ECLI:NL:RBROT:2022:6946

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
10009769 VV EXPL 22-285
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van loonvordering in kort geding wegens onduidelijkheid over arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en OD B.V. [eiseres] vorderde betaling van loon en loonspecificaties van OD, na een overname van het restaurant waar zij werkzaam was. De procedure begon met een dagvaarding op 26 juli 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 augustus 2022. De kern van het geschil was of er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en OD, na de overname van het restaurant door OD op 1 april 2022. [eiseres] stelde dat zij in dienst was gekomen bij OD en recht had op loon, terwijl OD betwistte dat er een arbeidsovereenkomst bestond en stelde dat [eiseres] in dienst bleef bij [naam bedrijf]. De kantonrechter oordeelde dat er te veel onduidelijkheden waren over de arbeidsrelatie en dat er meer bewijs nodig was om de vordering te onderbouwen. Daarom werd de eis van [eiseres] afgewezen. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van OD op nihil werden vastgesteld, aangezien OD geen griffierecht had hoeven betalen en zich niet had laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10009769 VV EXPL 22-285
datum uitspraak: 18 augustus 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. H.W. Verberkmoes te Rotterdam,
tegen
OD B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam 1] (directeur en bestuurder).
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘OD’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bevat de dagvaarding van 26 juli 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 3 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres], mr. Verberkmoes en namens OD [naam 1].

2..De feiten

2.1.
Op 1 november 2014 is [eiseres] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst gestreden bij [naam bedrijf], handelend onder de naam [naam restaurant], in de functie van ‘Administratief medewerkster’ tegen een loon van € 2.250,00 bruto per maand op basis van 30 uur per week. De cao Horeca is van toepassing op de arbeidsovereenkomst.
2.2.
[naam bedrijf] is een onderneming van [naam 2] (hierna: [naam 2]), de vader van [eiseres]. Die onderneming exploiteerde tot 1 april 2022 [naam restaurant] aan de [adres] (hierna: het restaurant).
2.3.
Op 1 februari 2022 is de functie van [eiseres] gewijzigd in ‘Manager’ (blijkens de aangepaste arbeidsovereenkomst vergelijkbaar met de functie ‘Hoofd administratie’) en is haar loon aangepast naar € 4.150,13 bruto per maand op basis van 30 uur per week.
2.4.
De echtgenoot van [eiseres] is eveneens werkzaam bij [naam bedrijf] Vanaf 1 februari 2022 is ook zijn functie gewijzigd in de functie van ‘Manager’ tegen een loon van € 4.150,13 bruto per maand op basis van 30 uur per week.
2.5.
Op 1 april 2022 hebben [naam bedrijf] en OD een koopovereenkomst gesloten die betrekking heeft op het restaurant.
2.6.
[naam bedrijf] heeft in de plaats van OD de lonen van april en mei 2022 aan het personeel van OD uitbetaald.
2.7.
[eiseres] heeft over april en mei 2022 loon ontvangen van [naam bedrijf]
2.8.
[eiseres] heeft zich op 26 april 2022 arbeidsongeschikt gemeld en is dat nu nog.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist verkort weergegeven:
- OD te veroordelen aan haar te betalen:
o de netto tegenwaarde van € 4.130,13 bruto per maand aan loon vanaf juni 2022 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
o de wettelijk vastgelegde boete van 50% ten bedrage van € 2.065,06;
o voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2022 totdat er is betaald;
  • OD te veroordelen de loonspecificaties over april tot en met juni 2022 te overleggen binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat OD dat niet doet;
  • OD te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende.
OD heeft op 1 april 2022 het restaurant inclusief het personeel overgenomen. Vanaf die datum is OD werkgeefster van [eiseres] en moet zij aan [eiseres] loon betalen en loonstroken verstrekken.
3.3.
OD is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
Omstreeks het sluiten van de koopovereenkomst op 1 april 2022 is tussen [naam 2] en [naam 1] (hierna: [naam 1]) namens OD afgesproken dat [eiseres] niet in dienst komt van OD, maar in dienst blijft bij [naam bedrijf] [eiseres] is dus niet in dienst gekomen van OD en OD is dan ook niet gehouden om [eiseres] loon te betalen of aan haar loonstroken te verstrekken.
3.4.
Voor zover nodig voor de beoordeling van de eis, zullen hierna de verdere stellingen van partijen worden besproken.

