ECLI:NL:RBROT:2022:6947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
9711866 CV EXPL 22-6050
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en betalingsachterstand met betrekking tot schadevergoeding na brand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurster en een huurster over een betalingsachterstand van huur voor een kantoor-/bedrijfsruimte. De verhuurster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde Flanderijn, vorderde een bedrag van € 500,00 van de huurster, die een betalingsachterstand had laten ontstaan van € 757,25. De huurster betwistte de vordering en stelde dat zij recht had op verrekening van een bedrag dat zij nog van de verhuurster tegoed had, als gevolg van een brand in het pand waardoor zij de ruimte niet kon gebruiken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de door de verhuurster gevorderde betalingsachterstand van € 757,25 terecht was. De verhuurster had haar vordering beperkt tot € 500,00, dat bedrag werd dan ook toegewezen. Daarnaast werd de huurster veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de huurster de proceskosten moest vergoeden, die zijn vastgesteld op € 403,33. De huurster had een tegeneis ingediend voor schadevergoeding wegens verlies van inkomsten na de brand, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat deze te laat was ingediend. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9711866 CV EXPL 22-6050
datum uitspraak: 5 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
GS International Trading B.V.,
vestigingsplaats: Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam], bestuurder.
De partijen worden hierna ‘verhuurster’ en ‘huurster’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 februari 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord namens huurster, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek (de brief van 27 juni 2022 namens huurster).

2..De feiten

2.1.
Huurster heeft van verhuurster een kantoor-/bedrijfsruimte gehuurd. Het betreft kamernummer [kamernummer] van het pand aan het [adres 1].
2.2.
Op 21 maart 2021 is brand geweest in het pand aan [adres 2].

3..Het geschil

3.1.
Verhuurster eist samengevat:
  • huurster te veroordelen aan haar te betalen € 500,00 met rente;
  • huurster te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verhuurster heeft een vordering op huurster van in totaal € 908,55. Dat bedrag bestaat uit de hoofdsom van € 757,25, rente van € 13,86 (berekend tot 21 februari 2022) en buitengerechtelijke incassokosten van € 137,44. Verhuurster beperkt haar totale vordering tot € 500,00 en eist nu alleen dat bedrag. Verhuurster behoudt zich het recht voor om het restant van de totale vordering op een later moment alsnog te eisen van huurster.
3.2.
Verhuurster baseert de eis op het volgende.
Huurster moet de huurprijs voor de kantoor-/bedrijfsruimte elke maand op tijd betalen. Zij heeft een betalingsachterstand laten ontstaan van € 757,25. Huurster moet niet alleen dat bedrag betalen, maar ook de rente daarover, omdat zij de huur niet op tijd heeft betaald. Verhuurster heeft een incassotraject moeten starten om betaling van de achterstand te verkrijgen. In verband met het incassotraject heeft zij buitengerechtelijke incassokosten moeten maken. Die kosten moeten worden vergoed door huurster.
3.3.
Huurster is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
Op € 165,00 na is alles betaald. Huurster hoeft die € 165,00 niet te betalen, omdat huurster een deel van de huur van maart 2021 moet terugkrijgen van verhuurster. De huur van maart 2021 is volledig betaald, maar na de brand kon huurster het pand niet meer in.

4..De beoordeling

betalingsachterstand, verrekening huur
4.1.
De vraag is of huurster een betalingsachterstand heeft en zo ja, hoe hoog. Huurster heeft betalingsbewijzen overgelegd van een aantal betalingen, namelijk van 2 en 7 december 2020, van 5 en 26 januari 2021 en van 2 maart 2021. Uit bijlage 4 bij de repliek blijkt dat alle betalingen al zijn verwerkt in de hoofdsom van € 757,25. Nergens blijkt uit dat huurster nog andere betalingen heeft gedaan. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat de door verhuurster genoemde betalingsachterstand van € 757,25 klopt.
4.2.
Huurster wil een bedrag aan huur dat zij nog tegoed heeft verrekenen met (het restant van) de betalingsachterstand. Huurster heeft echter zelf niet inzichtelijk gemaakt om welk bedrag het volgens haar gaat. Volgens verhuurster gaat het om niet meer dan € 92,27 en heeft huurster geen recht op dit bedrag omdat verhuurster – in plaats daarvan – de boete van € 300,00 wegens te late betaling die zij eerder bij huurster in rekening had gebracht, heeft gecrediteerd. Huurster heeft een en ander niet weersproken. Dat leidt tot het oordeel dat in deze procedure niet is gebleken dat huurster (nog) een vordering heeft op verhuurster die zij met de vordering van verhuurster op haar kan verrekenen.
4.3.
De conclusie is dat de geëiste betalingsachterstand toewijsbaar is. Aangezien verhuurster de eis heeft beperkt tot € 500,00, zal € 500,00 worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.4.
Aangezien verhuurster de eis heeft beperkt tot € 500,00 en dat bedrag wordt toegewezen ter zake van de betalingsachterstand, hoeft in deze procedure geen uitspraak te worden gedaan over de ook geëiste buitengerechtelijke incassokosten en de tot de dagvaarding berekende wettelijke rente.
4.5.
De geëiste rente vanaf de dag van de dagvaarding wordt toegewezen over een bedrag van € 500,00. Verhuurster heeft haar vordering immers tot dat bedrag beperkt, zodat de vordering tot betaling van de wettelijke rente datzelfde lot deelt.
schadevergoeding inkomstenverlies na brand
4.6.
Huurster heeft gevraagd om een schadevergoeding in verband met verlies van inkomsten in de periode na de brand. Dat is een zogenoemde tegeneis of eis in reconventie. Een tegeneis moet volgens de wet meteen in het antwoord op de dagvaarding worden geëist. Als de tegeneis op een later moment in de procedure wordt ingesteld, is het te laat en kan de tegeneis niet in behandeling worden genomen.
Huurster heeft de tegeneis ingesteld in haar brief van 27 juni 2022 in reactie op de repliek en dus niet meteen in haar antwoord op de dagvaarding. De tegeneis van huurster is dus te laat ingesteld en kan daarom niet in behandeling worden genomen in deze procedure.
proceskosten
4.7.
Huurster krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van verhuurster tot vandaag vast op € 125,03 aan dagvaardingskosten inclusief btw, € 128,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 75,00 tarief). Dit is totaal € 403,33.
De informatiekosten KvK en de btw daarover zijn niet toewijsbaar, omdat niet is gehandeld overeenkomstig artikel 9 Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. In de dagvaarding is namelijk niet vermeld dat het doen en het beloop van de verschotten voor de goede verrichting van de ambtshandeling noodzakelijk waren en dat de gerechtsdeurwaarder geen rechtstreeks of middellijk belang heeft in de onderneming of derde die de kosten factureerde.
Voor kosten die verhuurster maakt na deze uitspraak moet huurster ook een bedrag betalen van € 37,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt huurster om aan verhuurster te betalen € 500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 21 februari 2022 tot alles is betaald;
5.2.
veroordeelt huurster in de proceskosten, aan de kant van verhuurster tot vandaag vastgesteld op € 403,33;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
34286