ECLI:NL:RBROT:2022:708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
9355558
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een koopovereenkomst wegens non-conformiteit van een auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en verkoper van een auto. De koper, aangeduid als [eiser], heeft een Kia Picanto gekocht van de verkoper, aangeduid als [gedaagde], voor een bedrag van € 5.400,00. Na de aankoop heeft de koper de auto laten onderzoeken, waaruit bleek dat de auto ernstige schade had die niet goed was gerepareerd. De koper heeft de verkoper meerdere keren verzocht om de auto te repareren, maar de verkoper heeft hier niet op gereageerd. Uiteindelijk heeft de koper de koopovereenkomst ontbonden en vorderde hij terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding voor de kosten van het technisch onderzoek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst, omdat deze een andere motor had dan in de advertentie vermeld en bovendien ernstige gebreken vertoonde. De rechter oordeelde dat de verkoper in gebreke was gebleven en dat de koper recht had op ontbinding van de koopovereenkomst. De rechter heeft de verkoper veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de verkoper ook veroordeeld tot betaling van de kosten van het technisch onderzoek. Daarnaast is de verkoper verplicht om medewerking te verlenen aan het op zijn naam stellen van de auto, op straffe van een dwangsom.

De uitspraak benadrukt de rechten van consumenten bij de aankoop van goederen en de verplichtingen van verkopers om te voldoen aan de overeenkomst. De rechter heeft de vorderingen van de koper grotendeels toegewezen en de verkoper in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9355558 \ CV EXPL 21-24972
uitspraak: 21 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. J.O. Bohr,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 13 juli 2021, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie namens [gedaagde] op de rolzitting van 3 augustus 2021;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde] per e-mail van 3 augustus 2021, met bijlagen;
  • het tussenvonnis van 4 augustus 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van mr. Bohr van 26 oktober 2021, met bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021. [eiser] is verschenen, vergezeld door [naam] (zijn zus) en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [gedaagde] is eveneens verschenen. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Bij brief van 26 oktober 2021 heeft mr. Bohr aan de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen, omdat [gedaagde] niet reageerde op zijn verzoek om mee te werken aan de tijdens de mondelinge behandeling besproken oplossing van het geschil. [gedaagde] heeft, ondanks daartoe deugdelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd op voornoemde brief van mr. Bohr.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] heeft onder meer via [website] een Kia Picanto met kenteken [kentekennummer] (hierna: de auto) te koop aangeboden. In de advertentie is de auto aangeboden als “Kia Picanto 1.2 CVVT Airco”.
2.2.
[eiser] heeft op 15 december 2020 de auto gekocht van [gedaagde] tegen een koopprijs van € 5.400,00.
2.3.
[eiser] heeft vervolgens de auto laten onderzoeken door [naam bedrijf 1]. Per e-mail van 13 januari 2021 heeft [naam bedrijf 1], voor zover van belang, het volgende geschreven aan [eiser]:
“Hierbij hebben we diagnose gesteld van de Kia Picanto met kenteken [kentekennummer]. Echter zien wij dat de auto een flinke schade heeft gehad die niet netjes is gerepareed. De auto is zeker aan de voorzijde geraakt dit Is terug te zien aan de bevestiging van de airco pomp. De bouten zaten ook los en die zijn gescheurd zie foto. Het moeilijke aan is dat de
onderblok alleen via de dealer verkrijgbaar is en de kosten ongeveer €3000 euro kost. Een altanatief Is de motor uitbouwen en bij een lasspecialist aanbieden. Ook staat de aircopomp muurvast dwz, dat de pomp defect is en uitvoorzorg de condensor en alle leiding moeten schoonmaken cq vervangen tegen vuil en ijzerslijpsel.”
2.4.
Per e-mail van 18 januari 2021 heeft [eiser], voor zover van belang, het volgende geschreven aan [gedaagde]:
“Ik geef de mogelijkheid tot reparatie van de auto mits alle genoemde schade geconstateerd
door de andere garage in goede orde gerepareerd wordt. De lijst van schade en diagnose van
de andere garage heb ik ook bij deze email gevoegd. Mocht u alle geconstateerde schade
willen repareren op uw kosten, dan zijn mijn verwachtingen dat alle schade op een goede
manier wordt gerepareerd waarbij geen nieuwe/niet eerder ontdekte schade gevonden zal
worden en dat de auto in redelijke staat zal verkeren. Na de reparatie zal ik de andere garage
nogmaals vragen om de auto te inspecteren. Mocht de auto dan nog niet goed te zijn
gerepareerd (als leidraad de factuur en de diagnose van de andere garage) of er blijken weer
andere beperkende schade te zijn die niet eerder zijn ontdekt, dan zou ik alsnog willen
overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst.
Graag verneem ik uw reactie op deze email om te laten weten of wij tot ontbinding of
reparatie overgaan. Ook zou ik graag een bevestiging van ontvangst van deze email willen
ontvangen.
Ik verzoek u binnen 14 dagen te reageren op deze email.”
2.5.
