ECLI:NL:RBROT:2022:6930

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
10-199990-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 30 juli 2020 te Dirksland. De verdachte, bestuurder van een landbouwvoertuig met aanhangers, heeft een fietser ingehaald terwijl er onvoldoende ruimte was, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen, mede door het gebruik van alcohol, en dat dit heeft geleid tot het ongeval. De verdachte had een alcoholgehalte van 260 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de wettelijke grens ligt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 360 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de feiten uitsloten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers om zich aan de verkeersregels te houden en de gevolgen van onvoorzichtig rijgedrag, vooral onder invloed van alcohol.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-199990-20
Datum uitspraak: 22 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. N.I. Dolenski, namens mr. R.P. Eefting, advocaat te Assen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uur, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden met aftrek.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat zijn gedragingen niet als aanmerkelijk onvoorzichtig kunnen worden aangemerkt. De verdachte heeft de fietser voor het inhalen opgemerkt, heeft gekeken of er voldoende ruimte was om in te halen en is vervolgens begonnen aan de inhaalmanoeuvre. Het is onduidelijk gebleven hoe de fietser ten val is gekomen en of dat door toedoen van de verdachte danwel door een onbewuste of onverwachte gedraging van de fietser zelf is gebeurd. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, omdat het dossier slechts een medische verklaring bevat die opgemaakt is kort na het ongeval, en de actuele medische situatie van aangeefster uit het dossier niet blijkt.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten last gelegde is aangevoerd dat de verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken omdat een alternatief scenario, namelijk dat de fietser niet door de verdachte is aangereden maar door haar eigen gedragingen ten val is gekomen, niet kan worden uitgesloten. Mocht de rechtbank dit feit wel bewezen verklaren, stelt de verdediging dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld. De verdachte heeft zich in voldoende mate ingespannen om het plegen van een delict te vermijden en hem valt daarom geen zodanig verwijt te maken dat er een veroordeling voor een strafbaar feit kan volgen.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Vast staat dat op 30 juli 2020 de verdachte op de Vroonweg te Dirksland reed als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een landbouw- of bosbouwtrekker met daarachter twee aanhangers (hierna: het voertuig). Ook staat vast dat hij daar omstreeks 19.43 uur een fietser, [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), heeft ingehaald, dat zij tijdens dat inhalen ten val is gekomen en gewond is geraakt doordat zij werd overreden door een van de aanhangers. Verder staat vast dat er gebreken waren aan het voertuig, namelijk een gebarsten rechter buitenspiegel en een verbogen houder van de spiegelarm. Bovendien was met een totale lengte van 24,40 meter het voertuig te lang voor de openbare weg, waarbij een maximale lengte van 18,75 meter is toegestaan.
De verdachte had die avond alcohol gedronken. Ruim twee uur na het ongeval heeft de verdachte een blaastest gedaan met als uitslag 260 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, terwijl de grens is gesteld op 240 microgram.
Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat het zicht van de verdachte aan de rechterzijde beperkt werd door de gebarsten rechter spiegel en de verbogen houder van de spiegelarm. Het zicht door de rechter zijruit werd (verder) belemmerd door de telescooparm die aan de rechterzijde van de cabine van de tractor was geplaatst. Op de Vroonweg, gelegen binnen de bebouwde kom, waren snelheidsbeperkende maatregelen aan weerszijden van de weg aangebracht. Deze geleiders voorzien van attentie bebakening waren toegepast in een asverspringing, waardoor een chicane / slalom werd gecreëerd.
Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat het landbouwvoertuig van de verdachte een breedte had van 2,40 meter en dat de breedte tussen de geleider en het trottoir 3,40 meter was. Geconcludeerd wordt dat er ter hoogte van de middengeleider onvoldoende ruimte was voor het veilig passeren van de fietser.
