ECLI:NL:RBROT:2022:7092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/636581 / KG ZA 22-292
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontruiming in kort geding wegens onvoldoende bewijs van verblijf zonder recht of titel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiseres, een vennootschap onder firma, vorderde dat de gedaagden het door hen bewoonde pand zouden ontruimen. De eiseres stelde dat de gedaagden zonder recht of titel in het pand verbleven, terwijl de gedaagden betwistten dat zij zonder recht of titel aanwezig waren, en stelden dat zij een huurovereenkomst met de eiseres hadden gesloten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming van een pand een ingrijpende maatregel is en dat de vordering alleen kan worden toegewezen als aannemelijk is dat de gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er verschillende verklaringen waren over de totstandkoming van de huurovereenkomst en de sleuteloverdracht. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagden zonder recht of titel in het pand verbleven, en dat de vordering van de eiseres in een bodemprocedure waarschijnlijk niet zou worden toegewezen. Daarom werd de vordering tot ontruiming afgewezen. Tevens werd de eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/636581 / KG ZA 22-292
Vonnis in kort geding van 12 mei 2022
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[naam eiseres]
tevens handelend onder de naam: [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. W.A.J. Stregels te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagden],
verblijvende te [vestigingsplaats gedaagden],
gedaagden, van wie blijkens verklaring van mr. Jansen zijn verschenen:
[naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4], [naam 5] en [naam 6],
advocaat mr. I.B. Jansen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en gedaagden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 april 2022, met producties;
  • de e-mailberichten van mr. Jansen van 26 april 2022, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 28 april 2022;
  • de pleitnota van mr. Jansen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is een bedrijf dat zich bezig houdt met bemiddeling en advisering bij verkoop, aankoop, verhuur, beheer en taxaties van onroerend goed. [naam 7] (hierna: [naam 7]) en [naam 8] zijn de vennoten van deze vennootschap onder firma.
2.2.
[naam eiseres] is sinds 1 januari 2020 hoofdhuurder van een pand gelegen op de tweede en derde etage aan de [adres 1], kadastraal bekend als Delfshaven sectie [sectie] nr. [nummer] (hierna: het pand). Eigenaar van het pand is Dexa Vastgoed B.V.
2.3.
[naam eiseres] heeft met Dexa Vastgoed met betrekking tot het pand een huurovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020. De huurovereenkomst is daarna tweemaal verlengd, van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.
2.4.
[naam eiseres] verhuurt het pand met toestemming van Dexa Vastgoed onder. Sinds 4 januari 2022 is [naam eiseres] op zoek naar een nieuwe onderhuurder.
2.5.
Op 25 maart 2022 heeft [naam 7] in het pand een zestal personen, gedaagden, aangetroffen. De politie is vervolgens ter plaatse gekomen, maar heeft gedaagden niet gesommeerd het pand te ontruimen.
2.6.
Bij brief van 31 maart 2022 heeft [naam 7] namens [naam eiseres] hen gesommeerd het pand binnen drie dagen te verlaten. In de brief staat voor zover van belang het volgende:
“(…)
Geachte [naam 9] en [naam 10],
Tijdens mijn bezoek aan de appartement op de [adres 1] op 25 maart 2022 is geconstateerd dat jullie daar verblijven tezamen met nog 4 andere heren.
Er is geen huurovereenkomst met jullie gemaakt en er zijn geen huurgelden betaald.
Jullie verblijven in deze appartement zonder recht of titel.
Derhalve moeten jullie binnen 3 dagen de woning verlaten.
De sleutels kunnen afgeleverd worden op kantoor; (…)”
2.7.
Op 7 april 2022 heeft de [naam 9] (hierna: [naam 9]), mede namens zijn vrouw en broer, aangifte gedaan van oplichting en bedreiging. In de aangifte staat voor zover van belang het volgende:
“(…)
Op 27 september 2021 ben ik samen met mijn partner in Nederland gekomen. Wij zijn naar Nederland gekomen om te werken en carrière te maken.
Via een kennis zijn wij in contact gekomen met een Turkse man uit Bulgarije. Deze man heet [naam 11] maar ik weet zijn achternaam niet. (…).