Per e-mail van 2 februari 2021 heeft [eiser], voor zover van belang, het volgende geschreven aan [gedaagde]:
“Ik heb u 14 dagen de tijd te reageren op mijn mail. Op 19 januari heeft u een bevestiging van de ontvangst van mijn mail gestuurd met de boodschap dat ik binnen enkele dagen reactie van u zou ontvangen. Tot heden (2 februari 2021- 14 dagen later), heb ik geen reactie van u ontvangen. Hierbij heeft u wederom niet aan uw verplichtingen gedaan.
Met deze email ontbind ik onze overeenkomst. Ik verzoek u om contact met mij op te nemen om een afspraak te maken voor het retour nemen van de auto en de aankoopbedrag van 5400EUROS aan terug te geven.
Mocht u hieraan niet binnen 14 dagen voldoen, dan ben ik genoodzaakt om schade en aanvullende schade op u te verhalen.”
2.6.
[naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) heeft in opdracht van [eiser] onderzoek gedaan naar de auto en van haar bevindingen op 3 juni 2021 een expertiserapport opgesteld. De conclusie van dit rapport luidt als volgt:
“5.
CONCLUSIE/ RESUME
Naar aanleiding van onze bevindingen concluderen wij als volgt.
Het voertuig vertoont sporen dat er rondom, met uitzondering van het dak, schadeherstel en
spuitwerkzaamheden hebben plaats gevonden. Met name de schadeherstelwerkzaamheden aan de voorzijde zijn onprofessioneel verricht. Hierbij duidden wij op de las werkzaamheden aan het voorfront.
Verder blijkt de aircocompressor en de magneetkoppeling van de aircocompressor defect. Tevens blijken de bevestigingen voor de aircocompressor op het motorblok open gescheurd danwel gebroken. Het schadebeeld duidt erop dat dit een gevolg is van een aanrijding schade aan de rechter voorzijde waarbij het voorfront tegen de aircocompressor is gedrukt en het motorblok beschadigd is geraakt.
Samenvattend blijkt het voertuig, door het rondom plaats gevonden onprofessionele
schadeherstel, een defecte aircocompressor, ernstig beschadigd motorblok en losse accu (APK afkeur), een in slechte staat verkerend voertuig.”

3..Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
voor recht te verklaren dat [eiser] de koopovereenkomst d.d. 15 december 2020 op 2 februari 2021 rechtsgeldig heeft ontbonden;
[gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de volledige koopsom ad € 5.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2020 tot de dag der algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen tot medewerking aan het op zijn naam c.q. zijn onderneming stellen van de auto, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 per dag dat hij daarmee in gebreke blijft;
Subsidiair
[gedaagde] te veroordelen tot deugdelijke nakoming van de koopovereenkomst door de auto binnen tien dagen na de datum van dit vonnis volledig en adequaat te repareren aan de hand van het rapport van [naam bedrijf 2], waarbij [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van een eindinspectie van [naam bedrijf 2], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 per dag dat hij daarmee in gebreke blijft;
Primair en subsidiair
[gedaagde] te veroordelen aan [eiser] de kosten voor technisch onderzoek ten bedrage van € 598,95 te betalen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan zijn primaire vordering heeft [eiser], naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. De door [gedaagde] geleverde auto beantwoordt niet aan de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7:17 BW. Na aanschaf bleek onder meer sprake te zijn van een defecte aircocompressor, een beschadigd motorblok en een 1.0 motor (in plaats van een 1.2 motor zoals vermeld in de advertentie). [eiser] was gerechtigd de koopovereenkomst te ontbinden. [gedaagde] is daarom gehouden de aankoopprijs ad € 5.400,00 terug te betalen. [eiser] vordert tevens de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 december 2020. De gemaakte kosten voor het expertiserapport van [naam bedrijf 2] bedragen € 598,95, welk bedrag [eiser] als schadevergoeding vordert van [gedaagde].
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd. De auto beantwoordt wel aan de overeenkomst. [eiser] heeft drie keer proefgereden met de auto en [gedaagde] heeft [eiser] bij de aanschaf van de auto geïnformeerd dat de auto een schadeauto betrof die was geïmporteerd uit Korea. [eiser] heeft [gedaagde] niet geïnformeerd over de mankementen aan de auto.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de koop van de auto door [eiser] een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW betreft. Artikel 7:17 BW bepaalt dat de afgeleverde zaak (de auto) aan de overeenkomst moet beantwoorden. De auto beantwoordt niet aan de overeenkomst indien het, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper ([gedaagde]) over de auto heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper ([eiser]) op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Daarbij geldt dat de koper in ieder geval mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de afwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
4.2.
De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat de auto aan [eiser] is verkocht met een 1.0 motor, terwijl uit de inhoud van de advertentie (zie onder 2.1) volgt dat de auto is aangeboden met een 1.2 motor. [gedaagde] heeft in dat verband weliswaar gesteld dat hij [eiser] hierover voorafgaand aan de koop mondeling heeft geïnformeerd, maar [eiser] heeft dit betwist en [gedaagde] heeft zijn stelling verder op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Daarmee staat vast dat de auto niet de eigenschap (een 1.2 motor) bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst, waarvan de inhoud mede wordt bepaald door de advertentie van de auto, wel mocht verwachten.
