ECLI:NL:RBROT:2022:7087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/639015 / KG ZA 22-432
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over erfdienstbaarheid van weg en spoedeisend belang

In deze zaak, die op 13 juli 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderden de eiseressen, waaronder Nieuwland Hoek van Holland B.V., in kort geding dat de gedaagden, die ook eigenaar zijn van een perceel op het industrieterrein aan het Nieuw Oranjekanaal te Hoek van Holland, zouden worden veroordeeld om obstakels op een vijfmeterstrook te verwijderen. Deze obstakels, waaronder een weegbrug en parkeerplaatsen, zouden het recht van erfdienstbaarheid van weg van de eiseressen belemmeren. De eiseressen stelden dat zij een spoedeisend belang hadden bij hun vorderingen, omdat de obstakels hun toegang tot de openbare weg belemmerden.

De gedaagden voerden verweer en stelden dat de eiseressen geen spoedeisend belang hadden, omdat zij via een andere weg toegang tot hun percelen hadden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseressen niet voldoende hadden aangetoond dat er sprake was van structurele verkeershinder en dat de obstakels daadwerkelijk hun toegang belemmerden. Bovendien werd overwogen dat de gedaagden ook gebruik mochten maken van de vijfmeterstrook, wat de vorderingen van de eiseressen verder ondermijnde.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de claims van de eiseressen en dat de belangenafweging in het voordeel van de gedaagden uitviel, gezien de noodzaak van de weegbrug voor hun bedrijfsvoering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639015 / KG ZA 22-432
Vonnis in kort geding van 13 juli 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIEUWLAND HOEK VAN HOLLAND B.V.,
gevestigd te Hoek van Holland,
eiseressen,
advocaat mr. W.M. Bijloo te Middelharnis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,
gedaagden,
advocaten mr. E.J.H. Plambeck en mr. M.P.C. van Essen te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden hierna [eiseressen] en [gedaagden] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 juni 2022, met producties 1-21;
  • de brief van mr. Bijloo van 22 juni 2022, met producties 22 en 23;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1-7;
  • de brief van mr. Plambeck van 28 juni 2022, met producties 8 en 9;
  • de mondelinge behandeling op 29 juni 2022 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen respectievelijk pleitaantekeningen van mr. Bijloo en mr. Van Essen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres 1] is eigenaar van een perceel op het industrieterrein aan het Nieuw Oranjekanaal te Hoek van Holland, kadastraal bekend gemeente Hoek van Holland sectie [sectie] nummer [perceelnummer 1] . Dit perceel wordt gebruikt door [naam eiseres 2]
Nieuwland Hoek van Holland B.V. is eigenaar van de percelen [perceelnummer 2] , [perceelnummer 3] , [perceelnummer 4] , [perceelnummer 5] , [perceelnummer 6] , [perceelnummer 7] en [perceelnummer 8] . De percelen van [eiseressen] liggen aan de weg plaatselijk bekend als het Nieuw Oranjekanaal nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] in Hoek van Holland. In 1953 hadden de percelen gezamenlijk volgens de filiatie van het kadaster nummer [nummer 5] .
2.2.
[naam gedaagde 1] is eveneens eigenaar van een perceel op het industrieterrein aan het Nieuw Oranjekanaal te Hoek van Holland, kadastraal bekend gemeente Hoek van Holland sectie [sectie] nummer [perceelnummer 9] . [naam gedaagde 2] , een aan [naam gedaagde 1] gelieerde vennootschap, exploiteert op het perceel sinds 2014 een bedrijf dat zich toespitst op de recycling van kunststoffen. In 1953 had dit perceel volgens de filiatie van het kadaster nummer [nummer 6] .
2.3.
Verwezen wordt naar onderstaande tekening uit het kadaster.
[afbeelding kadasterkaart]
2.4.
