Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekers;
- de heer M.A.T. Noordzij, werkzaam bij Noordzij Bewindvoerders (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan over een moratoriumverzoek van verzoekers, die te maken hebben met een huurachterstand en problemen met hun schuldhulpverlening. Verzoekers hebben op 6 juli 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw), waarin zij vroegen om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287, lid 4, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van dit verzoek bepaald op 9 augustus 2022. Tijdens de zitting is de vertegenwoordiger van de verweerster, Woonfonds Zuid-Holland 2 B.V., niet verschenen, maar heeft wel een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in een bedreigende situatie verkeren, aangezien er een ontruiming dreigt. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in hun huurwoning willen blijven wonen, afgewogen tegen de belangen van de verweerster, die de uitvoering van een eerdere minnelijke schikking wenst. De rechtbank oordeelt dat verzoekers voldoende inkomsten hebben om de huur te blijven betalen en dat zij sinds juli 2022 de huurbetalingen hebben hervat.
De rechtbank heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens heeft de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.C.A.T. Frima, in aanwezigheid van griffier C. van der Velde.