Daarnaast is geconstateerd dat er (verder) geen infrastructurele oorzaak kon worden aangetoond die ten grondslag kan hebben gelegen aan het ontstaan van het ongeval en dat zich geen bijzondere weersomstandigheden hebben voorgedaan, die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. De wegsituatie was voor het overige duidelijk en overzichtelijk.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke, onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De verdachte heeft verklaard dat hij de fietser zag en haar op de Vroonweg heeft ingehaald toen zij ter hoogte van de geleiders reed. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij werd ingehaald door een tractor met daarachter een aanhangwagen. Zij werd ingehaald net voor of ter hoogte van een daar op de weg aangebrachte versmalling. Op het moment dat zij werd ingehaald voelde zij ineens een klap en vervolgens lag zij ineens op de weg. Een getuige heeft verklaard dat het slachtoffer bij de versmalling reed aan de rechterkant van de weg, dat de tractor met de twee karren daar ook reed en om de paal heen stuurde. Hij zag dat het slachtoffer door de rechter voorkant van de tweede aanhanger werd geraakt en dat zij viel, waarna het rechter achterwiel over (die fiets van) de vrouw reed.
Gelet op de combinatie van genoemde vaststaande feiten en omstandigheden, de smalle weg met de snelheidsbeperkende maatregelen, het te lange voertuig, het beperkte zicht dat de verdachte had en het gebruik van alcohol, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De weg was te smal om het slachtoffer daar veilig te kunnen te passeren en de verdachte heeft een verkeerde inschatting gemaakt bij die (inhaal)manoeuvre in samenhang met de aangebrachte voorzieningen in/op het wegdek. Dat het slachtoffer door het voertuig van de verdachte ten val is gekomen, volgt uit de verklaringen van getuige [naam getuige] en het slachtoffer. Het slachtoffer verklaart immers dat op het moment dat zij ingehaald werd, ter hoogte van de op de weg aangebrachte versmalling, zij ineens een klap voelde en vervolgens op de weg lag. Het rijgedrag van de verdachte is onder genoemde omstandigheden te kwalificeren als
aanmerkelijkonvoorzichtig. Het onder 1 primair ten laste gelegde zal wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het ongeval voor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Dit blijkt uit de verklaring van de forensisch arts van 16 september 2020 waarin wordt gesproken over veel en ernstige botbreuken en een herstelduur van meer dan 6 maanden. Ook wordt daarin vermeld dat het letsel zonder medisch ingrijpen mogelijk dodelijk zou zijn geweest. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel de verklaring van het slachtoffer van 1 oktober 2020 over de operatieve ingrepen in het ziekenhuis en de inhoud van het door de officier van justitie op zitting weergegeven gesprek dat hij voor de zitting met het slachtoffer had over de revalidatie en de beperkingen die zij momenteel nog ondervindt.
Omdat de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen acht, komt zij niet toe aan bespreking van de overige verweren.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, waarbij sprake is van eendaadse samenloop.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde op die wijze begaan dat:
1
hij op 30 juli 2020 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouw- of bosbouwtrekker met daarachter twee aanhangers), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vroonweg, welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
-in die weg een versmalling was gelegen waarmee een chicane/slalom werd gecreëerd en
-het zicht naar rechts vanuit de cabine van die trekker werd belemmerd door een hefarmconstructie en
-het zicht in de rechter buitenspiegel (deels) werd belemmerd/bemoeilijkt doordat deze gebarsten en verbogen was;
-in strijd met het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de totale lengte van het landbouwvoertuig 24,40 meter bedroeg, zijnde een overschrijding van 5,65 meter;
-een fietser, genaamd [naam slachtoffer] , die vóór hem reed op de fietsstrook, heeft ingehaald op het moment dat zij ter hoogte van de geleiders van die wegversmalling reed en
-(aldus doende) die [naam slachtoffer] is gaan inhalen terwijl daartoe onvoldoende ruimte was en
-vervolgens met die tweede aanhanger in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [naam slachtoffer] , die daardoor ten val kwam en door die tweede aanhanger werd overreden,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten breuken in het bekken, een breuk van het bovenbeen en meerdere ribbreuken), werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte, dat landbouwvoertuig heeft bestuurd na het gebruik van alcoholische drank;
2
hij op 30 juli 2020 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee, als bestuurder van een motorrijtuig, (land- of bosbouwtrekker), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1. primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a ,van deze wet.
