ECLI:NL:RBROT:2022:6942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
10/066521-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op brillenwinkel met geweld en bedreiging

Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een negentienjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een brillenwinkel op 15 maart 2022. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft de winkel overvallen met een vuurwapen en een hamer, waarbij het personeel onder bedreiging werd gedwongen om op de grond te gaan liggen en hun horloges af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht in de afpersing en dat hij opzet had op de afpersing, ook al beweerde hij dat hij niet de overvaller met het vuurwapen was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de overval. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/066521-22
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Zwijndrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Groen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van 24 juni 2022.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing in vereniging. Er is geen sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de afpersing. De verdachte heeft ter zitting weliswaar bekend dat hij bij de overval betrokken was, maar in de afpersing heeft hij geen aandeel gehad. Van te voren was ook niet besproken dat er tevens persoonlijke eigendommen weggenomen zouden worden.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 15 maart 2022 hebben de verdachte en de medeverdachte brillenwinkel [naam winkel] te [plaatsnaam] overvallen. Eén van hen was in het zwart gekleed, de ander droeg een blauwe Northface jas, en beiden droegen gezichtsbedekking. De overvallers zijn de winkel binnengekomen met een vuurwapen en een hamer. Aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2], die beiden in de winkel werkzaam waren, werden gedwongen op de grond te gaan liggen en hun horloges af te geven. Terwijl de man met het vuurwapen bij het winkelpersoneel bleef, sloeg de man met de hamer de glazen ruit van een vitrine kapot. Met medeneming van verschillende brillen van het merk Astos en de horloges van het personeel, zijn de verdachten rennend gevlucht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de overvaller die in het zwart was gekleed het vuurwapen vast had en daarmee [naam aangever 2] heeft gedwongen zijn horloge af te geven. Nu de verdachte – ook volgens zijn eigen verklaring – die in het zwart geklede overvaller is geweest, staat vast dat hij zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht in de afpersing ten aanzien van de horloges. Daarmee is zijn opzet op de afpersing gegeven. De rechtbank voegt daaraan toe dat ook indien de verdachte zou worden gevolgd in zijn verklaring dat hij niet de overvaller met het vuurwapen is geweest en niet wist dat zijn mededader met het vuurwapen de winkelmedewerkers zou gaan afpersen, bij hem opzet op de afpersing kan worden aangenomen. Met het in nauwe en bewuste samenwerking uitvoeren van het gezamenlijke plan om met behulp van onder meer een vuurwapen de brillenwinkel te overvallen en daarbij dure goederen weg te nemen, heeft de verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er naast luxe brillen ook andere dure goederen zoals horloges zouden worden buitgemaakt. Dit betekent dat ook het medeplegen van de afpersing kan worden bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
1.
hij, op 15 maart 2022 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander, meerdere brillen, die geheel aan de optiek/opticien [naam winkel] ([adres]),
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam aangever 1] en [naam aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- voorzien van een hamer en een vuurwapen en met een bivakmuts, althans deels gelaatsbedekkende kleding, op het hoofd het pand van voornoemde optiek/opticien te betreden en
- dat vuurwapen aan die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] te tonen en met dat vuurwapen op die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] te richten en
- aan die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Ga liggen op de grond", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en
- met een voorwerp tegen het hoofd van die [naam aangever 1] te slaan en- met die hamer de vitrine van voornoemde optiek/opticien kapot te slaan;
2.
hij, op 15 maart 2022 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam aangever 1] en [naam aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere horloges, die geheel aan [naam aangever 1] en [naam aangever 2], toebehoorden door
- voorzien van een hamer eneen vuurwapen en met een bivakmuts, althans deels gelaatsbedekkende kleding, op het hoofd het pand van voornoemde optiek/opticien te betreden en
- dat vuurwapen aan die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] te tonen en met dat vuurwapen op die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] te richten en- aan die [naam aangever 1] en [naam aangever 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Ga liggen op de grond" en (vervolgens) "Doe je horloge af", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en
- tegen het hoofd van die [naam aangever 1] te slaan;
3.