In een notariële akte van 27 januari 1953 is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd ten laste van het perceel van [gedaagden] (hierna: dienend erf [nummer 6] ) en ten behoeve van de percelen van [eiseressen] (hierna: heersend erf [nummer 5] ) ‘
over een strook ter breedte van vijf meter lopende langs de zuidoostelijke grens van vermeld perceel [perceelnummer 10] , evenwijdig lopende met het Oranjekanaal’ (hierna: de vijfmeterstrook). De erfdienstbaarheid van weg is op onderstaande luchtfoto met een rode streep aangeduid.
[afbeelding luchtfoto]
2.5.
Tussen het Nieuw Oranjekanaal en de vijfmeterstrook bevindt zich perceel [perceelnummer 11] , een weg van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: perceel [perceelnummer 11] ). Dit perceel is op de hieronder afgebeelde kadastrale kaart zichtbaar.
[afbeelding kadasterkaart]
2.6.
Op de vijfmeterstrook is door [gedaagden] in 2014 een weegbrug met palen geplaatst. Op de vijfmeterstrook en bevinden zich onder andere ook parkeerplaatsen. De weegbrug is zichtbaar op onderstaande luchtfoto uit 2015.
2.7.
Bij brief van 8 september 2014 heeft [naam eiseres 2] het volgende aan [naam 1] (voormalig eigenaar van het thans afgesplitst dienend erf [nummer 6] ) bericht:
“Perceel nr. [perceelnummer 10] moet 5 meter breed v.a. kadastrale grens vrijhouden.
Weegbrug in aanbouw
Metalen schutting waarschijnlijk over de grens
Eerdere incidententen; warmtetank opgeslagen en parkeren van trailers,
auto’s en containers.
Voorheen soortgelijke situatie geweest tussen [naam 2] en [naam 3] , dit is een procedure geworden, waarna het overpad weer gerespecteerd werd.”
2.8.
Bij brief van 29 april 2022 heeft mr. Bijloo namens [eiseressen] [gedaagden] gesommeerd om de vijfmeterstrook vrij te maken van obstakels en de weg in oorspronkelijke toestand te herstellen. In de brief staat daarnaast voor zover van belang het volgende:
“Als dienend erf dient u langs de weg van het Hoogheemraadschap Delfland een strook weg van 5 meter breed vrij te houden, zodat auto’s en vrachtwagens daar onbelemmerd overheen kunnen rijden. In strijd met deze verplichting zijn op deze strook van vijf meter een weegbrug met palen en toebehoren gebouwd en containers geplaatst. Daarnaast laat u dagelijks auto’s en vrachtauto’s op deze strook stilstaan en parkeren. Dit belemmert cliënten in de uitoefening van hun erfdienstbaarheid. (…)
De explosieve toename van vervoersbewegingen sinds 2014 in combinatie met de eerdergenoemde blokkades leidt tot onaanvaardbare en onrechtmatige verkeershinder.
Cliënten hebben u en uw rechtsvoorganger meerdere malen verzocht om de bovengenoemde strook van 5 meter vrij te maken en te houden, zodat zij onbelemmerd gebruik kunnen maken van hun recht van weg. (…)”
2.9.
Bij e-mailberichten van 29 april 2022 en 20 mei 2022 heeft mr. Plambeck namens [gedaagden] aan mr. Bijloo bericht dat dat de exacte ligging van de erfdienstbaarheid niet vastligt. Door [gedaagden] is niet voldaan aan de sommatie van mr. Bijloo zoals verwoord in de brief van 29 april 2022.

3..Het geschil

3.1.