[naam 11] bood mijn werk aan in de bouw. Ik heb dit gedaan om geld te verdienen. Ik heb iets langer dan een maand voor hem gewerkt. Ik denk dat ik van 21 november tot 24 december 2021 voor [naam 11] heb gewerkt. Wij hadden afgesproken dat ik 2.000,- euro hiervoor zou krijgen. Echter heb ik maar 2 keer 300,- euro ontvangen en heb ik dus 1.400,- euro te kort gekregen. [naam 11] vertelde dat hij van zijn baas nog eerst geld moest krijgen voordat hij mij zou kunnen betalen. Zijn baas heet [naam 12].
Ik ben later in contact gekomen met [naam 12]. [naam 12] vertelde mij dat [naam 11] niet aardig en goed voor mij was en dat ik voor [naam 12] moest komen werken. Ik ben toen voor [naam 12] gaan werken vanaf 26-12-2021. Ik heb het geld van [naam 11] nooit meer gekregen. (…).
Ik had met [naam 12] afgesproken dat ik 12.50 euro per uur uitbetaald zou krijgen. [naam 12] zijn bouwbedrijf heet: [naam bedrijf]. Wij hebben altijd zwart gewerkt zijn dus nooit officieel in loondienst geweest. De 1e maand heb ik uitbetaald gekregen. De tweede maand hield [naam 12] geld in van mijn loon. Ik wilde legaal werken en heb hierover advies aan [naam 12] gevraagd. [naam 12] vertelde dat zijn broer in de Belgische ambassade werkt en dat [naam 12] Amerikaans Visum kon regelen voor mij en mijn vrouw. Ook zou [naam 12] een Belgisch paspoort kunnen regelen voor mij en mijn vrouw. Omdat [naam 12] vertelde dat zijn broer voor de ambassade werkte geloofde ik hem en heb ik gevraagd of hij een Amerikaans Visum kon regelen.
Ik heb [naam 12] eerst 8.000,- contant moeten geven zodat hij een Amerikaans Visum kon regelen. Hierna hield [naam 12] steeds 600 of 700 euro in van mijn salaris. Ik heb in totaal 10.000 euro moeten betalen voor het Amerikaanse Visum. Ook moest ik mijn paspoort en die van mijn vrouw aan [naam 12] geven. Dit was noodzakelijk voor het Amerikaanse Visum. Eind februari 2022 liet [naam 12] op zijn telefoon foto’s zien van onze Amerikaanse Visums. Hij zei daarbij: “Op 6 maart gaan jullie vliegen naar Amerika.”
Op 5 of 6 maart 2022 zei [naam 12] dat wij niet meer naar Amerika konden vliegen. Dit omdat wij niet de juiste corona vaccinatie zouden hebben. Wij zouden daarom eerst hier gevaccineerd moeten worden. Daarvoor zouden wij eerst Belgische visums moeten hebben. Hiervoor moesten wij weer geld betalen. Ik heb 5.649,- euro betaald voor de Belgische Visums. Wij hebben deze Belgische visums nooit gekregen. Toen ik ging vragen naar de visums zei hij dat wij deze niet zouden krijgen en dat wij niet naar politie konden gaan omdat wij geen paspoort meer hadden. Onze paspoort had [naam 12] namelijk nog voor het maken van de Visums. Deze wilde hij dus ook niet meer teruggeven. Hij chanteerde ons hiermee.
Op 24 maart 2022 heb ik de politie gebeld omdat hij onze paspoorten dus niet meer terug wilde geven. De politie is toen gekomen naar [adres 2]. Deze hebben van [naam 12] de paspoorten afgepakt en aan ons teruggeven. De politie was met [naam 13] in gesprek in de Nederlandse taal en dat konden wij niet verstaan. [naam 13] is het hulpje van [naam 12]. Ik weet niet wat er verder dus gezegd is. (…)
Ook had ik nog via [naam 13] een woning geregeld. [naam 13] heeft mij in contact gebracht met een makelaar. Deze makelaar heet [naam 14]. Zij had met ons een woning bezichtigd op de [adres 1]. Wij wilden dit en hebben afgesproken om 16.200 euro te betalen voor deze woning om hier 1 jaar te wonen. Wij hebben eerst 1.000 euro vooruit betaald en dit bedrag contant betaald aan [naam 14]. Wij hebben toen de sleutel gekregen op 5 maart 2022. Wij moesten toen de 15.200 euro betalen en dit hebben wij ook contant betaald. op 6 maart zouden wij het contract krijgen maar deze hebben wij verder nooit gekregen.
