ECLI:NL:RBROT:2022:7057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
FT EA 22/669
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van de Faillissementswet na eerdere moratoriumverzoeken

In deze zaak heeft verzoeker op 27 juli 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287, vierde lid, van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 29 juli 2022 vastgesteld. Tijdens de zitting is de heer W. van den Broek, vertegenwoordiger van de verweerster, verschenen, maar er is geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker en zijn ex-echtgenote hebben op 16 november 2020 een huurovereenkomst gesloten met de verweerster, de Humanistische Stichting voor Huisvesting van Senioren Schiedam. Door huurachterstand is de huurovereenkomst op 7 december 2021 ontbonden. Verzoeker heeft vervolgens twee moratoriumverzoeken ingediend, die beide zijn toegewezen, maar waarbij de voorwaarden niet zijn nageleefd. Dit leidde tot een nieuwe aankondiging van ontruiming door de deurwaarder.

Het verzoek van verzoeker strekt ertoe om verweerster te verbieden het vonnis van 7 december 2021 tot ontruiming ten uitvoer te leggen totdat er een beslissing is genomen over zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en geconcludeerd dat de spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond. De rechtbank heeft besloten om het verzoek toe te wijzen, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen worden voldaan. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van verzoeker, waaronder zijn financiële situatie en de timing van zijn uitkering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287, vierde lid, Faillissementswet
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 1 augustus 2022
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
hierna: verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 27 juli 2022 een verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid Faillissementswet (hierna: Fw) ingediend waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 27 juli 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 29 juli 2022.
Ter zitting van 29 juli 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mr. F.S. Jansen, werkzaam bij Akragon Advocatuur, advocaat van verzoeker;
  • [naam], broer van verzoeker.
De heer W. van den Broek, werkzaam bij Geerlings & Hofstede Gerechtsdeurwaarders heeft namens de stichting Humanistische Stichting voor Huisvesting van Senioren Schiedam (hierna: verweerster) op 28 juli 2022 een verweerschrift toegezonden. Tevens heeft de heer W. van den Broek per e-mail van 28 juli 2022 aan de rechtbank laten weten dat er namens verweerster niemand ter zitting zal verschijnen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De feiten

Tussen verweerster als verhuurder en verzoeker en zijn ex-echtgenote als huurders is op
16 november 2020 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het adres [adres] (hierna: de woning).
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2021 is de huurovereenkomst tussen partijen wegens huurachterstand ontbonden en zijn verzoeker en zijn ex-echtgenote veroordeeld tot het betalen van € 3.647,24 aan achterstallige huur en tot ontruiming van de woning.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 februari 2022 is ten aanzien van verzoeker een moratorium voor de duur van drie maanden afgekondigd, waarmee de tenuitvoerlegging van het op 7 december 2021 uitgesproken vonnis tot ontruiming van de woning wordt geschorst en de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van het moratorium. Daarbij is bepaald dat het moratorium slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze drie maanden tijdig worden voldaan. Verzoeker heeft de voorwaarden van het moratorium geschonden; de huur over de maand april 2022 is te laat voldaan. De huur is op 6 april 2022 door verweerster ontvangen. De deurwaarder heeft op verzoek van verweerster bij exploot van 17 mei 2022 opnieuw de ontruiming aangezegd en aangekondigd dat op
2 juni 2022 tot ontruiming zal worden overgegaan.
Op 31 mei 2022 heeft verzoeker een tweede verzoek op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, welk verzoek op 17 juni 2022 door de rechtbank Rotterdam is behandeld. Bij vonnis van rechtbank Rotterdam is op 29 juni 2022 ten aanzien van verzoeker een moratorium voor de duur van drie maanden afgekondigd, waarmee de uitvoering van het op 7 december 2021 uitgesproken vonnis tot ontruiming van de woning wederom is geschorst en de huurovereenkomst wordt verlengd voor de duur van het moratorium. Daarbij is opnieuw bepaald dat het moratorium slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze drie maanden tijdig worden voldaan.
Verzoeker heeft ook de voorwaarden van het tweede moratorium geschonden, nu de huur over de maand juli 2022 op 6 juli 2022 door verzoeker is voldaan. Omdat de huur over de maand juli 2022 te laat is betaald, heeft de deurwaarder op verzoek van verweerster bij exploot van 11 juli 2022 wederom de ontruiming aangezegd en aangekondigd op donderdag 28 juli 2022 over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoeker.

3..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2021 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen, totdat op het door verzoeker ingediende verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal zijn beslist.