[eiseressen] vordert, na vermindering van eis ter zitting, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] te veroordelen om binnen één maand na betekening van dit vonnis alle obstakels, waaronder de weegbrug, containers, elektriciteitskastje, hekwerken, steenblokken, reclamezuil en parkeervakken, die zich bevinden op de vijfmeterstrook te verwijderen en verwijderd te laten, op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag met een maximum van € 2.000.000,00;
[gedaagden] te veroordelen ervoor zorg te dragen dat op de vijfmeterstrook geen auto’s, vrachtauto’s bestemd voor [gedaagden] , containers en andere objecten stilstaan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding;
[gedaagden] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseressen] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] inbreuk maakt op haar recht van erfdienstbaarheid van weg. [eiseressen] voert hiertoe aan dat [gedaagden] als dienend erf de vijfmeterstrook moet vrijhouden, zodat voetgangers, fietsers, auto’s en vrachtwagens daar onbelemmerd overheen kunnen rijden. [gedaagden] handelt in strijd met die verplichting door op de vijfmeterstrook een weegbrug met palen, containers, een elektriciteitskastje, hekwerken, steenblokken en een reclamezuil te plaatsen. Ook laat [gedaagden] dagelijks (vracht)auto’s op de vijfmeterstrook stilstaan en parkeren en zijn er op de vijfmeterstrook parkeerplaatsen ingericht. Dit belemmert [eiseressen] in de uitoefening van haar erfdienstbaarheid. Het goederenvervoer van en naar het dienende erf is daarnaast flink toegenomen in de afgelopen jaren waardoor [gedaagden] en haar relaties het weggedeelte van de Hoogheemraadschap regelmatig blokkeren. Dit heeft tot gevolg dat de percelen van [eiseressen] op regelmatige basis niet bereikbaar zijn. [eiseressen] heeft daarom een spoedeisend belang bij het gevorderde.
3.3.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseressen] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. [gedaagden] betwist dat het recht van erfdienstbaarheid van weg van [eiseressen] wordt belemmerd, nu [eiseressen] via de asfaltweg op perceel 1245 vrije toegang tot haar perceel heeft. Dat er sprake is van verkeersdrukte maakt niet dat er door [gedaagden] een inbreuk op de erfdienstbaarheid van [eiseressen] wordt gemaakt. Ook het (bestemmings)verkeer van [eiseressen] zelf en de naastgelegen ondernemingen dragen bij aan de verkeersdrukte. Bovendien ligt de weegbrug er al sinds 2014 en vormt deze feitelijk gezien geen obstakel omdat [eiseressen] eroverheen kan rijden. Door [eiseressen] is nooit eerder dan in april 2022 geklaagd over de weegbrug of over de parkeerplaatsen op de vijfmeterstrook. Al in 1992 werden er op de vijfmeterstrook auto’s geparkeerd en de parkeerplaatsen in hun huidige vorm zijn er al sinds 2012. Het gevorderde moet dan ook worden afgewezen omdat [eiseressen] daarbij geen spoedeisend belang heeft. Voor zover het spoedeisend belang toch wordt aangenomen stelt [gedaagden] zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid van weg geen exclusief recht is. Ook de eigenaar van het dienend erf mag van de weg gebruik maken en van een aanspraak op volstrekt onbelemmerd gebruik is geen sprake. Verder staat aan toewijzing van het gevorderde in de weg dat de zaak zich voor verdere inhoudelijke beoordeling in kort geding niet leent. Daarbij is volgens [gedaagden] van belang dat de erfdienstbaarheid van weg voor een belangrijk deel door verjaring is tenietgegaan. Voor zover de erfdienstbaarheid niet is verjaard heeft [gedaagden] gegronde redenen om opheffing of wijziging van de erfdienstbaarheid te vorderen. Ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid was er een concreet belang voor de eigenaren van de heersende erven bij de vijfmeterstrook. Dat is nu anders aangezien zich op het perceel [perceelnummer 11] inmiddels een geasfalteerde weg bevindt. [gedaagden] stelt daarnaast dat een belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen nu de weegbrug voor haar van essentieel belang is. Zonder de weegbrug kan zij haar bedrijf niet uitoefenen, aldus [gedaagden]

4..De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is op grond van artikel 254 Rv in alle spoedeisende zaken
waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt
vereist, bevoegd deze te geven. Van een spoedeisende zaak in hiervoor bedoelde zin is
sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een
bodemprocedure afwacht. Met de stelling van [eiseressen] dat een inbreuk wordt gemaakt op haar recht van erfdienstbaarheid van weg is de spoedeisendheid van de zaak gegeven. Of de vorderingen van [eiseressen] op materiële gronden kunnen worden toegewezen wordt hierna beoordeeld.