hij, op 15 maart 2022 te [plaatsnaam], tezamen in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool van het merk Zoraki 917 kaliber 9mm pak, en (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van die wet, te weten 2 knalpatronen, kaliber 9 mm pak, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op negentienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een brillenwinkel in [plaatsnaam]. De verdachte en zijn medeverdachte zijn met bedekt gezicht, een gaspistool en een hamer de brillenwinkel binnengekomen. Onder bedreiging met het gaspistool is het aanwezige personeel van de winkel gedwongen tot afgifte van hun horloges. Eén van de medewerkers is daarbij met een voorwerp op zijn hoofd geslagen. Daarnaast is met de hamer een vitrine uit de brillenwinkel kapot geslagen en zijn vervolgens meerdere brillen weggenomen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben een zeer bedreigende situatie gecreëerd. Zij hebben ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële voordeel en niet voor de ernstige gevolgen voor de slachtoffers. Een dergelijke overval zorgt bovendien ook voor gevoelens van onveiligheid binnen de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juni 2022. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat er aanwijzingen zijn dat er bij de verdachte sprake is van beperkte handelings- en oplossingsvaardigheden. De verdachte lijkt de risico’s van zijn eigen handelen slecht in te kunnen schatten. Daarbij is er sprake van een deels negatief sociaal netwerk waar de verdachte niet van plan is om afstand van te doen. De betrokkenheid van de moeder van verdachte kan als beschermende factor worden beschouwd.
Er zijn onvoldoende indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Op basis van de zorgen omtrent het netwerk van de verdachte, zijn houding en oplossingsvaardigheden acht de reclassering reclasseringsbegeleiding geïndiceerd. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen, zodat de verdachte zal worden begeleid en zal worden behandeld. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht).
De rechtbank neemt als uitgangspunt drie jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een voltooide overval met meer dan licht geweld, overeenkomstig de oriëntatiepunten van het LOVS. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het brutale en niets ontziende karakter van de gepleegde feiten. De verdachte heeft willens en wetens, doelgericht, een gewapende overval gepleegd om kennelijk op die wijze zijn eigen financiële situatie te verbeteren. De verdachte en zijn mededader hebben daarbij de grenzen van ‘licht geweld’ overschreden. Strafverminderend acht de rechtbank de jeugdige leeftijd van de verdachte. Omdat de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu de noodzaak daartoe niet is gesteld of gebleken, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van het door de reclassering geadviseerde locatieverbod.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen sjaal verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen sjaal zal worden verbeurd verklaard.

9..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 676,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij heeft aangegeven dat hij geen psychische klachten heeft, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, zodat de daarmee samenhangende vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van de materiële schade deels onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij heeft uitsluitend een uitdraai van de nieuwprijs van de polsband overgelegd, zonder daarbij een ‘nieuw voor oud-correctie’ toe te passen. Dit deel van de vordering dient derhalve ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
[naam benadeelde 1] heeft zijn vordering tot materiële schadevergoeding onderbouwd met een offerte voor de reparatiekosten en een prijsopgaaf van een nieuwe horlogeband. Dat de schade aan zijn horloge (een Apple Watch) is ontstaan door de overval is niet betwist. Op basis van de overgelegde stukken kan evenwel niet worden vastgesteld of en zo ja, tot welk bedrag een ‘nieuw voor oud-correctie’ moet worden toegepast. De rechtbank zal daarom de gevorderde reparatiekosten toewijzen, en de benadeelde partij voor het resterende deel van deze vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 327,10. De benadeelde partij kan het andere deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten van zodanige aard en ernst zijn dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (in de zin van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Verder komt het gevorderde bedrag de rechtbank billijk voor. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Conclusie:
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.327,10, vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.
9.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Tevens heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard of moet worden gematigd. Hoewel de benadeelde partij aangeeft psychische klachten te ondervinden, zijn deze niet onderbouwd met stukken.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank van oordeel zijn de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten van zodanige aard en ernst dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (in de zin van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Verder komt het gevorderde bedrag de rechtbank billijk voor. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.
