ECLI:NL:RBROT:2022:709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9537212
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkostennota's en proceskosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft Iza Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde zorgkostennota's. De zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen is tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] verplicht was om premies en eigen risico te betalen. Iza heeft in de periode van januari 2016 tot en met april 2021 zorgkostennota's ter waarde van € 1.459,90 aan [gedaagde] verzonden. Ondanks diverse aanmaningen en deelbetalingen van [gedaagde], resteert er een bedrag van € 619,39. Iza heeft haar vordering beperkt tot € 500,00, maar behoudt zich het recht voor om het resterende bedrag later te vorderen.

Tijdens de procedure heeft [gedaagde] erkend dat er een betalingsachterstand is, maar heeft aangevoerd dat er een betalingsregeling liep. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat de betalingsregeling geen betrekking had op de onderhavige vordering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] nog een bedrag van € 619,39 aan Iza verschuldigd is, maar heeft de vordering van Iza beperkt tot € 500,00. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Iza.

De kantonrechter heeft in zijn uitspraak de wettelijke rente toegewezen over het te betalen bedrag en de proceskosten vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen op 28 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9537212 \ CV EXPL 21-37322
uitspraak: 28 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Iza Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Iza” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 10 september 2021, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 18 november 2021;
  • het e-mailbericht van [gedaagde] van 29 november 2021, met producties;
  • de rolbeslissing van de kantonrechter van 10 december 2021;
  • de aantekeningen van de griffier van het (aanvullende) mondelinge verweer van [gedaagde] op de rolzitting van 29 december 2021.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen Iza als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringnemer is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst met polisnummer [polisnummer] heeft betrekking op de verplichte basisverzekering en/of aanvullende verzekering. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] verzekeringspremie, eigen risico en/of een eigen bijdrage aan Iza verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] heeft ziektekosten gemaakt, die door [gedaagde] dan wel de zorgverlener bij Iza in rekening zijn gebracht. Iza heeft deze ziektekosten aan de zorgverlener vergoed. Deze ziektekosten vallen (voor een deel) onder het (wettelijk verplichte) eigen risico en/of de eigen bijdrage en zijn door Iza middels toezending van zorgkostennota’s bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3.
Iza heeft in de periode van januari 2016 tot en met april 2021 diverse zorgkostennota’s aan [gedaagde] gezonden ten bedrage van in totaal € 1.459,90.
2.4.
De gemachtigde van Iza heeft [gedaagde] bij brief van 17 mei 2021 aangemaand om binnen een termijn van vijftien dagen, nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, een totaalbedrag van
€ 446,95 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met buitengerechtelijke incassokosten ad € 67,04, vermeerderd met een bedrag van € 14,08 aan btw.
2.5.
Nadat Iza haar vordering ter incasso aan haar gemachtigde uit handen had gegeven, heeft [gedaagde] in de periode van januari 2017 tot en met januari 2021 diverse betalingen aan de gemachtigde van Iza verricht ten bedrage van in totaal € 1.012,95.

