In deze zaak heeft verzoeker op 1 juli 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van zijn huurwoning, aangezien hij door beslaglegging op zijn salaris de huur over augustus 2022 niet kon betalen. De rechtbank heeft op 1 augustus 2022 een zitting gehouden, waarbij verzoeker telefonisch is gehoord vanwege gezondheidsredenen. De advocaat van verzoeker, mr. D.A. IJpelaar, was aanwezig, evenals de gemachtigde van de verweerster.
Verzoeker heeft verklaard dat hij zich in een problematische financiële situatie bevindt en dat hij zich heeft aangemeld voor schuldhulpverlening, maar dat deze nog niet is opgestart. Verweerster heeft echter aangevoerd dat verzoeker al vijftien maanden de huur niet heeft betaald, met een totale achterstand van € 14.530, exclusief rente en kosten. Verweerster heeft meerdere keren betalingsafspraken gemaakt, maar deze zijn niet nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, maar dat het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren zwaarder weegt dan het belang van verzoeker om in de woning te blijven.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft aangegeven dat verzoeker in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien nodig.