ECLI:NL:RBROT:2022:7009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
9721141 \ CV EXPL 22-6262
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor schade door lekkage en huurprijsvermindering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiseres], en haar verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam. De huurder had een klacht ingediend over een lekkage in de woning die zij huurde van Woonstad. De lekkage was ontstaan door een defecte waterleiding in de bovenwoning, wat leidde tot schade aan de woning van de huurder. De huurder eiste dat Woonstad aansprakelijk werd gesteld voor de schade en vorderde een schadevergoeding van € 5.715,32, alsook huurprijsvermindering voor de periode waarin zij geen gebruik kon maken van de woning door de lekkage. Woonstad betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat zij tijdig en adequaat had gereageerd op de meldingen van de huurder. De kantonrechter oordeelde dat Woonstad voldoende had voldaan aan haar herstelverplichting en dat de lekkage niet aan haar kon worden toegerekend. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, maar de kantonrechter oordeelde wel dat de huurder recht had op huurprijsvermindering voor de periode waarin de woning niet volledig bruikbaar was. De kantonrechter kende een bedrag van € 331,17 toe aan de huurder voor de huurprijsvermindering en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9721141 \ CV EXPL 22-6262
datum uitspraak: 19 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. F. Özer,
tegen
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. de Ruiter.
De partijen worden hierna ‘[eiseres] en ‘Woonstad’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 februari 2022, met producties;
  • het antwoord, met productie;
  • de repliek, met producties;
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
Met ingang van 18 januari 2018 huurt [eiseres] van Woonstad de woning gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt laatstelijk € 637,47 per maand.
2.2.
Op 8 augustus 2021 dan wel 11 augustus 2021 heeft [eiseres] telefonisch contact opgenomen met Woonstad over een lekkage in het gehuurde.
2.3.
Op 15 augustus 2021 heeft [eiseres] bij Woonstad schriftelijk een klacht ingediend over een lekkage in het gehuurde, waarbij water langs de muren lekt.
2.4.
Op 18 augustus 2021 bericht Woonstad [eiseres], voor zover thans van belang, het volgende:
“(…) [naam bedrijf 1] zal dit verder met spoed oppakken, er zal geprobeerd worden dit vandaag nog te herstellen. Helaas zijn we afhankelijk van de bovenburen [huisnummer], de lekkage komt hier vermoedelijk vandaan maar op dit moment krijgen we geen contact.
U heeft tevens aangegeven dat uw laminaat en wanden aangedaan zijn door de lekkage. Ik heb u geadviseerd hiervan melding te maken bij uw inboedelverzekering.”
2.5.
Op 18 augustus 2021 heeft [eiseres] opnieuw schriftelijk een klacht ingediend bij Woonstad. Deze klacht luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"(...) Ik heb telefonisch contact gehad met de woonstad. Er is al een monteur geweest, maar er werd aangegeven dat de lekkage door waterleiding van de buren kwam. Verder is er niks aan gedaan. Ik heb email gestuurd met deze klachten en heb hierbij foto's opgestuurd. Jammer genoeg heb ik geen terugkoppeling ontvangen van de woonstad, waardoor ik zelf telefonisch contact alweer moest opnemen. Ik heb op 18 augustus contact gehad met [naam]. Ik gaf de klachten aan dat de muren, plafond en de vloer van min woning is beschadigd door lekkage van het water. Het ziet er niet uit. Er komt steeds meer en meer water uit de vloer. Deze lekkage loopt door tot de wc vloer. Deze probleem heeft zo lang geduurd dat het steeds erger werd. Ik moet zelfs emmers zetten om druppels en lekkage van water te voorkomen. Ik ben bang dat zelfs meubels beschadigd wordt. Hiernaast stinkt de woning naar schimmel en vochtigheid. Het is niet meer leefbaar. Ik heb een baby van 1 jaar. Ze wordt s nachts door de geur en stank heel vaak onrustig wakker. De stank van haar kamer is niet normaal. Ik ben bang dat ze ziek gaat worden. Het is niet meer veilig en gezond in mijn woning. [naam] (sorry voor foute lettertype) gaf dat monteur aangemeld heb bij de woonstad. Ze zei ook nog dat het niet zo heftig was dat lekkage vanuit waterleiding. En dat ik moest melden bij m n eigen verzekering. Ik ben niet mee eens met reactie van mevrouw. De woonstad heeft het niet gezien hoe ernstig dat lekkage is. Het is zo erg dat meerdere plekken /ruimte /vloer beschadigd is. Ik blijf maar dweilen en weg te halen met een droog doek. Het heeft geen nut. Ik heb als bewijsfoto's opgestuurd en heb eventueel video's gemaakt als het nodig is. (…)”
2.6.