[naam 14] heeft toen hierna gezegd dat wij helemaal geen contract hadden en dat wij uit de woning moesten. [naam 14] kwam toen met [naam 13], [naam 12] en nog een persoon bij ons aan de deur op de [adres 1]. Ze hebben toen onze deur geprobeerd te forceren met gereedschap om ons met geweld uit de woning te schoppen. Ik heb toen de politie gebeld en deze zijn ter plaatse gekomen. Ik spreek maar een klein beetje Engels. De politie heeft gezegd dat [naam 14] ons alleen uit de woning kan krijgen als zij naar de rechter toe stapt en om het bij de rechter verder uit te vechten. Wij wonen tot op heden nog op de [adres 1] alleen wij voelen ons niet veilig.
Wij worden nu ook bedreigd door [naam 11] en [naam 12]. [naam 11] zei tegen mij: “Wij gaan jouw kop scheuren.” [naam 12] zei: “Als jullie naar de politie gaan dan vermoord ik jullie. Ik zou heel voorzichtig zijn anders pakken we jouw vrouw.”
Via een telegram groep ben ik in contact gekomen met [naam 15]. Deze vrouw heeft een stichting opgezet voor gedupeerde Oezbekistaanse. (…) Deze vrouw heeft ons geholpen met bewijs tegen [naam 11], [naam 12], [naam 13] en [naam 14]. Het blijkt namelijk dat zij allemaal samen werken in een bende. (…)
Informatie over de verdachten:
(…)
  • [naam 12], echte naam: [naam 12]
  • [naam 13], echt naam: [naam 13]
  • [naam 14]
(…)
Zie bijlage: Mail naar Mensenhandel Amsterdam. Hier staan de rollen omschreven van de betrokken verdachten en welke slachtoffers zij gemaakt hebben. Er zijn nog heel veel meer slachtoffers waar [naam 15] contact mee heeft. (…)”
2.8.
Op 12 april 2022 heeft [naam 7] namens [naam eiseres] aangifte gedaan ex artikel 138a Sr. In de aangifte stelt zij dat de woning is gekraakt door gedaagden.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden te gebieden om het pand binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten en verlaten te houden en ter algehele beschikking van [naam eiseres] te stellen;
te bepalen dat dit vonnis tot een jaar na het uitspreken ervan (herhaald) ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in het pand bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
[naam eiseres] toe te staan die maatregelen te treffen die nodig zijn om het pand te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten en verlaten te houden en ter algehele beschikking van [naam eiseres] te stellen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke keer dat gedaagden de daartoe uit te voeren ontruimingshandelingen beletten en/of daartoe uitgevoerde ontruimingshandelingen ongedaan maken, zulks tot een maximum van € 5.000,00;
gedaagden te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [naam eiseres] te betalen een schadevergoeding van € 2.350,00 zijnde het bedrag dat [naam eiseres] als waarborgsom bij het ingaan van de huurovereenkomst aan haar verhuurder heeft betaald;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van onderhavige procedure, de nakosten daaronder begrepen, en met bepaling dat de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn, indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na het vonnis zijn voldaan.
3.2.
[naam eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij op grond van de huurovereenkomst met Dexa Vastgoed exclusief het recht heeft om het pand te gebruiken en dat zij met gedaagden geen onderhuurovereenkomst heeft gesloten of andere afspraken heeft gemaakt. Gedaagden verblijven daarom zonder recht of titel in het pand en handelen daarmee onrechtmatig jegens [naam eiseres].
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten en de nakosten. Gedaagden betwisten dat zij zonder recht of titel in het pand verblijven omdat zij een huurovereenkomst met [naam eiseres] hebben gesloten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat ontruiming van een pand of woning een ingrijpende maatregel is. Een ontruimingsvordering is in kort geding toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien het belang van [naam eiseres] bij het treffen van een voorlopige voorziening dermate spoedeisend is dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [naam eiseres] een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vorderingen. Of de vorderingen op materiële grond toewijsbaar zijn wordt hierna beoordeeld.
4.2.
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [naam eiseres] tot ontruiming in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Dit betekent dat de vordering van [naam eiseres] tot ontruiming alleen dan kan worden toegewezen, indien in voldoende mate aannemelijk wordt dat geen sprake is van een huurcontract tussen [naam eiseres] en (één of meer van) gedaagden en dat gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven.
4.3.