en
2
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (260 ugl).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich aanmerkelijk onvoorzichtig te gedragen in het verkeer. Terwijl hij onder invloed was van alcohol, reed hij in een tractor met twee aanhangers over een weg waar snelheidsbeperkende voorzieningen waren aangebracht. Hij heeft een fietser ingehaald ter hoogte van een dergelijke wegversmalling, terwijl daar onvoldoende ruimte voor was. De tweede aanhanger heeft de fietser geraakt waardoor zij ten val is gekomen en die aanhanger over haar heen reed. De fietsster heeft door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij heeft diverse botbreuken opgelopen, is geopereerd, heeft lange tijd gerevalideerd en ondervindt tot op de dag van vandaag nog de lichamelijk en psychisch gevolgen van het ongeval. Het slachtoffer zal nooit meer zo mobiel zijn als voor het ongeval. Zij kan niet meer fietsen en is vaak aangewezen op hulp van anderen.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Bij het bepalen van strafsoort en strafmaat is gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die voor dit soort zaken gelden. Voor overtreding van artikel 6 van de WVW, met zwaar lichamelijk letsel en onder invloed van gebruik van alcohol, is bij deze mate van schuld daarin het vertrekpunt een taakstraf voor de duur van 160 uur en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 18 maanden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2022 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Het strafblad vormt dus geen strafverhogende omstandigheid.
De rechtbank zal verder in beperkte mate in strafmatigende zin rekening houden met het onwenselijk lange tijdverloop in deze zaak. Hoewel er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, heeft het wel onwenselijk lang geduurd voordat de zaak op zitting is behandeld.
De rechtbank heeft op zitting kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is onder meer naar voren gekomen dat de verdachte werk heeft waarvoor hij zijn rijbewijs absoluut nodig heeft. Ook was hij van begin af aan bereid om met het slachtoffer in contact te treden over het ongeval.
Als bijkomende straf zal de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd van een jaar, waarvan een groot deel voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijke deel beslaat de tijd dat het rijbewijs al ingevorderd is geweest.
Dit voorwaardelijke deel dient ervoor de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, in het bijzonder op verkeersgebied.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (eenhonderd twintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
360 (driehonderd zestig) dagen;
bepaalt dat van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte, groot
284 (tweehonderd vierentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 juli 2020 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouw- of bosbouwtrekker met daarachter twee aanhangers), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vroonweg, welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
-in die weg een versmalling was gelegen waarmee een chicane/slalom werd gecreëerd en/of
-het zicht naar rechts vanuit de cabine van die trekker werd belemmerd door een hefarmconstructie en/of
-het zicht in de rechter buitenspiegel (deels) werd belemmerd/bemoeilijkt doordat deze gebarsten en/of verbogen was;
-(in strijd met het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) de totale lengte van het landbouwvoertuig 24,40 meter bedroeg, zijnde een overschrijding van 5,65 meter;
-een fietser, genaamd [naam slachtoffer] , die vóór hem reed op de fietsstrook, heeft ingehaald op het moment dat zij ter hoogte van de geleiders van die wegversmalling reed en/of
-(aldus doende) die [naam slachtoffer] is gaan inhalen terwijl daartoe onvoldoende ruimte was en/of
-(vervolgens) met die tweede aanhanger in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [naam slachtoffer] , die daardoor ten val kwam en door die tweede aanhanger werd overreden,
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten breuken in het bekken, een breuk van het bovenbeen en meerdere ribbreuken), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, dat landbouwvoertuig heeft bestuurd na het gebruik van
alcoholische drank;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2020 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee
als bestuurder van een motorrijtuig (land- of bosbouwtrekker met daarachter twee aanhangwagens), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vroonweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd; welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
-in die weg een versmalling was gelegen waarmee een chicane/slalom werd gecreëerd en/of
-het zicht naar rechts vanuit de cabine van die trekker werd belemmerd door een hefarmconstructie en/of
-het zicht in de rechter buitenspiegel (deels) werd belemmerd/bemoeilijkt doordat deze gebarsten en/of verbogen was;
-(in strijd met het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) de totale lengte van het landbouwvoertuig 24,40 meter bedroeg, zijnde een overschrijding van 5,65 meter;
-een fietser, genaamd [naam slachtoffer] , die vóór hem reed op de fietsstrook, heeft ingehaald op het moment dat zij ter hoogte van de geleiders van die wegversmalling reed en/of
-(aldus doende) die [naam slachtoffer] is gaan inhalen terwijl daartoe onvoldoende ruimte was en/of
-(vervolgens) met die tweede aanhanger in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [naam slachtoffer] ;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 30 juli 2020 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee, als bestuurder van een motorrijtuig, (land- of bosbouwtrekker), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 260 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
(art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)