ECLI:NL:RBROT:2022:6937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
10/035479-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 15 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens en bijbehorende munitie. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden, met gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Tijdens de zitting op 1 juli 2022 werd het bewijs besproken, waaronder DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende wetenschap te hebben van de wapens en verklaarde dat deze door iemand anders in zijn woning waren geplaatst. De rechtbank beoordeelde de verklaringen en het bewijs en concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en wees de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af. Het vonnis werd uitgesproken door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter, en mrs. K. Bakker en J.J. Klomp, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. den Haan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/035479-21
VI-nummer: 22/002747-17
Datum uitspraak: 15 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. G.E. Toxopeus, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van twee vuurwapens met bijbehorende munitie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 22/002747-17, voor de duur van 150 dagen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 6 februari 2021 twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De vuurwapens zijn in de woning van de verdachte boven plafondplaten aangetroffen. Daarnaast is het DNA van de verdachte zowel op de plafondplaten als op één van de vuurwapens aangetroffen.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 29 februari 2021 heeft [naam 1] aan verbalisanten verklaard dat zij twee vuurwapens heeft verkocht aan ‘een gozer’ uit Rozenburg en daarbij een foto van deze man laten zien. De persoon op de foto bleek de verdachte te zijn. Naar aanleiding van het voorgaande is op 6 februari 2021 de woning van de verdachte aan de [adres] doorzocht. Boven de plafondplaten in de hal van de woning werden twee vuurwapens aangetroffen. Eén vuurwapen gewikkeld in een handdoek en één vuurwapen was verpakt in een zwart koffertje. Op het vuurwapen in het zwarte koffertje is het DNA van de verdachte aangetroffen. Op het andere vuurwapen is niet het DNA van de verdachte, maar het DNA van [naam 1] aangetroffen. Verder blijkt uit het dossier dat het DNA van de verdachte op de plafondplaten is aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de wapens in zijn woning lagen. Hij heeft de wapens daar niet neergelegd en hij weet ook niet hoe de wapens daar terecht zijn gekomen. Het moet in ieder geval iemand anders geweest zijn. Waarom er DNA van de verdachte op één van de wapens is aangetroffen heeft de verdachte bij de politie en op zitting toegelicht. Er is op een gegeven moment een feestje in zijn woning geweest met twee vrienden van de verdachte, namelijk [naam 2] en [naam 3] . [naam 1] (zij verbleef wel vaker in de woning van de verdachte) kwam op een gegeven moment de woning binnen met het zwarte koffertje met daarin een vuurwapen. De verdachte heeft het vuurwapen toen aangeraakt, waarna hij boos werd op [naam 1] en schreeuwde dat hij zulke dingen niet in zijn woning wil. [naam 1] is vervolgens weggegaan. De verklaring van de verdachte met betrekking tot wat er op het feestje is gebeurd wordt bevestigd door de verklaring van de getuige [naam 2] . De verklaring van [naam 1] daarentegen blijkt – voor het gedeelte waarin zij heeft verklaard dat zij [naam 2] niet kent – aantoonbaar onjuist. De verdachte en [naam 2] hebben namelijk beiden verklaard dat [naam 1] [naam 2] wel kent en daarnaast heeft de raadsman op zitting aangegeven dat hij dit ook, uit eigen waarneming, kan bevestigen.
De alternatieve verklaring van de verdachte, namelijk dat iemand anders de wapens boven de plafondplaten in de woning heeft neergelegd en zijn DNA op de door hem beschreven manier op het wapen terecht is gekomen, is niet onwaarschijnlijk. De verklaring van de verdachte kan in ieder geval niet worden weerlegd door de inhoud van het dossier en wordt op bepaalde punten juist ondersteund door onder andere de verklaring van de getuige [naam 2] en het feit dat er op het andere wapen geen DNA van de verdachte is aangetroffen. Daarentegen blijkt juist dat [naam 1] aantoonbaar onjuist heeft verklaard over de vraag of zij [naam 2] kende. De plafondplaten en de handdoek die om een van de wapens was gewikkeld, zijn op het moment van het onderzoek niet onderzocht. Over het maanden later aangetroffen DNA op de plafondplaten heeft de verdachte verklaard dat dit DNA op de plafondplaten zal zijn gekomen doordat hij de platen goed heeft gelegd na de doorzoeking.
Het voorgaande betekent dat voor de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging volgt dat de verdachte degene is geweest die de vuurwapens boven de plafondplaten heeft neergelegd, en als gevolg daarvan ook niet dat hij wetenschap had van en beschikkingsmacht had over die wapens. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

5.1.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 februari 2021 te Rozenburg, gemeente Rotterdam
twee, althans (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III
onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van (een) revolver(s) van het merk/type Alfa Proj 641 (kaliber 6mm) en/of
(daarbij behorende) munitie (58 kogelpatronen),
voorhanden heeft gehad.