3..De vordering

3.1.
Iza heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft Iza - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de door hem uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst aan Iza verschuldigde zorgkostennota’s in de periode van januari 2016 tot en met april 2021, ten bedrage van in totaal € 1.459,90. Iza zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. [gedaagde] heeft door middel van diverse deelbetalingen een totaalbedrag van € 1.012,95 aan de gemachtigde van Iza voldaan, maar is in gebreke gebleven met voldoening van het restant. Iza maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke rente tot 10 september 2021 van € 91,32 alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 67,04, vermeerderd met € 14,08 aan btw.
3.3.
De vordering van Iza is dientengevolge als volgt opgebouwd:
Hoofdsom € 1.459,90
Wettelijke rente tot 10-09-2021 € 91,32
Buitengerechtelijke kosten € 81,12
--------------
Subtotaal € 1.632,34
Voldaan aan gemachtigde € 1.012,95 -/-
--------------
Totaal € 619,39
Iza beperkt om haar moverende redenen haar vordering tot € 500,00, maar reserveert uitdrukkelijk haar rechten ten aanzien van het resterende deel van haar vordering.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de door Iza gestelde betalingsachterstand niet betwist, maar heeft gesteld dat er een tweetal betalingsregelingen lopen. Er was sprake van een betalingsregeling, die tot april 2022 zou doorlopen. De laatste termijnbetaling van die betalingsregeling ten bedrage van € 27,33 is door [gedaagde] in november 2021 gedaan. In de maand december 2021 is er niets meer via automatische incasso afgeschreven van de bankrekening van [gedaagde]. De betalingsregeling van € 27,33 is inmiddels geëindigd.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] een achterstand in de betaling van de door Iza in de periode van januari 2016 tot en met april 2021 aan [gedaagde] gezonden zorgkostennota’s heeft laten ontstaan van in totaal € 1.459,90.
5.2.
[gedaagde] heeft voorts niet betwist - en daarmee staat vast - dat hij tot de dag van dagvaarding (10 september 2021) een bedrag van € 91,32 aan wettelijke rente verschuldigd is.
5.3.
Iza maakt eveneens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door de gemachtigde van Iza gezonden aanmaning van 17 mei 2021 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Nu Iza hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] worden uitgegaan. Uit de door Iza in haar dagvaarding vermelde data waarop [gedaagde] diverse deelbetalingen heeft verricht, volgt dat [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn van vijftien dagen, nadat de aanmaning van 17 mei 2021 bij [gedaagde] is bezorgd, tot betaling van de in de aanmaning genoemde hoofdsom is overgegaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 81,12 inclusief btw is dan ook toewijsbaar.
5.4.
Vast staat dat [gedaagde], nadat Iza haar vordering ter incasso uit handen had gegeven, ter voldoening van onderhavige schuld in de periode van januari 2017 tot en met januari 2021 diverse deelbetalingen aan de gemachtigde van Iza heeft verricht, in totaal ten bedrage van
€ 1.012,95.
5.5.
Ten aanzien van de toerekening van deze betalingen aan het verschuldigde heeft te gelden dat, ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW, betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering strekken van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de hoofdsom. Correcte toepassing van de imputatieregeling brengt mee dat met door [gedaagde] verrichte betalingen van in totaal € 1.012,95 de tot 10 september 2021 verschenen rente van € 91,32 en de buitengerechtelijke kosten van € 81,12 (inclusief btw) volledig zijn voldaan en er van de hoofdsom nog een bedrag resteert van € 619,39 (€ 1.632,34 -/-
€ 1.012,95).
5.6.
Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken - en dan met name de brief van Iza van
8 september 2021 - blijkt dat [gedaagde] op 7 september 2021 een betalingsregeling heeft getroffen van € 27,33 per maand. Deze betalingsregeling is echter getroffen in verband met een openstaand bedrag van € 191,35. Dit openstaande bedrag sluit niet aan op de hoogte van de thans in geding zijnde vordering. Bovendien was onderhavige vordering ten tijde van het treffen van de betalingsregeling reeds lange tijd door Iza uit handen gegeven aan haar gemachtigde. Gelet op deze omstandigheden - en bij gebreke van een nadere toelichting op dit punt door [gedaagde] - gaat de kantonrechter er van uit dat deze betalingsregeling geen betrekking heeft op onderhavige vordering en om die reden geen relevantie heeft voor deze procedure, nog afgezien van het feit dat door [gedaagde] is erkend dat deze betalingsregeling inmiddels al is geëindigd.
5.7.
Uit de in de dagvaarding vermelde door de gemachtigde van Iza ontvangen betalingen in de periode van januari 2017 tot en met januari 2021 volgt dat [gedaagde] gedurende zekere periode maandelijks € 50,00 heeft voldaan, vervolgens maandelijks € 60,00 en ten slotte maandelijks € 25,00. Dit duidt er op dat er ten aanzien van onderhavige vordering kennelijk ook een betalingsregeling heeft bestaan. Uit het betalingsoverzicht blijkt echter dat sinds
28 januari 2021 ter zake van onderhavige vordering geen (deel)betalingen meer door [gedaagde] zijn verricht, zodat deze betalingsregeling reeds voorafgaand aan onderhavige procedure is vervallen. [gedaagde] heeft voor het overige onvoldoende onderbouwd dat er ten aanzien van onderhavige vordering nog sprake zou zijn van een lopende betalingsregeling.
5.8.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] nog een bedrag van € 619,39 aan Iza verschuldigd is. Gelet op het feit dat Iza haar vordering heeft beperkt tot een bedrag van
€ 500,00 - waarbij zij haar rechten met betrekking tot het resterende deel van de vordering uitdrukkelijk heeft gereserveerd - zal [gedaagde] thans worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom.
5.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Iza worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Iza tegen kwijting te betalen een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Iza vastgesteld op € 249,60 aan verschotten (waarvan € 126,00 aan griffierecht en € 123,60 aan dagvaardingskosten) en € 75,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487