9.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Daarnaast heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde 3], vertegenwoordigd door [naam], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.964,26 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de vordering is ingediend door [naam benadeelde 3] en die kan geen immateriële schade hebben geleden, dus dit deel van de vordering moet worden afgewezen. Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering had moeten worden ingediend bij de verzekering. Daarnaast is de vordering onvoldoende onderbouwd. Er is een offerte voor herstelwerkzaamheden van de vitrine bijgevoegd, maar geen rekeningen waaruit blijkt dat die kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Dit deel van de vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
Dat de brillenwinkel schade aan de vitrine heeft geleden als gevolg van de overval is niet betwist. Deze schade is onderbouwd aan de hand van twee offertes voor de herstelkosten. Of deze kosten reeds zijn gemaakt, is niet van belang voor de vraag of schade is geleden. Verder is gesteld noch gebleken dat een verzekeraar een vergoeding hiervoor heeft uitgekeerd. Dat betekent dat dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige materiële deel, wat ziet op de brillen, niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. De brillen zijn teruggevonden. Niet duidelijk is waarom deze in het geheel geen waarde meer zouden vertegenwoordigen. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Op de terechtzitting heeft [naam] verduidelijkt dat de immateriële schadevergoeding voor hem persoonlijk en niet voor de B.V. wordt gevorderd. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom beschouwen als een afzonderlijke mondeling ter zitting gedane vordering op de voet van artikel 51g, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, en daarom hierna afzonderlijk bespreken (9.4). De vordering van de B.V. zal voor wat betreft het immateriële deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.248,92, vermeerderd met de wettelijke rente.
9.4.
Benadeelde partij [naam benadeelde 4]
Tot slot heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde 4] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de immateriële schade als gezegd op het standpunt gesteld dat de vordering is ingediend door [naam benadeelde 3]. Aangezien die geen immateriële schade kan hebben geleden, moet dit deel van de vordering worden afgewezen.
Beoordeling
Zoals hiervoor onder 9.3 is overwogen, beschouwt de rechtbank het immateriële gedeelte van de vordering van [naam benadeelde 3] als een afzonderlijke mondeling ter zitting gedane vordering van [naam benadeelde 4]. Ook voor hem geldt dat gelet op zijn aanwezigheid in de winkel ten tijde van de overval de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten van zodanige aard en ernst zijn dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (in de zin van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 maart 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.
9.5.
Hoofdelijk
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoedingen zullen worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichtingen bevrijd.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 in Amsterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich, indien nodig geacht door de reclassering, behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachte, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde is gedurende maximaal 6 maanden, of zoveel korter de reclassering dit nodig acht, op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden;
de veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod, vastgesteld op maximaal 6 maanden of zoveel korter de reclassering dit nodig acht. Het huidige verblijfadres is [adres verdachte]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
de veroordeelde zet zich actief in voor het verkrijgen en/of behouden van een dagbesteding, bestaande uit vrijwilligerswerk, scholing of werk. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn ondernemingen, situatie en stand van zaken;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 4 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd: 1 STK Sjaal;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van
€ 1.327,10 (zegge: duizend driehonderdzevenentwintig euro en tien cent), bestaande uit € 327,10 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.327,10(hoofdsom,
zegge: duizend driehonderdzevenentwintig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.327,10 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [naam benadeelde 3], te betalen een bedrag van
€ 3.248,92, (zegge: drieduizend tweehonderdachtenveertig euro en tweeënnegentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan benadeelde partij [naam benadeelde 4], te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 4] te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 750,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere brillen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de optiek/opticien [naam winkel] ([adres]), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voorzien van een hamer en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of met een bivakmuts, althans deels gelaatsbedekkende kleding, op het hoofd het pand van voornoemde optiek/opticien te betreden en/of
- die hamer en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] te tonen en/of met dat (een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] te richten en/of
- aan die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Ga liggen op de grond", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- met dat (een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [naam aangever 1] te slaan en/of
- met die hamer de vitrine van voornoemde optiek/opticien kapot te slaan/vernielen;
2.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2], in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door
- voorzien van een hamer en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of met een bivakmuts, althans deels gelaatsbedekkende kleding, op het hoofd het pand van voornoemde optiek/opticien te betreden en/of
- die hamer en/of dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] te tonen en/of met dat vuurwapen op die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] te richten en/of
- aan die [naam aangever 1] en/of [naam aangever 2] de dreigende woorden toe te voegen: "Ga liggen op de grond" en/of (vervolgens) "Doe je horloge af", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- met die hamer en/of dat vuurwapen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [naam aangever 1] te slaan;
3.
hij, op of omstreeks 15 maart 2022 te [plaatsnaam], alleen, althans tezamen in vereniging met (een) ander(en), (een) wapens(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool van het merk Zoraki 917 kaliber 9mm pak, en/of (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van die wet, te weten 2 knalpatronen, kaliber 9 mm pak, voorhanden heeft gehad.