Op 20 augustus 2021 schrijft Woonstad aan [eiseres]:
“Vandaag zijn wij bij u geweest betreffende de lekkage. [naam bedrijf 1] is bij u bovenburen geweest en er is geconstateerd dat het een lekkage van de koudwaterleiding in de vloer is. Deze leiding is afgedopt en zal vervangen worden. Tevens is de elektra in de woning nagezien en is de situatie veilig. Er is met u besproken dat het laminaat verwijderd dient te worden om alles te kunnen drogen, u heeft aangegeven dat u dit zelf niet kan. [naam bedrijf 2] zal dit voor u doen, hier heeft u akkoord voor gegeven en stelt u [naam bedrijf 2] en of Woonstad Rotterdam niet aansprakelijk. [naam bedrijf 2] zal dit vandaag nog bij u doen, tevens zal er een bouwdroger geplaatst worden. U heeft aangegeven tijdelijk even bij familie te kunnen verblijven zodat de opstal goed kan drogen.”
2.7.
Bij e-mail van 25 augustus 2021 aan [eiseres] wijst Woonstad aansprakelijkheid voor de gemaakte kosten door een lekkage aan de waterleiding in de vloer van de bovenburen af.
2.8.
Van 8 november 2021 tot 11 november 2021 heeft Woonstad het toilet in het gehuurde gerenoveerd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
I. te verklaren voor recht dat Woonstad aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade door de schadeveroorzakende gebeurtenis;
II. Woonstad te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 5.715,32, althans een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, wegens de veroorzaakte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de toegebrachte schade en/of de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Woonstad te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 799,53, althans een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Woonstad te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres], alsmede in alle kosten die de deurwaarder bij eiser in rekening brengt bij executie e.d. van het in deze te wijzen vonnis, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
V. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. Er is een lekkage ontstaan in de waterleiding waardoor water in de woning van [eiseres] is komen te staan. Hierdoor was sprake van een situatie dat de woning niet langer het genot kon verschaffen dat [eiseres] van de woning mocht verwachten. Er is sprake van een gebrek (artikel 7:208 BW en artikel 7:204 BW). Van het ontstaan van dit gebrek kan Woonstad een verwijt worden gemaakt, omdat sprake is geweest van achterstallig onderhoud van de leidingen. Als gevolg van het gebrek heeft [eiseres] schade geleden. Zo zijn laminaat en de ondervloer vervangen. Woonstad heeft nagelaten tijdig en adequaat te reageren op de spoedmeldingen van [eiseres], waarmee Woonstad haar herstelverplichting als bedoeld in artikel 7:206 BW heeft veronachtzaamd. Woonstad is tekort geschoten in de nakoming van deze verplichting (artikel 6:74 BW).
3.3.
Woonstad is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Woonstad betwist dat haar een verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van het gebrek (artikel 7:208 BW), omdat zij onvoldoende onderhoud aan de leidingen zou hebben verricht. Woonstad is niet verplicht te voorkomen dat er gebreken bestaan of ontstaan, maar om gebreken op verzoek van huurders te verhelpen. Dat een leiding in de vloer onverhoopt scheurt of sprint, is niet op grond van artikel 7:208 BW toerekenbaar aan Woonstad. Woonstad heeft wel degelijk adequaat gereageerd op de meldingen van [eiseres]. Het achterhalen van de oorzaak van de lekkage vergde onderzoek en tijd en bovendien was Woonstad ook afhankelijk van de medewerking van de buren. De lekkage is binnen een zeer redelijke termijn van negen dagen opgelost. Woonstad heeft zelfs meer gedaan dan van haar mag worden verwacht, nu zij ook heeft zorg gedragen voor verwijdering van het laminaat. Woonstad is dan ook niet aansprakelijk voor de door [eiseres] gestelde schade.

4..De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil tussen partijen ziet op de vraag of Woonstad (i) tijdig en adequaat de door [eiseres] gemelde lekkage heeft verholpen en (ii) of Woonstad verplicht is de schade te vergoeden die [eiseres] als gevolg van de lekkage in het gehuurde stelt te hebben geleden.
