ECLI:NL:RBROT:2022:6987
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid verzoekschrift tot voorlopig getuigenverhoor en verwijzing naar andere rechtbank
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, die zelf procedeert, heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor van verweerster, die niet is verschenen in de procedure. Verzoeker stelt dat verweerster op 28 januari 2020 een valse aangifte heeft gedaan bij de politie van Amsterdam, wat heeft geleid tot zijn onrechtmatige aanhouding op 30 april 2020. Hij claimt hierdoor inkomsten te hebben misgelopen en reputatieschade te hebben opgelopen, en overweegt een procedure tegen verweerster aanhangig te maken.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of zij relatief bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Op basis van de wetgeving, met name artikel 110 lid 1 en artikel 187 Rv, concludeert de kantonrechter dat zij vermoedelijk niet bevoegd is, aangezien verzoeker stelt dat verweerster in de gemeente Waterland woont. Dit betekent dat de rechtbank Noord-Holland in beginsel bevoegd is. Daarnaast is er een mogelijkheid dat de rechtbank in Amsterdam ook bevoegd is, gezien het feit dat de aangifte in Amsterdam heeft plaatsgevonden.
Uiteindelijk verklaart de kantonrechter zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, waarbij de zaak in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen.