ECLI:NL:RBROT:2022:6929

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
99/000560-25/ 10/961503-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wegens onvoldoende bewijs van overtreding van voorwaarden

Op 15 juni 2022 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met als voorwaarden dat hij geen strafbare feiten pleegde en zich diende te onthouden van gedragingen die gericht zijn op een digitale omgeving waar kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen. Op 2 mei 2022 diende het Openbaar Ministerie een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde deze voorwaarden zou hebben overtreden. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er op 13 april 2022 bij een controle op de computer van de veroordeelde kinderpornografisch materiaal en snelkoppelingen naar kinderpornografische websites waren aangetroffen. De veroordeelde ontkende echter dat hij deze materialen had verzameld of benaderd tijdens zijn proeftijd.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde had overtreden. De rechtbank kon niet vaststellen wanneer het aangetroffen materiaal was opgeslagen of gebruikt, en het verweer van de verdediging dat het materiaal oud was en al vóór de veroordeling in de woning aanwezig was, werd niet weerlegd door het dossier. Daarnaast was er onvoldoende bewijs dat de veroordeelde de algemene voorwaarde had overtreden, aangezien het strafrechtelijk onderzoek naar het aangetroffen materiaal nog liep. Daarom werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 1
VI-zaaknummer: 99/000560-25
Parketnummer: 10/961503-20
Datum uitspraak: 15 juni 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde],
raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 13 november 2020 is aan de veroordeelde onder meer een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is op 18 mei 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
Als algemene voorwaarde is gesteld:
U pleegt geen strafbare feiten.
Als bijzondere voorwaarde is onder meer gesteld:
U dient zich te onthouden van gedragingen die zijn gericht op een digitale omgeving waar
kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en/of waar over seksuele handelingen
met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Het is de reclassering toegestaan, in het kader
van het toezicht, controle uit te (laten) oefenen op computers en andere apparatuur waarop
beelden (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. U
dient tijdens gesprekken met de reclassering open te zijn over hoe u denkt dit gedrag te
voorkomen.
De proeftijd van 365 dagen is ingegaan op 18 mei 2021 en het strafrestant bedraagt 237 dagen.

Vordering

Op 2 mei 2022 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, wegens het niet naleven van voormelde bijzondere voorwaarde.
Bij de vordering is overgelegd het proces-verbaal van politie, met nummer [nummer], inhoudende het relaas van de verbalisant [naam verbalisant], en het rapport van 13 april 2022 van Reclassering Nederland (hierna ook: de reclassering).
Het rapport van de reclassering houdt in dat wordt geadviseerd het reclasseringstoezicht voortijdig negatief te beëindigen, vanwege het overtreden van de voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking, ook niet na een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.
De officier van justitie mr. T.J. Lindhout en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.F.J. Smeets, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en heeft haar standpunt als volgt toegelicht.
In het overgelegde proces-verbaal van politie is opgetekend dat bij een controle op 13 april 2022 op een computer van de veroordeelde op zijn Onedrive (cloudopslag) tientallen snelkoppelingen naar websites op het darkweb met waarschijnlijk kinderpornografische inhoud zijn aangetroffen. Daarnaast zijn er twee externe harde schijven aangetroffen met daarop kinderpornografisch materiaal. Het materiaal op de externe harde schijven betreft vermoedelijk oud materiaal en mogelijk betreft het dezelfde kinderporno waarvoor hij eerder is veroordeeld. Echter, nu de politie er zeker van is dat er destijds bij de doorzoekingen in het kader van het strafrechtelijke onderzoek geen kinderpornografisch materiaal is achtergebleven, moet dit materiaal gedurende de proeftijd door de veroordeelde op enigerwijze in zijn bezit zijn gekomen. Dat gespecialiseerde politieagenten een onvolledige huiszoeking zouden hebben gedaan en dat het oude materiaal ook niet bij opvolgende controles zou zijn aangetroffen terwijl het in de woonkamer lag, is volstrekt onwaarschijnlijk. De snelkoppelingen zijn tijdens het huisbezoek verwijderd. Naar aanleiding van het aangetroffen materiaal is er een strafrechtelijk onderzoek gestart. Dit onderzoek loopt nog. Dit neemt niet weg dat het de verantwoordelijkheid van de veroordeelde is om geen kinderpornografisch materiaal in zijn bezit te hebben gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De veroordeelde heeft op de zitting ontkend dat hij gedurende de proeftijd kinderpornografisch materiaal heeft verzameld of benaderd of links naar kinderpornografische websites heeft opgeslagen. Hij heeft verklaard dat hij zich er niet bewust van is geweest dat hij in het bezit was van kinderpornografisch materiaal dan wel van snelkoppelingen naar websites die hiertoe toegang geven. Het materiaal op de harde schijven betreft slechts oude kopieën van het materiaal dat destijds, bij zijn arrestatie, in beslag is genomen en voor het bezit waarvan de veroordeelde reeds is veroordeeld. Ook de snelkoppelingen naar kinderpornografische websites moeten dateren van hiervóór.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. Daartoe is aangevoerd dat de twee in de woning van de veroordeelde aangetroffen externe harde schijven zich al vóór de veroordeling van de veroordeelde in zijn woning bevonden en dat de politie destijds heeft nagelaten die in beslag te nemen. In overleg en met toestemming van de veroordeelde zijn de snelkoppelingen tijdens het huisbezoek op 13 april 2022 verwijderd van de Onedrive. De datering van het opslaan en het gebruik van deze snelkoppelingen kan op basis van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld. De verdediging heeft de officier van justitie meermalen verzocht om inzage in de stukken, zoals de stukken die betrekking hebben op het materiaal op de externe harde schijven, maar heeft die nooit gekregen. De verdediging heeft daarom niet kunnen vaststellen om welk materiaal het precies gaat, wanneer dit is opgeslagen, geopend of gebruikt.
Nu het aangetroffen materiaal volgens de veroordeelde niet gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling is verkregen, opgeslagen of gebruikt, kan niet worden geconcludeerd dat de veroordeelde voornoemde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.

Beoordeling

De rechtbank moet vaststellen of de veroordeelde de bijzondere voorwaarde heeft overtreden om zich gedurende de proeftijd te onthouden van gedragingen die zijn gericht op een digitale omgeving waar kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en/of waar over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet zonder meer blijkt uit het enkele aantreffen van kinderpornografisch materiaal op de aangetroffen externe harde schijven en de aanwezigheid van snelkoppelingen (Onedrive) naar kinderpornografische websites op de computer van de veroordeelde. De datering van het kinderpornografische materiaal op de externe schijven en de snelkoppelingen naar mogelijke kinderpornografische darkwebsites wordt door de verdediging weersproken. De snelkoppelingen zijn tijdens het huisbezoek op 13 april 2022 verwijderd en in het dossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt wanneer de betreffende bestanden en snelkoppelingen zijn opgeslagen en/of benaderd. Dat er eerdere controles van gegevensdragers hebben plaatsgevonden, blijkt ook niet uit het dossier. Het verweer van de verdediging dat de harde schijven al die tijd in de woning van de veroordeelde aanwezig zijn geweest, wordt door het dossier niet weerlegd. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat gedurende de proeftijd sprake is geweest van gedragingen van de veroordeelde die zijn gericht op een digitale omgeving waar kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en/of waar over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Het aangetroffen materiaal biedt op zichzelf onvoldoende grondslag om tot het oordeel te komen dat de veroordeelde deze bijzondere voorwaarde heeft overtreden.
Naast voormelde bijzondere voorwaarde is als algemene voorwaarde voor voorwaardelijke invrijheidstelling gesteld dat de veroordeelde geen strafbare feiten pleegt. In het proces-
verbaal van politie, met nummer [nummer], is opgetekend dat in de woning van de veroordeelde kinderpornografisch materiaal is aangetroffen. Het voorhanden hebben van kinderpornografisch materiaal is een strafbaar feit. De veroordeelde stelt zich echter op het standpunt dat dit oud materiaal betreft waarvoor hij reeds is veroordeeld en dat hij zich er niet van bewust was dat hij dit materiaal in zijn bezit had. Het strafrechtelijk onderzoek hiernaar loopt nog en de veroordeelde is in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek nog niet gehoord. Op basis van de stukken die zich nu in het dossier bevinden, heeft de rechtbank ook onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de veroordeelde de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is genomen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.M.F.R. Ketwaru, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.