ECLI:NL:RBROT:2022:6996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
9549180
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van arbeidskrachten met beroep op verrekening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] heeft vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van openstaande facturen voor ter beschikking gestelde arbeidskrachten. De vordering betreft een totaalbedrag van € 4.613,78, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. [Eiser] heeft facturen gestuurd voor werkzaamheden op een tennispark, maar [gedaagde] heeft een beroep gedaan op verrekening, stellende dat hij een vordering heeft op [eiser]. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht tijdens een mondelinge behandeling op 19 mei 2022.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in beginsel een bedrag verschuldigd is aan [eiser] voor de geleverde arbeidskrachten. Echter, het beroep op verrekening door [gedaagde] is niet eenvoudig vast te stellen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewijsstukken die [gedaagde] heeft overgelegd niet voldoende zijn om zijn vordering te onderbouwen. Hierdoor is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de vordering van [eiser] toewijsbaar is, ondanks het verweer van [gedaagde].

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] direct moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9549180 \ CV EXPL 21-38436
datum uitspraak: 22 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser], die handelt onder de naam
[handelsnaam 1],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[handelsnaam 2],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V..
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 november 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de separaat ingediende producties van [eiser];
  • de separaat ingediende producties van [gedaagde];
  • het tussenvonnis van 24 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022. [eiser] heeft deelgenomen via MS Teams, bijgestaan door mr. P. Hertroijs als gemachtigde. Zijdens [gedaagde] heeft mr. J.I. Jansen als gemachtigde deelgenomen via een telefoonverbinding. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] arbeidskrachten ter beschikking gesteld voor het uitvoeren van werkzaamheden op een tennispark.
2.2.
Ten aanzien van deze werkzaamheden heeft [eiser] aan [gedaagde] op 6 juni 2021 en op 14 juni 2021 facturen gestuurd ten bedrage van respectievelijk € 3.626,06 en € 6.348,29.
2.3.
Op 18 juni 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van € 6.000,00 overgemaakt naar [eiser].

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 4.613,78, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.974,35 vanaf 2 november 2021;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert zijn eis op het volgende. [gedaagde] is verplicht om voor het restant van de door [eiser] gefactureerde en ter beschikking gestelde arbeidskrachten te betalen en dient hiertoe op grond van artikel 3:296 lid 1 BW te worden veroordeeld. De hoofdsom bestaat uit het openstaande factuurbedrag: € 3.626,06 + € 6.348,29 - € 6.000,00 =
€ 3.974,35. De gevorderde buitengerechtelijke kosten bedragen € 522,44 en de reeds verschenen rente berekend tot en met 1 november 2021 bedraagt € 116,99.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Partijen hebben een (afromings)afspraak gemaakt op basis waarvan [gedaagde] een bedrag van € 2.496,00 te vorderen heeft van [eiser]. De hoofdsom van [eiser] moet worden verrekend met dit bedrag.

4..De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
Als onbetwist staat tussen partijen vast dat [eiser] arbeidskrachten ter beschikking heeft gesteld aan [gedaagde] en dat [gedaagde] daar in beginsel een bedrag voor verschuldigd is. De vraag die partijen verdeeld houdt, is hoe hoog dat bedrag is. In dat kader doet [gedaagde] een beroep op verrekening, ten gevolge waarvan hij meent een lager bedrag dan door [eiser] gefactureerd aan hem verschuldigd te zijn.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn beroep op verrekening verwijst [gedaagde] naar Whatsapp-correspondentie en een drietal verklaringen, waarvan één afkomstig is van hemzelf. Uit de gevoerde correspondentie is naar het oordeel van de kantonrechter geenszins vast te stellen dat tussen partijen een afspraak tot stand is gekomen op basis waarvan [gedaagde] een vordering op [eiser] heeft die kan worden verrekend met de vordering van [eiser] op [gedaagde]. Integendeel, uit de correspondentie blijkt expliciet dat [eiser] tweemaal laat weten dat hij geen afspraak heeft gemaakt. Ook uit de overgelegde verklaringen zijn dergelijke afspraken naar het oordeel van de kantonrechter niet eenduidig af te leiden; zowel de inhoud van de gestelde afspraken als de vermeende instemming van [eiser] valt hier niet uit op te maken. Het is voor de kantonrechter zodoende niet op eenvoudige wijze vast te stellen in hoeverre het beroep op verrekening van [gedaagde] gegrond is.
4.3.
Op grond van artikel 6:136 BW kan de rechter een vordering ondanks een beroep van de verweerder op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Dit leidt tot het oordeel dat de vordering tot betaling van de hoofdsom van [eiser] zal worden toegewezen, nu het beroep op verrekening het enige verweer is dat door [gedaagde] is opgeworpen en dat beroep aan die toewijzing ex artikel 6:136 BW niet in de weg staat.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.4.
De buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 522,44 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De gevorderde rente wordt eveneens toegewezen.
Proceskosten
4.5.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 107,01 aan dagvaardingskosten, € 240,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 249,00 tarief). Dit is totaal € 845,01. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na heden.
U
itvoerbaarheid bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 4.613,78, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 3.974,35 vanaf
2 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 845,01, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
48637