Verhelpen gebrek
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat met de lekkage in het gehuurde, waarbij onder meer water uit het plafond langs een lamp en langs de wanden naar beneden druppelde, sprake is van een gebrek (artikel 7:204 BW). Wel is tussen partijen in geschil of Woonstad de lekkage tijdig heeft verholpen. Volgens [eiseres] is Woonstad tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting (artikel 6:74 BW) op verlangen van de huurder een gebrek te verhelpen (artikel 7:206 BW). [eiseres] stelt dat Woonstad niet tijdig en adequaat heeft gereageerd op de spoedmeldingen van [eiseres]. Pas drie dagen nadat [eiseres] op 8 augustus 2021 een spoedmelding had gedaan, heeft een eerste inspectie plaatsgevonden. Er zijn volgens [eiseres] geen adequate middelen ingezet om de lekkage te verhelpen, nu de oorzaak op 13 augustus 2021 al bekend was. Pas op 20 augustus 2021 is de bovenbuurvrouw benaderd en is de lekkage verholpen. Door het niet adequaat reageren is het water onder het laminaat woonkamer gekomen. Bij tijdig ingrijpen zou het laminaat grotendeels intact zijn gebleven en had het laminaat niet verwijderd hoeven te worden, aldus [eiseres].
4.3.
Volgens Woonstad heeft zij binnen een zeer redelijke termijn voldaan aan haar verplichting het gebrek te verhelpen. Woonstad stelt dat de eerste melding over de lekkage dateert van 11 augustus 2021. Dezelfde dag is [naam bedrijf 1] in de woning van [eiseres] geweest. Er was een vermoeden dat de lekkage van de bovenburen van [eiseres] afkomstig was. Woonstad heeft meermaals geprobeerd contact te krijgen met de bovenburen, maar dat is niet gelukt. Op 13 augustus 2021 heeft [naam bedrijf 1] onderzoek gedaan waarbij zij de warm- en koudwaterleidingen heeft afgeperst. Op 14 augustus 2021 is [naam bedrijf 3] bij de bovenburen binnen geweest om de cv-ketel na te zien, maar de oorzaak van de lekkage was toen nog niet gevonden. Na vele pogingen is het [naam bedrijf 1] op 20 augustus 2021 gelukt een afspraak met de bovenburen te maken. Toen is geconstateerd dat de lekkage afkomstig was van de koudwaterleiding in de vloer. De leiding is vervolgens direct afgedopt en vervangen en de elektra in de woning is door een elektricien nagezien, die de situatie veilig heeft bevonden.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Woonstad in voldoende mate voldaan aan de op haar rustende verplichting op verlangen van [eiseres] het gebrek (de lekkage) te verhelpen en heeft Woonstad daarbij voldoende voortvarend gehandeld. In het midden kan blijven of de eerste melding van de lekkage op 8 augustus 2021 of op 11 augustus 2021 door [eiseres] bij Woonstad is gedaan. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat [naam bedrijf 1] op 11 augustus 2021 onderzoek (waaronder een kleurentest) in het gehuurde heeft gedaan, op 13 augustus 2021 opnieuw is komen kijken, [naam bedrijf 3] (de nacht- en spoeddienst van Woonstad) op 14 augustus 2021 bij de bovenburen is geweest en de leiding op 20 augustus 2021 door [naam bedrijf 1] is afgedopt en de lekkage is verholpen. Dit wordt bevestigd door de door [eiseres] overgelegde verklaring van de bovenbuurvrouw die verklaart dat ‘toen mevrouw [eiseres] lekkageproblemen had de mensen van Woonstad drie of vier keer zijn langs geweest’. Uit deze gang van zaken blijkt, ook als ervan wordt uitgegaan dat [eiseres] de telefonische melding van de lekkage bij Woonstad al op 8 augustus 2021 heeft gedaan, niet dat Woonstad onvoldoende voortvarend te werk is gegaan bij het verhelpen van de lekkage. Dat Woonstad enkele dagen nodig heeft gehad om de exacte oorzaak van de lekkage te achterhalen, is naar het oordeel van de kantonrechter voorstelbaar. Daarbij weegt ook mee dat Woonstad, om de precieze oorzaak van de lekkage te achterhalen, afhankelijk was van de medewerking van de bovenburen. De stelling van [eiseres] dat de oorzaak van de lekkage reeds op 13 augustus 2021 bekend was, volgt de kantonrechter niet. Immers, op 14 augustus 2021 is [naam bedrijf 3] bij de bovenburen langs geweest om de cv-ketelruimte te controleren. Uit het bericht van 18 augustus 2021 van Woonstad aan [eiseres] blijkt dat bij Woonstad het vermoeden bestaat dat de lekkage van de bovenburen afkomstig is en dat Woonstad geen contact kan krijgen met de bovenburen. Dit wordt bevestigd door de door Woonstad overgelegde schermprint uit het systeem van [naam bedrijf 1], waaruit blijkt dat op 18 en 19 augustus 2021 op verschillende momenten en op verschillende telefoonnummers is geprobeerd een afspraak met de bovenburen te maken, hetgeen uiteindelijk op 20 augustus 2021 is gelukt. Op die dag is de lekkage verholpen. Woonstad heeft vervolgens [naam bedrijf 2] opdracht gegeven een bouwdroger in het gehuurde te plaatsen om de vloer te laten drogen, waarbij [naam bedrijf 2] – omdat [eiseres] had laten weten dat zij dit zelf niet kon – het laminaat heeft verwijderd, hetgeen op 20 augustus 2021door Woonstad aan [eiseres] schriftelijk is bevestigd.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter is van oordeel dat Woonstad afdoende heeft voldaan aan de op haar als verhuurder rustende herstelverplichting als bedoeld in artikel 7:206 BW.
