In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 mei 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2018. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat er sprake is van een groot wantrouwen tussen de ouders, wat schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van [naam kind]. De ouders hebben gezamenlijk het gezag, maar er is sinds het beëindigen van hun relatie geen contact meer geweest tussen de vader en [naam kind]. De moeder heeft ernstige zorgen geuit over de veiligheid van [naam kind] in relatie tot de vader, die in het verleden betrokken is geweest bij huiselijk geweld. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de ouders op gescheiden momenten gehoord. De kinderrechter heeft besloten dat het Omgangshuis moet onderzoeken hoe het contact tussen [naam kind] en de vader kan worden opgestart, met het oog op de belangen van [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling goedgekeurd en deze zal ingaan op 10 mei 2022 en eindigen op 10 februari 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.