In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind] te verlengen. De minderjarige verblijft momenteel bij de oma aan moederszijde, terwijl het ouderlijk gezag door de moeder wordt uitgeoefend. De GI heeft verzocht om de machtiging te verlengen voor drie maanden, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat het perspectief van [naam kind] bij de moeder ligt en dat er onvoldoende zicht is op de thuissituatie van de moeder, mede door personeelstekort bij de GI. De kinderrechter heeft begrip voor de interne problemen bij de GI, maar benadrukt dat de belangen van [naam kind] voorop moeten staan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen noodzaak meer is voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, en heeft bepaald dat [naam kind] per 16 augustus 2022 terug kan naar de moeder. De GI is opgedragen om ambulante spoedhulpverlening bij de moeder thuis in te zetten om zicht te houden op de thuissituatie. Het verzoek van de moeder om de ondertoezichtstelling op te heffen is afgewezen, omdat er nog onvoldoende zicht is op de ontwikkeling van [naam kind].