ECLI:NL:RBROT:2022:7071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/637318 / JE RK 22-983
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader na schadelijk oudergedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2022 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn kind, geboren in 2019. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat er sprake is van schadelijk oudergedrag dat de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigt. De vader, die in detentie verblijft, heeft geen inzicht in zijn problematiek en neemt geen verantwoordelijkheid voor de trauma's die zijn kinderen hebben opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om op een adequate manier aan zijn gezag uitvoering te geven en dat er geen zicht is op verbetering in de toekomst.

De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, terwijl de vader zich verzet tegen de beëindiging van zijn gezag, met verwijzing naar zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden zodanig zijn dat het gezag van de vader beëindigd moet worden, in het belang van het kind. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de ondertoezichtstelling van het kind doorloopt tot 12 januari 2023, en dat er zorgen zijn over de uitvoering van deze ondertoezichtstelling.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de griffier verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister. De vader blijft de vader van het kind, en er is ruimte voor toekomstige betrokkenheid, mits hij meewerkt met de hulpverlenende instanties.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/637318 / JE RK 22-983
Datum uitspraak: 18 juli 2022

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2019 te [geboortpelaats kind] ,

hierna te noemen: [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Kuijs, gevestigd te Heiloo,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
in het kader van detentie verblijvende in Justitieel complex Zaanstad te Westzaan,
advocaat: mr. P.J. van Putten, te Almere,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 april 2022, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op diezelfde datum;
- het verweerschrift van mr. Van Putten van 16 juni 2022, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op diezelfde datum.
Op 21 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden gelijktijdig met de verzoeken van de Raad met zaaksnummer C/10/637311 / JE RK 22-982 (verzoek gezagsbeëindiging van de vader en de moeder over [naam 1] , [naam 2] en [naam 2] ) en de verzoeken van de moeder met zaaksnummers C/10/639918/ JE RK 22-1407 en C/10/639764/JE RK 22-1377 (omgang met [naam 2] , [naam 1] en [naam 2] ).
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft de zaken met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder bijgestaan door mr. S. Kuijs;
- mr. P.A.J. van Putten, de advocaat van de vader;
- [naam 4] namens de Raad;
- [naam 5] en [naam 6] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader, die een afstandsverklaring heeft getekend.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 12 januari 2022 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 12 januari 2023.
[naam kind] verblijft bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad zijn verzoek gehandhaafd en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [naam kind] die het beëindigen van het gezag van de vader noodzakelijk maakt. Ondanks alle ingezette hulpverlening, blijft de vader schadelijk oudergedrag vertonen. De vader heeft geen inzicht in zijn persoonlijke problematiek en neemt geen verantwoordelijkheid voor de trauma’s die de kinderen hebben opgelopen door zijn handelen. De vader is verder niet in staat om op adequate en bij [naam kind] passende wijze aan zijn gezag uitvoering te geven. Hij geeft op dit moment, vanwege zijn detentie, zelfs helemaal geen uitvoering aan zijn gezag. Er is voor de Raad geen aanleiding om te verwachten dat de zorgen op termijn afnemen. Als het gezag van de vader wordt beëindigd, is de Raad van mening dat de moeder niet zelfstandig uitvoering kan geven aan het eenhoofdig gezag ten aanzien van [naam kind] . Er moet daarom sprake blijven van een ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de belanghebbenden

De GIDe GI heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad om het gezag van de vader over [naam kind] te beëindigen. Namens de GI is naar voren gebracht dat recente info over [naam kind] ontbreekt, omdat de vaste jeugdbeschermer ermee is gestopt en het beheerteam de casus heeft overgenomen. [naam kind] verblijft bij haar moeder op een geheim adres. Na de onderhavige mondelinge behandeling zullen er nieuwe afspraken worden gemaakt en een huisbezoek bij moeder worden gepland.
De moeder
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om het gezag van de vader over [naam kind] te beëindigen.

De vader

Namens de vader is verzocht om het verzoek af te wijzen. Het beëindigen van het gezag is in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna het EVRM) en artikel 18 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna het IVRK). Gelet op het feit dat de ouders uit elkaar zijn en op dit moment geen sterke band met elkaar hebben, vreest de vader dat de moeder hem niet zal betrekken in het leven van [naam kind]. De vader wordt bovendien nu al niet betrokken in de belangrijke beslissingen omtrent zijn kinderen, ondanks dat hij dit wel graag wenst. Zodra het gezag zal worden beëindigd vreest de vader dat hij helemaal geen contact meer zal hebben met [naam kind].

