In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurster en een huurster over een betalingsachterstand van huur voor een kantoor-/bedrijfsruimte. De verhuurster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde Flanderijn, vorderde een bedrag van € 500,00 van de huurster, die een betalingsachterstand had laten ontstaan van € 757,25. De huurster betwistte de vordering en stelde dat zij recht had op verrekening van een bedrag dat zij nog van de verhuurster tegoed had, als gevolg van een brand in het pand waardoor zij de ruimte niet kon gebruiken.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de door de verhuurster gevorderde betalingsachterstand van € 757,25 terecht was. De verhuurster had haar vordering beperkt tot € 500,00, dat bedrag werd dan ook toegewezen. Daarnaast werd de huurster veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de huurster de proceskosten moest vergoeden, die zijn vastgesteld op € 403,33. De huurster had een tegeneis ingediend voor schadevergoeding wegens verlies van inkomsten na de brand, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat deze te laat was ingediend. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.