4.2.
Bij de beoordeling of een voorlopige voorziening moet worden getroffen geldt als uitgangspunt dat de voorzieningenrechter zich richt naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder de mogelijkheid van nader onderzoek of bewijs, beoordeeld moet worden of het in zodanige hoge mate te verwachten is dat een vordering ook in de bodemprocedure zal worden toegewezen dat het verantwoord is daar bij wijze van voorziening bij voorraad op vooruit te lopen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseressen] alleen kunnen worden toegewezen indien ervan uitgegaan kan worden dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat [gedaagden] de obstakels, waaronder de weegbrug en de parkeerplaatsen, die zich bevinden op de vijfmeterstrook dient te verwijderen.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat ten behoeve van de percelen van [eiseressen] een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten laste van [gedaagden] over de vijfmeterstrook. Ingevolge artikel 5:73 lid 1 BW worden de inhoud van een erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening daarvan bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regels daarover ontbreken door de plaatselijke gewoonte. Bij de uitleg van de notariële akte van vestiging komt het aan op de in die akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (Hoge Raad 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8901 en Hoge Raad 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003: AH9168).
4.4.
Ten aanzien van de inhoud van de erfdienstbaarheid en de uitoefening daarvan wordt het volgende overwogen. [gedaagden] heeft onbetwist gesteld dat de aanleiding voor het vestigen van de erfdienstbaarheid in 1953 de verkoop van het dienend erf [nummer 6] was. Het heersend erf [nummer 5] was destijds via de zuidzijde ontsloten krachtens een in 1923 gevestigde erfdienstbaarheid van weg via een spoorwegovergang ‘
om te komen en te gaan naar den bestaanden overweg’. Om de ontsluiting aan de zuidzijde ook mogelijk te maken via het noordoostelijke deel naar de Oranjedijk is in de notariële akte van 27 januari 1953 opgenomen dat een recht van erfdienstbaarheid rust op een strook ter breedte van vijf meter lopende langs de zuidoostelijke grens van perceel [perceelnummer 10] , evenwijdig lopende met het Oranjekanaal. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat partijen daarmee hebben bedoeld om de eigenaren van heersend erf [nummer 5] in staat te stellen vanaf hun erf de openbare weg aan de zuidelijke kant (met voertuigen) te bereiken. Een recht op een volstrekt onbelemmerd gebruik van de weg kan niet zonder meer uit de akte worden afgeleid. Daarnaast impliceert het gevestigde recht van erfdienstbaarheid geen exclusief recht. Dit betekent dat ook [gedaagden] , als eigenaar van dienend erf [nummer 6] , gebruik mag maken van de vijfmeterstrook en het [gedaagden] is toegestaan om voorwerpen op de vijfmeterstrook te plaatsen, mits [eiseressen] de openbare weg kan bereiken.
4.5.
Dat [eiseressen] de openbare weg niet kan bereiken omdat iedere dag sprake is van verkeershinder en van langdurige oponthoud door onder meer de weegbrug op de vijfmeterstrook is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken. Overwogen wordt daartoe als volgt. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseressen] een drietal verklaringen en een aantal foto’s overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van verkeersdrukte rondom de weegbrug op de vijfmeterstrook. Uit deze stukken kan echter niet worden opgemaakt dat sprake is van structurele verkeershinder. Om tot die conclusie te kunnen komen had [eiseressen] de mate en de frequentie van de verkeershinder nader moeten concretiseren door bijvoorbeeld een nauwgezet en gedetailleerd verslag van de hinder over een langere periode over te leggen. Daarnaast blijkt uit de door [eiseressen] overgelegde stukken niet dat de gestelde verkeersdrukte wordt veroorzaakt door verkeer dat uitsluitend bestemd is voor [gedaagden] Door [gedaagden] is uitvoerig uiteengezet dat ook het (bestemmings)verkeer van [eiseressen] zelf en van de naastgelegen ondernemingen bijdragen aan de verkeersdrukte. Dat de bedrijfsactiviteiten op de heersende erven bovendien zijn toegenomen door verdere splitsingen van de erven en door het feit dat de ontsluiting aan de zuidzijde van de heersende erven via het spoor recent zijn afgesloten is niet door [eiseressen] weersproken. In het licht van het voorgaande had het op de weg van [eiseressen] gelegen om haar stellingen nader te onderbouwen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat met onvoldoende zekerheid kan worden verwacht dat [gedaagden] in een eventuele bodemprocedure zal worden veroordeeld om de door [eiseressen] genoemde obstakels, nog daargelaten dat onvoldoende duidelijk is welke obstakels zich precies op de vijfmeterstrook bevinden, te verwijderen. De overige verweren van [gedaagden] (waaronder het beroep op verjaring en de opheffing/wijziging van de erfdienstbaarheid) kunnen om die reden onbesproken blijven.
