In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en OD B.V. [eiseres] vorderde betaling van loon en loonspecificaties van OD, na een overname van het restaurant waar zij werkzaam was. De procedure begon met een dagvaarding op 26 juli 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 augustus 2022. De kern van het geschil was of er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en OD, na de overname van het restaurant door OD op 1 april 2022. [eiseres] stelde dat zij in dienst was gekomen bij OD en recht had op loon, terwijl OD betwistte dat er een arbeidsovereenkomst bestond en stelde dat [eiseres] in dienst bleef bij [naam bedrijf]. De kantonrechter oordeelde dat er te veel onduidelijkheden waren over de arbeidsrelatie en dat er meer bewijs nodig was om de vordering te onderbouwen. Daarom werd de eis van [eiseres] afgewezen. Tevens werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van OD op nihil werden vastgesteld, aangezien OD geen griffierecht had hoeven betalen en zich niet had laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.