4.3.
Daar komt bij dat uit de met stukken (van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2]) onderbouwde toelichting van [eiser] blijkt dat de auto binnen zes maanden na de aanschaf – en daarmee aldus binnen de in artikel 7:18 lid 2 BW bedoelde termijn – een substantieel gebrek heeft vertoond ten aanzien van de aircocompressor, waardoor ook het motorblok beschadigd is geraakt. [gedaagde] heeft de bevindingen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] op dit punt onvoldoende weersproken. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat hij voornoemd gebrek, dat aan een normaal gebruik van de auto in de weg staat, niet behoefde te verwachten. De auto beantwoordt aldus ook om die reden niet aan de overeenkomst. Het voorgaande geldt ongeacht de stellingen van [gedaagde] – die [eiser] overigens heeft betwist – dat [eiser] drie keer heeft proefgereden met de auto en hij [eiser] bovendien voorafgaand aan de aanschaf van de auto heeft geïnformeerd over de omstandigheid dat de auto een schadeauto betrof. Ook in die situatie mocht [eiser] immers verwachten dat de auto de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn.
4.4.
[eiser] had – nu hiervoor is vastgesteld dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst – ingevolge artikel 7:21 BW in beginsel recht op kosteloos herstel van de auto, zoals door [eiser] in zijn brief van 18 januari 2021 ook is verzocht. [gedaagde] heeft erkend dat hij voornoemde brief heeft ontvangen, maar heeft ter zitting gesteld dat hij telefonisch aan de zus van [eiser] te kennen heeft gegeven dat [eiser] de auto naar de garage van [gedaagde] moest brengen, hetgeen [eiser] volgens [gedaagde] zou hebben geweigerd. Deze op geen enkele manier onderbouwde stelling van [gedaagde], die ook door [eiser] is betwist, wordt verworpen. De stelling van [gedaagde] dat hij niet door [eiser] is geïnformeerd over de mankementen wordt eveneens verworpen, aangezien uit de e-mail van 18 januari 2021 van [eiser] het tegendeel blijkt. Daarmee staat vast dat [gedaagde], ondanks het daartoe strekkende verzoek van [eiser], de auto niet heeft gerepareerd. [gedaagde] is daarmee in verzuim komen te verkeren, hetgeen [eiser] ingevolge artikel 7:22 BW het recht gaf de overeenkomst, zoals hij in zijn e-mail van 2 februari 2021 heeft gedaan, te ontbinden. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen.
4.5.
Nu vaststaat dat [eiser] de koopovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, geldt dat partijen op grond van artikel 6:271 BW bevrijdt zijn van de getroffen verbintenissen op grond van de koopovereenkomst. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Met andere woorden, [gedaagde] dient de koopprijs ad € 5.400,00 aan [eiser] terug te betalen en [eiser] dient de auto terug te geven aan [gedaagde]. De kantonrechter zal de door [eiser] gevorderde hoofdsom ad € 5.400,00 dan ook toewijzen.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt bij gebreke van een verweer eveneens toegewezen, maar niet – zoals door [eiser] gevorderd – vanaf de dag van de aanschaf van de auto (15 december 2020). [eiser] heeft niet toegelicht waarom [gedaagde] reeds vanaf die datum tot vergoeding van de wettelijke rente zou zijn gehouden. De wettelijke rente wordt dan ook toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.7.
De onder 3.1 sub c vermelde vordering is bij gebreke van een verweer daartegen eveneens toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen tot een maximum van € 4.000,00.
4.8.
Op grond van artikel 7:24 BW heeft [eiser] voorts recht op schadevergoeding overeenkomstig afdeling 9 en 10 van titel 1 van boek 6 BW, aangezien hiervoor is vastgesteld dat sprake is van een afgeleverde zaak die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] in dat kader vergoeding vordert van de kosten verbonden aan het technisch onderzoek dat [naam bedrijf 2] heeft uitgevoerd ad € 598,95. [gedaagde] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten in verband staan met het non-conform leveren van de auto door [gedaagde] (zoals vereist op grond van artikel 6:98 BW) en de kosten zijn bovendien aan te merken als kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en de kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding in aanmerking komen. Het gevorderde bedrag ad € 598,95 zal dan ook worden toegewezen.
4.9.
Nu de primaire vordering van [eiser] wordt toegewezen, wordt aan het door [eiser] subsidiair gevorderde niet toegekomen.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] veroordeeld te worden in de proceskosten. Nu [eiser] procedeert op basis van een toevoeging, blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst d.d. 15 december 2020 op 2 februari 2021 buitengerechtelijk heeft ontbonden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 5.998,95, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.400,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het op zijn naam c.q. zijn onderneming stellen van de auto, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 per dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 4.000,00.
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser]
 vastgesteld op € 85,00 aan verschotten en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan dien gemachtigde dient te worden voldaan, en
 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op een bedrag van € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039