCR-installatie de schadebeelden heeft veroorzaakt onvoldoende bij de beschouwingen heeft betrokken en daarnaar ten onrechte geen verder onderzoek heeft gedaan.
2.6.3Deze bezwaren zijn behoorlijk onderbouwd. Zij staan echter niet in de weg aan het gebruiken van het rapport voor de verdere beslissing. Wat betreft de rol van de brandstofsamenstelling legt de rechtbank het rapport zo uit dat de deskundige niet meer of anders heeft gedaan dan een hypothese formuleren, die erop neer komt dat van de zeven mogelijke oorzaken er drie het meest waarschijnlijk zijn. Afwijkende brandstofsamenstelling is er daarvan één, maar gelet op de uitgebreide voorbehouden van de deskundige en de overigens beschikbare informatie waarop [naam eiseres] een beroep doet slaat de rechtbank geen acht op de door de deskundige geopperde rangorde tussen die drie.
Wat betreft de werking van de SCR-installatie heeft de deskundige zich gehouden aan de vraagstelling. Zodra hij tot de conclusie kwam dat (onjuist functioneren van) de SCR-installatie de schadebeelden niet veroorzaakt kon hebben behoefde hij daarnaar geen verder onderzoek te doen. Nu voor de beslissing op de voorliggende vorderingen de werking van de SCR-installatie als zodanig niet doorslaggevend is, zoals MPD ter zitting zelf ook heeft betoogd, kan dit nalaten niet worden beschouwd als een gebrek in het rapport.
De rechtbank zal de bevindingen van de deskundige dan ook volgen, met inachtneming van het voorgaande.