4..Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen en voert hiertoe het volgende aan.
Er is tweemaal een moratorium uitgesproken. Zowel het eerste als het tweede moratorium is komen te vervallen, nu verzoeker de huur te laat heeft betaald. Verzoeker heeft verklaard dat er hulp wordt verleend door familie, zodat de vaste lasten tijdig worden voldaan. Het is gebleken dat deze zekerheid niet bestaat. De hulp van familie werd gezien als waarborg voor de belangen van verweerster. Er is echter komen vast te staan dat deze waarborg haar doel niet heeft bereikt.
Verweerster stelt voorts dat niet aannemelijk is gemaakt dat de schulden te goeder trouw zijn ontstaan. Daarnaast heeft verweerster veel moeite te geloven dat verzoeker de waarheid spreekt met betrekking tot de gelden, die verzoeker heeft ontvangen uit de vaststellings-overeenkomst met zijn voormalig werkgever, zijn gestolen. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij ernstig is benadeeld en dat verzoeker te kwader trouw heeft gehandeld.
Daarnaast stelt verweerster dat verzoeker te kwader trouw heeft gehandeld en/of verweerster heeft benadeeld. Op 14 juli 2022 heeft de gemachtigde van verweerster een
e-mail ontvangen van de schuldhulpverlener, waarin de schuldhulpverlener namens verzoeker heeft verzocht of de aangezegde ontruiming komt te vervallen als het openstaande saldo zou worden voldaan. Blijkbaar was verzoeker in staat om een aanzienlijk bedrag, dan wel het openstaande saldo te voldoen. Er hebben echter geen aflossingen plaatsgevonden. Verzoeker heeft het geld blijkbaar wel, maar niet-betaling conform veroordeling maakt verzoeker te kwader trouw.

5..De beoordeling

De voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw dient ter overbrugging van de periode tussen het indienen van een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en de beslissing daarop door de rechter.
Voor toewijsbaarheid van het verzoek is allereerst vereist dat door verzoeker is aangetoond dat sprake is van een spoedeisende situatie.
De spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond, nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2021 tot ontruiming van zijn woning heeft overgelegd. Tevens is door verzoeker een kopie van het exploot van 11 juli 2022
overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 28 juli 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning.
Met betrekking tot de verzochte voorlopige voorziening dient de rechtbank een belangenafweging te maken tussen de belangen van verzoeker enerzijds en de belangen van verweerster anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat eruit dat hij in afwachting van een beslissing van deze rechtbank op het door hem ingediende verzoekschrift ex artikel 284 Fw in zijn huurwoning kan blijven wonen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 7 december 2021 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft voldoende inkomsten om zijn huurtermijnen te voldoen. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij zijn uitkering te laat ontvangt om de huur voor de eerste van de maand te kunnen voldoen. Verzoeker heeft aangegeven dat hij contact op zal nemen met het UWV om na te gaan of hij zijn uitkering vóór de eerste van de maand kan ontvangen, zodat hij tot tijdige betaling van de lopende termijnen kan overgaan. Voor wat betreft de huur voor de maand augustus 2022 heeft verzoeker verklaard dat zijn zus de huur tijdig zal betalen.
De rechtbank heeft ter zitting verzoeker het dringende advies gegeven om budgetbeheer aan te vragen omdat de rechtbank de indruk heeft dat goed budgetbeheer op dit moment onvoldoende is geborgd.
De rechtbank is met verweerster van oordeel dat het inderdaad niet correct is dat de huur zes dagen te laat wordt betaald, maar de maatregelen van verweerster om terstond tot ontruiming van de woning over te gaan, komen de rechtbank disproportioneel over. Dit klemt temeer nu verzoeker heeft aangegeven dat hij, gezien de datum waarop zijn uitkering wordt betaald, niet in staat is om tijdig de huur te voldoen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op voorhand niet onaannemelijk is dat verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. Het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal bovendien op
24 augustus 2022 om 09:30 uur– en derhalve op korte termijn – worden behandeld, zodat voor partijen snel duidelijkheid zal ontstaan over het antwoord op de vraag of toepassing van de schuldsaneringsregeling in de weg zal staan aan ontruiming conform artikel 305 lid 2 Fw.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang van verzoeker daarom zwaarder te wegen dan het belang van verweerster. De verzochte voorziening zal worden toegewezen, waarbij in het belang van verweerster zal worden bepaald dat de voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode worden voldaan en totdat over het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal zijn geoordeeld.

6..De beslissing

De rechtbank:
- verbiedt verweerster, voor de duur van deze voorziening, over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, gelegen aan de:
[adres]
[woonplaats];
- bepaalt dat de genoemde voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen worden voldaan;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken, dan wel de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan;
Deze beschikking is op 1 augustus 2022 gegeven door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, in aanwezigheid van C. van der Velde, griffier. [1]

Voetnoten

1.