4.7.
Dat thans een dringende noodzaak aan de zijde van [eiseressen] is ontstaan waardoor het treffen van een voorlopige voorziening op dit moment alsnog gerechtvaardigd is, is niet gebleken. Overwogen wordt daartoe als volgt. Een deel van de obstakels, waaronder de weegbrug en de parkeerplaatsen, bevinden zich al tientallen jaren op de vijfmeterstrook. [gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiseressen] niet eerder dan bij brief van 29 april 2022 hierover heeft geklaagd. De stelling van [eiseressen] dat zij geklaagd zou hebben bij brief van 8 september 2014 (productie 20 van [eiseressen] ) miskent dat in dit bericht aan de voorganger van [gedaagden] slechts wordt opgesomd dat een weegbrug in aanbouw is en de metalen schutting waarschijnlijk over de grens is. Dit is moeilijk als een klacht aan te merken. Het laat bovendien onverlet dat uit de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting niet blijkt dat door [eiseressen] in de periode tussen september 2014 en april 2022 geklaagd is over de situatie, wat niet valt te rijmen met de door [eiseressen] gestelde urgentie bij het gevorderde. Daar komt nog bij dat door [eiseressen] onbesproken is gelaten dat - in ieder geval sinds 1995 - ten behoeve van de heersende erven een extra toegangsweg is gecreëerd. Parallel aan de vijfmeterstrook is het pad op het perceel [perceelnummer 11] geasfalteerd en daarmee toegankelijk gemaakt voor (vracht)verkeer, waardoor ook via deze weg de openbare weg voor [eiseressen] bereikbaar is.
4.8.
Een nadere afweging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel. Toewijzing van het gevorderde heeft onomkeerbare gevolgen voor [gedaagden] De weegbrug kan volgens [gedaagden] niet zomaar worden verplaatst omdat zij op dit moment geen mogelijkheid heeft om de weegbrug op een andere locatie te positioneren. Het verplaatsen van de weegbrug is bovendien een zeer kostbare procedure. Dat de onderneming van [gedaagden] komt stil te liggen als de weegbrug moet worden verwijderd omdat deze voor de uitvoering van de onderneming van essentieel belang is acht de voorzieningenrechter gelet op de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet milieubeheer aannemelijk. Bovendien heeft [gedaagden] met stukken onderbouwd dat zij vergevorderde gesprekken voert met de gemeente Rotterdam over een ruiltransactie waarbij het terrein van [gedaagden] aanzienlijk wordt uitgebreid en de weegbrug wel kan worden verplaatst naar een andere locatie.
4.9.
De vordering om [gedaagden] te veroordelen ervoor zorg te dragen dat op de vijfmeterstrook geen containers, andere objecten en (vracht)auto’s bestemd voor [gedaagden] stilstaan, moet gelet op hetgeen is overwogen in 4.4. tot en met 4.7. eveneens worden afgewezen, nog daargelaten dat betwijfeld wordt wat de praktische uitvoermogelijkheden van deze vordering zijn.
4.10.
[eiseressen] wordt als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.692,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.
2180/2009