4..De beoordeling

4.1.
In een kort geding komt de eis voor toewijzing in aanmerking als de partij die de voorlopige voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij de beoordeling of de eis in kort geding kan worden toegewezen is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van de eisende partij bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de eis voor de gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen eventueel een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak. Hierna wordt inhoudelijk beoordeeld of de eis van [eiseres] voor toewijzing in aanmerking komt.
4.2.
Als grondslag van de eis is een arbeidsverhouding tussen OD en [eiseres] genoemd. OD betwist echter het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen partijen.
4.2.1.
Volgens [eiseres] is er sprake van een overgang van de onderneming van [naam bedrijf] naar OD en is al het personeel meegegaan en in dienst gekomen van OD, waaronder ook [eiseres]. Ter zitting is door mr. Verberkmoes een passage uit de overeenkomst van koop en verkoop tussen [naam bedrijf] en OD voorgelezen, waarin staat dat alle rechten en verplichtingen van rechtswege op verkoper (lees: OD) overgaan, ook ten aanzien van al het personeel. Die overeenkomst is niet overgelegd.
OD heeft betwist dat de onderneming van [naam bedrijf] één op één is overgenomen. Namens OD is ter zitting aangevoerd dat er slechts sprake is van koop van inventaris, goodwill en vastgoed. De mensen die in het restaurant wilden blijven werken, zijn overgegaan naar OD, aldus OD. Volgens OD is vóór het tekenen van de koopovereenkomst met [naam 2] besproken dat OD de lonen van [eiseres] en haar echtgenoot te hoog vond gelet op de moeilijke tijden voor horecaondernemingen en de aanmerkelijke verhoging van het loon van zowel [eiseres] als haar echtgenoot in februari 2022, terwijl de koop tussen OD en [naam bedrijf] al bekend was in november 2021. Naar aanleiding van dat gesprek werd op initiatief van [naam 2] mondeling afgesproken dat [eiseres] bij hem in dienst zou blijven, aldus [naam 1] namens OD.
[eiseres] heeft daartegen in gebracht dat zij zelf niets weet van een dergelijke afspraak tussen haar vader en OD. [naam 2] kan wel hierover verklaren en is bereid om een getuigenverklaring af te leggen, aldus [eiseres].
4.2.2.
Tussen partijen staat vast dat er een afspraak was tussen [naam bedrijf] en OD, die inhoudt dat de lonen over april en mei 2022 voor al het personeel in dienst bij OD nog via de bankrekening van [naam bedrijf] werden betaald, omdat OD vanwege het opstarten van de vennootschap nog niet de beschikking had over een eigen bankrekening. Omstreeks juni 2022 is een eindafrekening opgemaakt tussen [naam bedrijf] en OD. Partijen zijn het erover eens dat OD vanwege voornoemde afspraak nog nooit loon heeft betaald aan [eiseres]. Verder staat vast dat [eiseres] niet over loonstroken over april en mei 2022 beschikt.
4.2.3.
[eiseres] heeft naar voren gebracht dat zij vanaf 1 april 2022 administratieve werkzaamheden heeft verricht voor OD op het kantoor van OD. Zij beschikt over een lijst met werkzaamheden die zij voor OD heeft verricht in april 2022, aldus [eiseres].
OD heeft betwist dat [eiseres] werkzaamheden voor OD heeft uitgevoerd. Volgens OD was er omstreeks april 2022 sprake van een grijs gebied, omdat [naam 2] nog vaak aanwezig was voor de gasten in het restaurant en de administratie van [naam bedrijf] nog twee maanden in het kantoor van OD heeft gelegen.
Verder is namens OD naar voren gebracht dat zij niet over in het kader van een arbeidsverhouding relevante stukken van [eiseres] beschikt, terwijl zij die wel heeft voor alle andere werknemers, zoals een kopie van een identiteitsbewijs, formulieren voor de loonbelasting en een arbeidsovereenkomst op naam van OD. Dat is na 1 april 2022 niet door [eiseres] zelf aangeleverd en ook niet alsnog opgevraagd voor OD door de andere manager, haar echtgenoot, aldus [naam 1] namens OD.
4.2.4.
Als onbetwist door OD gesteld is dat [eiseres] zich op 26 april 2022 arbeidsongeschikt heeft gemeld bij haar echtgenoot, die op dat vlak eindverantwoordelijk was bij OD. [eiseres] heeft sindsdien een aantal malen met een bedrijfsarts van Zorg voor de Zaak gesproken.
OD heeft ter zitting aangevoerd dat niet Zorg voor de Zaak de arbodienst is van OD, maar Arboz. Volgens OD is Zorg voor de Zaak de vaste arbodienst van [naam bedrijf]
[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat dit laatste klopt en zij heeft niet betwist dat Arboz de vaste arbodienst is van OD.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de summiere stukken en het tijdens de mondelinge behandeling gevoerde partijdebat het onduidelijk is of [eiseres] door een overgang van onderneming is overgegaan naar OD, mede gelet op de stelling van OD dat er ten aanzien van het in dienst nemen c.q. houden van [eiseres] een andere afspraak is gemaakt tussen OD en [naam 2]. [eiseres] heeft niet betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt, maar slechts naar voren gebracht dat zij daar niets over weet en dat [naam 2] wel hierover kan verklaren. Verder blijft de juridische en feitelijke bemoeienis van [naam bedrijf] met OD gedurende de twee maanden na 1 april 2022 onduidelijk. Het is daarom niet uitgesloten dat [eiseres] in april 2022 om andere redenen aanwezig was op het kantoor van OD dan voor werkzaamheden als manager in dienst van OD. Het ontbreken van gegevens in de (loon)administratie en het gegeven dat [eiseres] is aangemeld bij een arbodienst waarmee [naam bedrijf] wel en OD niet een contract heeft, zijn contra-indicaties voor het bestaan van een arbeidsverhouding tussen [eiseres] en OD.
4.4.
Er zijn nu te veel onduidelijkheden, waardoor er meer onderzoek en bewijslevering nodig is ten aanzien van de feiten. De kort geding procedure leent zich daar echter niet voor. De conclusie is daarom dat het onvoldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventuele gewone (bodem)procedure de eis van [eiseres] bij deze stand van zaken zal toewijzen. De eis komt daarom niet in aanmerking voor toewijzing in dit kort geding en zal worden afgewezen.
4.5.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van de andere partij betalen. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van OD tot vandaag op nihil, omdat OD geen griffierecht heeft moeten betalen en zich in deze procedure niet heeft laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de eis af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van OD tot vandaag vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
34286