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toewijzen.
[naam kind] is kort na de echtscheiding van de ouders geboren onder tumultueuze omstandigheden. Haar oudere broertjes en zusje zijn in 2018 uit huis geplaatst vanwege het structureel onveilige opvoedingsklimaat van de ouders, dat gekenmerkt werd door huiselijk geweld, wisselende verblijfplaatsen en het negeren van veiligheidsafspraken. Bij gelijktijdige maar separate beschikking is het gezag van de vader en de moeder over de oudste drie kinderen beëindigd.
Terwijl de moeder zwanger was van [naam kind] is zij ernstig mishandeld door de vader, waarvoor de vader (mede) is veroordeeld. Hij is op dit moment in afwachting van plaatsing in een Tbs-kliniek. Blootstelling aan huiselijk geweld is zeer schadelijk en kan op latere leeftijd zichtbare schade tot gevolg hebben in de lichamelijke, cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling van een kind. Dat geldt ook voor het ongeboren kind. De vader bagatelliseert zijn persoonlijke problematiek en de weerslag van zijn handelen op zijn kinderen. De vader weigert in contact te treden dan wel zijn medewerking te verlenen aan de hulpverlenende instanties, waaronder de GI. [naam kind] is geboren tijdens de detentieperiode van de vader en zij hebben - voor zover hier zicht op is geweest - elkaar nog nooit ontmoet. Er is om die reden geen sprake van family life tussen de vader en [naam kind] .
De rechtbank constateert dat de vader feitelijk geen uitvoering geeft aan zijn gezag over [naam kind] .
Gelet op het voorgaande is de vader naar het oordeel van de rechtbank nu en binnen afzienbare termijn niet in staat om (mede) het ouderlijk gezag over [naam kind] uit te oefenen en om de verantwoordelijkheid te dragen voor haar verzorging en opvoeding. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de voor [naam kind] aanvaardbare termijn inmiddels is verstreken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gezagsbeëindiging ook de toets van artikel 8 van het EVRM doorstaat.
De rechtbank vindt het in het belang van [naam kind] noodzakelijk om de feitelijke situatie en de juridische situatie met elkaar in overeenstemming te brengen, door het gezag van de vader te beëindigen. Dit betekent dat de moeder voortaan alleen is belast met het gezag over [naam kind] .
De rechtbank overweegt dat een wijziging in de gezagsvoorziening als de onderhavige, niet van rechtswege verandering brengt in de reeds uitgesproken ondertoezichtstelling.
De ondertoezichtstelling loopt in dit geval dus door tot 12 januari 2023.
De rechtbank maakt zich, gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, wel grote zorgen over de uitvoering van die ondertoezichtstelling. Er lijkt op dit moment geen sprake van enig zicht op [naam kind] door een instantie en dat is gelet op de voorgeschiedenis van dit gezin heel zorgelijk.
De rechtbank dringt er bij de GI op aan om het toezicht op [naam kind] voortvarend op te pakken en, als zij daar op dit moment onvoldoende toe in staat is, dit uit te besteden, dan wel een wijziging van de GI te verzoeken.
De rechtbank wil de vader het volgende meegeven. De vader zal altijd de vader van [naam kind] blijven. Het is daarom voor haar verdere ontwikkeling belangrijk als de vader een rol in haar leven zou kunnen gaan spelen. Daarvoor is wel nodig dat de vader meewerkt in het contact met de GI. Er kan dan binnen de huidige ondertoezichtstelling bekeken worden welke rol de vader op termijn in het leven van [naam kind] kan hebben en wat daarvoor nodig is. Het belang en de veiligheid van [naam kind] staan daarbij uiteraard voorop.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam vader], geboren op [geboortedatum vader] te [geboorteplaats vader] over [naam kind] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat de moeder voortaan is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [naam kind] ;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, voorzitter tevens kinderrechter en mrs. A.M.I. van der Does en R.R Warmerdam, rechters in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.