Ter zitting hebben gedaagden verklaard dat zij via hun familielid/vriend [naam 9] in contact zijn getreden met de heer [naam 13] (hierna: [naam 13]). Van [naam 13] hebben gedaagden werk in de bouw in Nederland aangeboden gekregen en zijn zij vanuit Oezbekistan naar Nederland gekomen. Gedaagden hebben eveneens verklaard dat zij met tussenkomst van [naam 13] het pand hebben gehuurd van [naam eiseres] en dat zij
€ 5.900,00 in contanten voor twee maanden huur en borg hebben betaald aan [naam 13], in aanwezigheid van [naam 7]. Na betaling van de huur en de borg hebben gedaagden de sleutels van [naam 13] ontvangen. Bij de sleuteloverdracht waren ook [naam 7] en het echtpaar [naam 9] aanwezig. Voorts moesten gedaagden van [naam 7] de benodigde documenten bij [naam 13] aanleveren, waarna de schriftelijke huurovereenkomst kon worden opgesteld. Dat is alleen nooit gebeurd, aldus gedaagden.
4.4.
[naam 7] heeft namens [naam eiseres] ter zitting verklaard dat [naam 13] niet voor haar werkt en dat hij dus ook niet met gedaagden een huurovereenkomst met betrekking tot het pand heeft kunnen sluiten. [naam 7] heeft in dat kader verklaard dat zij nooit contant geld heeft aangenomen en dat zij niet bij de sleuteloverdracht aanwezig was. Zij heeft ter zitting verklaard dat [naam 13] voor een haar bekende aannemer, [naam 12], werkt en dat [naam 12] aan haar te kennen heeft gegeven dat de heer en [naam 10] interesse hadden in het pand. Omdat [naam 7] zelf niet bij de bezichtiging kon zijn heeft zij de sleutels van het appartement aan [naam 12] verstrekt. [naam 12] moet de sleutels aan [naam 13] hebben gegeven. Na de bezichtiging heeft [naam 7] haar sleutels weer teruggekregen. Door [naam 9] en [naam 10] moest de benodigde documentatie nog worden overgelegd om een huurovereenkomst te kunnen sluiten. Die stukken zijn nooit aangeleverd waardoor er geen huurovereenkomst tot stand is gekomen.
4.5.
Partijen staan aldus lijnrecht tegenover elkaar. Voor de beoordeling wie van partijen gelijk heeft is onderzoek naar de feiten en omstandigheden nodig en mogelijk bewijslevering. Daarvoor biedt de onderhavige kort geding procedure gegeven haar beperkte karakter niet de mogelijkheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat zonder nader onderzoek naar de door gedaagden gegeven lezing van de voorgedane gebeurtenissen op voorhand niet kan worden uitgesloten dat tussen gedaagden en [naam eiseres] een huurovereenkomst is ontstaan. Zelfs als de lezing van [naam 7] met betrekking tot de sleutels van het pand klopt en [naam 13] deze sleutels, zonder medeweten van [naam 7], aan gedaagden heeft verstrekt kan op voorhand niet worden uitgesloten dat door tussenkomst van [naam 13] een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Voor toerekening van de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid op basis waarvan een overeenkomst tot stand is kunnen komen, kan immers plaats zijn indien gedaagden gerechtvaardigd hebben vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [naam eiseres] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Gedaagden hebben meerdere Whatsapp-berichten overgelegd waaruit blijkt dat door hen kon worden afgeleid dat [naam 13] namens [naam eiseres] handelde. Tevens blijkt uit de overlegde berichten dat [naam 13] nadere informatie ten behoeve van de huurovereenkomst via [naam 9] bij gedaagden heeft opgevraagd en is het aannemelijk dat gedaagden een bedrag aan huur en borg aan [naam 13] hebben voldaan, in ruil waarvoor zij de sleutels van het pand hebben ontvangen. Voorshands is daarom niet uitgesloten dat vastgesteld kan worden dat gedaagden er gerechtvaardigd op hebben mogen vertrouwen dat [naam 13] in de hoedanigheid als vertegenwoordigend tussenpersoon van [naam eiseres] heeft gehandeld en dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden voor risico van [naam eiseres] dienen te komen.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onvoldoende vastgesteld kan worden dat gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven en de vordering van [naam eiseres] in een bodemprocedure zal worden toegewezen, zodat de voorzieningenrechter het niet verantwoord acht om daarop vooruit te lopen. De vordering tot ontruiming wordt daarom afgewezen.
4.7.
Nu onvoldoende duidelijk is of gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven is er voor toewijzing van de overige vorderingen evenmin plaats, waardoor ook deze worden afgewezen.
4.8.
[naam eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.102,00
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.102,00,
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.
2180/676