In deze zaak, die op 2 juni 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] wegens huurachterstand. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. T. Colijn, vorderden ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde woning en betaling van achterstallige huur. De huurachterstand was opgelopen tot € 15.000,00, en [gedaagde] was niet verschenen op de zitting van 19 mei 2022, waar alleen [eiser 1] aanwezig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de eisers, aangezien [gedaagde] al meer dan negen maanden in gebreke was met de huurbetalingen. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers, gezien de onweersproken huurachterstand, toewijsbaar zijn. De ontruiming van de woning werd toegewezen met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. De rechter heeft de proceskosten aan de kant van eisers vastgesteld op € 1.318,43, inclusief wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook al kan [gedaagde] in hoger beroep gaan.