Aansprakelijkheid voor door gebrek veroorzaakte schade
4.6.
De volgende vraag die ter beoordeling voorligt, is of Woonstad jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de door het gebrek veroorzaakte schade. De kantonrechter stelt voorop dat ingevolge artikel 7:208 BW de verhuurder tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade verplicht is, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, alsmede indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder heeft te kennen gegeven dat de zaak het gebrek niet had.
4.7.
Tussen partijen is in geschil of Woonstad van het ontstaan van het gebrek een verwijt kan worden gemaakt. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat Woonstad het gehuurde in een zodanige staat dient te brengen en te houden dat leidingen niet (door corrosie) gaan lekken. Dat de leiding is gaan lekken, betekent dat sprake is geweest van achterstallig onderhoud van de leidingen. Woonstad had onderhoud moeten plegen en/of frequent controles moeten uitvoeren, temeer nu de voormalig bewoner van het gehuurde last had van lekkages en uiteindelijk om die reden de woning heeft verlaten. Nergens uit blijkt dat Woonstad de leidingen heeft gecontroleerd voordat [eiseres] in januari 2018 het gehuurde heeft betrokken, aldus [eiseres].
4.8.
Woonstad daarentegen stelt dat haar geen verwijt van het ontstaan van het gebrek kan worden gemaakt. Woonstad is niet verplicht te voorkomen dat gebreken bestaan of ontstaan, maar zij is verplicht om ontstane gebreken op verzoek van huurders te verhelpen. Woonstad hoeft niet periodiek te controleren of leidingen nog in orde zijn. Woonstad zou ook niet weten welk onderhoud zij dan aan de leidingen zou moeten verrichten. Verreweg de meeste leidingen liggen in de vloer en zijn niet zichtbaar en bereikbaar vanuit de CV-ketelruimte. Aan een leiding kan men ook niet zien of deze wel eens zou kunnen gaan lekken. Bij de voormalige bewoner van het gehuurde is slechts eind 2017 een incidentele lekkage geweest door een verstopping bij de bovenbuurvrouw. Dat had niets te maken met een gebrek aan een leiding, aldus Woonstad.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat het gebrek aan de waterleiding niet aan Woonstad is toe te rekenen en zij daarom niet op grond van artikel 7:208 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] gestelde schade. Ook op grond van het algemene verbintenissenrecht is Woonstad niet tot het vergoeden van de gevolgschade gehouden, nu geen sprake is van een aan Woonstad toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. De door [eiseres] terzake ingestelde vorderingen wijst de kantonrechter af. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.10.
Dat de leiding in de vloer van de bovenburen is gaan lekken, valt Woonstad naar het oordeel van de kantonrechter niet te verwijten. Niet valt in te zien welk onderhoud Woonstad in dit geval aan de leidingen had moeten verrichten om de lekkage te voorkomen. Zoals Woonstad heeft aangevoerd, zouden alle vloeren en muren moeten worden gesloopt om alle leidingen te kunnen controleren. Een concrete aanleiding voor het doen van onderzoek naar de leidingen was er niet. Haar stelling dat de vorige huurder ook al last had van lekkages, heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Woonstad heeft dit onder overlegging van een schermprint uit haar systeem gemotiveerd weersproken en gesteld dat de voormalige bewoonster slechts één keer een melding heeft gemaakt van een lekkage en dat de oorzaak hiervan gelegen was in een verstopping in een leiding in de woning van de bovenbuurvrouw. Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat het gebrek reeds bij het aangaan van de huurovereenkomst aanwezig was en Woonstad het gebrek toen kende of behoorde te kennen, volgt de kantonrechter [eiseres] - gelet op het voorgaande - hierin niet.
