ECLI:NL:RBROT:2022:6986

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
9438659
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis over het openbaar karakter van groenvoorziening en servicekosten in huurzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde, die anoniem is gebleven. Woonstad vorderde twee verklaringen voor recht, waarin zij stelde dat zij de onderhoudskosten van de groenvoorziening rondom het flatgebouw waarin de gedaagde woont, bij de bewoners in rekening mag brengen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis een plaatsopneming bepaald om de feitelijke situatie ter plaatse te beoordelen.

Tijdens de plaatsopneming is vastgesteld dat de groenvoorziening een openbaar karakter heeft. De tuin is vanaf alle zijden toegankelijk via voetpaden, en hoewel er slingerhekken en verbodsborden zijn geplaatst, belemmeren deze de toegang niet significant. De kantonrechter concludeert dat de tuin niet als een onroerende aanhorigheid van de flatgebouwen kan worden beschouwd, omdat het genot van de tuin primair voortkomt uit de openbare bestemming en niet uit de huurovereenkomst.

Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van Woonstad afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 111,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad de kosten moet betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J.R. van Tongeren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9438659 CV EXPL 21-30464
datum uitspraak: 19 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Lichtenveldt,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Kara.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..Het verdere procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 februari 2022;
  • het proces-verbaal van de gerechtelijke plaatsopneming van 30 maart 2022;
  • de akte uitlaten van Woonstad;
  • de akte uitlaten van [gedaagde];

2..De verdere beoordeling

2.1.
Woonstad eist in deze procedure twee verklaringen voor recht, gebaseerd op de stelling dat zij de onderhoudskosten van de groenvoorziening rondom het flatgebouw waarin [gedaagde] woonachtig is, bij de bewoners van dat flatgebouw in rekening mag brengen. Omdat de feitelijke situatie ter plaatse daarbij van groot belang is, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis een plaatsopneming bepaald. Naar aanleiding van die plaatsopneming oordeelt de kantonrechter dat de groenvoorziening een openbaar karakter heeft. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.2.
Allereerst is van belang dat de tuin vanaf alle zijden via de voetpaden vrijwel zonder belemmering kan worden betreden. Er zijn weliswaar slingerhekken geplaatst. Die lijken echter slechts bedoeld om fietsers te weren van de voetpaden, hetgeen de bij de plaatsopneming aanwezige huismeester heeft bevestigd. Voor voetgangers vormen deze slingerhekken vrijwel geen belemmering.
2.3.
Verder is van belang dat er weliswaar enkele verbodsborden ter plekke zijn geplaatst, maar dat onvoldoende duidelijk is waar die borden op zien. Vrijwel alle borden staan niet direct naast de slingerhekken, maar pas enkele of vele meters verderop in de tuin, op de rand van het grasveld. Ten eerste springen de borden hierdoor niet in het oog, bij het betreden van de tuin. Ten tweede blijkt door de plaatsing van de borden op de rand van het grasveld, onvoldoende dat de borden beogen om derden de toegang tot de gehele tuin te ontzeggen. Dit geldt te meer omdat daarop slechts de algemene tekst ‘verboden toegang voor onbevoegden’ is geplaatst.
2.4.
Van zwaarwegend belang vindt de kantonrechter verder dat de tuin via de zijde aan de [straatnaam] vrij kan worden betreden. Onder de flatgebouwen bevindt zich een doorgang naar de groenvoorziening van enkele meters breed. De toegang is aanzienlijk breder dan de toegang via de slingerhekken en betreft dus een voor de hand liggende route voor voetgangers. Bij het betreden van de tuin via deze toegang, is sprake van geen enkele belemmering. Er is geen blokkerende beplanting aangebracht en evenmin is er sprake van enig verbodsbord, of andere indicatie van exclusiviteit.
2.5.
De door Woonstad geplaatste traphekken leiden niet tot een ander oordeel. Die hekken zijn namelijk dermate laag, dat daaruit niet volgt dat die bedoeld zijn ter afsluiting van de groenvoorziening. Veeleer lijken die te zijn bedoeld om het naastgelegen groen niet vanaf het voetpad te betreden.
2.6.
Tenslotte weegt de kantonrechter mee dat tijdens de plaatsopneming in zijn algemeenheid is gebleken dat de paden door de groenvoorziening een veelgebruikte doorgangsroute betreffen voor de buurtbewoners. Tijdens de relatief korte duur van de plaatsopneming heeft een aanzienlijke hoeveelheid personen de groenvoorziening aan de ene zijde betreden en aan de andere zijde weer verlaten. De huismeester van het flatgebouw heeft bevestigd dat de groenvoorziening op die manier wordt gebruikt.
2.7.
Al deze omstandigheden leiden de kantonrechter tot de conclusie dat de groenvoorziening een zodanig openbaar karakter heeft, dat niet kan worden gezegd dat deze groenvoorziening naar aard en bestemming onderdeel uitmaakt van de flatgebouwen. Dat betekent dat [gedaagde] het (kijk)genot van de tuin primair ontleent aan de openbare bestemming ervan en niet aan de huurovereenkomst. Daarom kan de groenvoorziening niet worden beschouwd als een onroerende aanhorigheid, zodat Woonstad hier ook geen servicekosten voor in rekening kan brengen. De verklaringen voor recht, die van het tegenovergestelde uitgaan, worden om die reden afgewezen.
2.8.
Woonstad krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 111,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 37,- tarief). Voor kosten die [gedaagde] maakt na deze uitspraak moet Woonstad een bedrag betalen van € 18,50 (1/2 punt x € 37,- tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak.
2.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen af;
3.2.
veroordeelt Woonstad in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op € 111,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394