ECLI:NL:RBROT:2022:7106

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
639767 FT RK 22-228
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een natuurlijk persoon na verzoek van een schuldeiser

Op 9 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de besloten vennootschap TECHNISCHE UNIE B.V. een verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend tegen een natuurlijk persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, ondanks de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen, hier geen gebruik van heeft gemaakt. De verweerder heeft erkend dat hij meerdere schulden heeft en heeft recent deelbetalingen gedaan, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat hij in staat was zijn schulden te voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van de verzoekster en dat de verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Hierdoor is de rechtbank overgegaan tot faillietverklaring van de verweerder. De rechter-commissaris is benoemd en de curator is aangesteld om de afhandeling van de faillissementstoestand te begeleiden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 9 augustus 2022
VONNIS op het op 15 juni 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNISCHE UNIE B.V.,
statutair gevestigd te Amstelveen,
[adres 2]
verzoekster,
advocaat: mr. A.E.M. Bierens,
strekkende tot faillietverklaring van:
[naam]
wonende aan de [adres 1]
[postcode] te [plaats] ,
aldaar tevens handelend onder de naam:
[bedrijf] ,
verweerder.

1.De procedure

De behandeling van het verzoekschrift ter zitting van 12 juli 2022 is op verzoek van verzoekster van 11 juli 2022 aangehouden tot 26 juli 2022.
Ter zitting van 26 juli 2022 zijn in raadkamer verschenen en gehoord mr. S. Scheermeijer, advocaat van verzoekster, en verweerder. Ter zitting van 2 augustus 2022 zijn in raadkamer verschenen en gehoord mr. A.P. van Elswijk, advocaat van verzoekster, en verweerder.
Verzoekster heeft bij brief van 3 augustus 2022 aan de rechtbank aanvullende stukken toegezonden.
Ter zitting van 9 augustus 2022 zijn in raadkamer verschenen en gehoord mr. A.P. van Elswijk, advocaat van verzoekster, en verweerder.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1
Standpunt verzoekster
Verzoekster stelt dat zij thans een opeisbare vordering op verweerder heeft van € 6.819,37 inclusief rente en kosten. Dit is uit hoofde van de bij vonnis van 3 november 2021 door de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam toegewezen hoofdsom, rente en kosten. Door verweerder is de vordering erkend, hetgeen ook blijkt uit enkele deelbetalingen van verweerder. Verzoekster heeft een betalingsregeling voorgesteld, onder de voorwaarde dat verweerder daarmee uiterlijk 8 augustus 2022 schriftelijk akkoord diende te gaan. Nu geen tijdige bevestiging van verweerder is ontvangen, is de betalingsregeling komen te vervallen. Verzoekster stemt niet meer in met het verzoek van verweerder om alsnog een betalingsregeling te treffen; zij stelt geen vertrouwen meer te hebben in de toezeggingen van verweerder. Er is een steunvordering van de Gemeente Capelle aan den IJssel van
€ 1.368,45, ziende op aanslagen gemeentelijke belastingen 2019 tot en met 2022. Verzoekster persisteert derhalve in haar verzoek tot faillietverklaring.
2.2
Standpunt verweerder
Verweerder betwist het vorderingsrecht van verzoekster en het bestaan van de steunvordering niet. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting aangegeven meerdere schulden te hebben. Ter zitting van 9 augustus 2022 heeft verweerder aangegeven alsnog een betalingsregeling met verzoekster te willen treffen. Nu hij weer inkomsten heeft, verwacht hij hiermee de vordering van verzoekster op termijn te kunnen voldoen. Verweerder voert aan dat hij bovendien recent twee deelbetalingen van € 500,- aan verzoekster heeft verricht. Daarom verzoekt hij het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl ten minste één vordering opeisbaar is.
Onbetwist is dat verzoekster op grond van een vonnis van 3 november 2021 van de kantonrechter te Rotterdam een opeisbare vordering heeft. Voorts is een steunvordering ingebracht van de Gemeente Capelle aan den IJssel, welke door verweerder niet betwist wordt.
Wat de toestand van te hebben opgehouden te betalen betreft wordt het volgende overwogen. Desgevraagd heeft verweerder erkend dat hij meerdere schuldeisers heeft. Door verzoekster is hij geruime tijd in de gelegenheid gesteld een betalingsregeling te treffen, maar hij is niet binnen de vervaltermijn van het gedane voorstel op dit aanbod ingegaan, waardoor er geen betalingsregeling is overeengekomen. Dat verweerder twee deelbetalingen van € 500,- heeft verricht, waartoe de zitting meermaals is aangehouden, is gelet op het voorgaande niet voldoende. Niet is gebleken dat verweerder thans over voldoende actief beschikt om zijn schulden te betalen.
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4. De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [naam] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. M.P.J. van der Linden, advocaat te Ridderkerk;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022 te 10:34 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.