Huurprijsvermindering
4.11.
[eiseres] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat dringende werkzaamheden (artikel 7:220 BW) in de woning zijn uitgevoerd en het volgende naar voren gebracht. Woonstad heeft [eiseres] verzocht het laminaat en de ondervloer te verwijderen, zodat de vloer goed kon drogen. Gedurende de plaatsing van de bouwdroger, van 20 augustus 2021 tot en met 3 september 2021, moest [eiseres] elders verblijven en heeft zij geen huurgenot gehad. Woonstad heeft van 8 november 2021 tot en met 11 november 2021 het toilet gerenoveerd, waardoor [eiseres] geen gebruik kon maken van de toiletruimte en sprake is van verminderd huurgenot.
4.12.
De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] een verzoek doet tot huurprijsvermindering ter hoogte van € 314,40 over de periode 20 augustus 2021 tot en met 3 september 2021 en ter hoogte van € 16,77 over de periode 8 november 2021 tot en met 11 november 2021.
4.13.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 7:207 lid 1 BW een huurder in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen. Voor een geslaagd beroep op huurvermindering moet sprake zijn van een wezenlijke en substantiële aantasting van het huurgenot.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daar in de perioden 20 augustus 2021 tot en met 3 september 2021 en van 8 november tot en met 11 november 2021 sprake van geweest. Vast staat dat in de periode 20 augustus 2021 tot en met 3 september 2021 de laminaatvloer en de ondervloer uit het gehuurde verwijderd waren om - met behulp van een bouwdroger - de vloer te laten drogen. Tijdens deze periode heeft [eiseres] niet in het gehuurde kunnen verblijven en heeft zij tijdelijk elders moeten verblijven. In de periode van 8 november 2021 tot en met 11 november 2021 heeft Woonstad vanwege de schade die het gevolg was van de lekkage het toilet gerenoveerd, waardoor [eiseres] in deze periode geen gebruik heeft kunnen maken van het toilet.
4.15.
Het beroep van Woonstad op artikel 7:257 lid 2 en 3 BW faalt. Artikel 7:257 lid 2 BW ziet op de situatie dat bij de huurcommissie om een verzoek om huurvermindering wordt ingediend. Dat is in dit geval niet aan de orde. Artikel 7:257 lid 3 BW bepaalt dat na het verstrijken van de periode van zes maanden, voor wat het verleden betreft, geen huurvermindering kan worden verlangd over een langere periode dan zes maanden, voorafgaande aan het instellen van de vordering. In dit geval vangt de gevorderde huurvermindering blijkens de door [eiseres] in de dagvaarding (randnummer 56) opgestelde specificatie van de schade (schadepost 6 en 7) aan op 20 augustus 2021 en is de dagvaarding uitgebracht op 15 februari 2022. Dit betekent dat er geen periode van zes maanden is verstreken en artikel 7:257 lid 3 BW daarmee niet van toepassing is.
4.16.
Nu sprake is van een wezenlijke en substantiële aantasting van het huurgenot ten gevolge van een gebrek in de perioden 20 augustus 2021 tot en met 3 september 2021 en van 8 november tot en met 11 november 2021, heeft [eiseres] over deze perioden recht op huurvermindering en is een deel van de vordering van [eiseres] toewijsbaar. Woonstad heeft geen verweer gevoerd tegen de (berekening van de) hoogte van de door [eiseres] over deze perioden gevorderde huurvermindering. De kantonrechter zal het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 314,40 over de periode van 20 augustus 2021 tot en met 3 september 2021 en het bedrag van € 16,77 over de periode 8 november 2021 tot en met 11 november 2021 (in totaal een bedrag van € 331,17) daarom toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
[eiseres] heeft vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Uit de door [eiseres] gegeven omschrijving van de door [eiseres] gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden wordt het tegendeel afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.
Nu partijen over en weer deels in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Woonstad om aan [eiseres] te betalen € 331,17, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44483