ECLI:NL:RBROT:2022:6941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
10/261757-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak van de betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de betrokkene, die eerder was vrijgesproken van de haar verweten feiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. E. Loppé, en strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, met een maximum van € 10.785,50. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat de betrokkene was vrijgesproken in de aan de vordering ten grondslag liggende strafzaak. Zowel de officier van justitie als de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.J.H.M. Achten, hebben zich uitgesproken voor afwijzing van de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft in haar beoordeling bevestigd dat, gezien de vrijspraak, er geen grond is voor het opleggen van een betalingsverplichting aan de staat. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. U. Ramdihal-Poeran, en de oudste en jongste rechter waren niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. Dit vonnis is een bevestiging van de rechtsprincipes dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan plaatsvinden zonder een veroordeling voor de feiten die aan de vordering ten grondslag liggen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/261757-19 (ontneming)
Datum uitspraak: 24 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de betrokkene:

[naam betrokkene],

geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres betrokkene],
raadsman van de verdachte: mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle.

Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2022. De behandeling van de vordering heeft aansluitend plaatsgevonden op de behandeling van de aan de vordering ten grondslag liggende strafzaak tegen de betrokkene onder bovenvermeld parketnummer.

Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. E. Loppé strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de betrokkene van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 10.785,50. De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Standpunt van de officier van justitie.

In het verlengde van haar ter terechtzitting van 24 mei 2022 gedane vordering tot integrale vrijspraak van de betrokkene in de voorafgaande strafzaak en aan de vordering ten grondslag liggende feiten, heeft de officier van justitie verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen.

Standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie om de ontnemingsvordering af te wijzen.

Voorafgaand vonnis.

Bij vonnis van deze rechtbank van 24 mei 2022 is de betrokkene vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten. Van dat vonnis is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beoordeling van de vordering.

Nu de betrokkene blijkens voormeld vonnis is vrijgesproken van de haar daarin verweten -aan de vordering ten grondslag liggende - feiten, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onderhavige vordering dient te worden afgewezen.

Beslissing.

De rechtbank:
wijst af de vordering van de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 24 mei 2022.
De oudste rechter en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.