ECLI:NL:RBROT:2022:6928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
10/058755-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en vernieling in nachtopvang Leger des Heils

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitgieten van motorbenzine in de keuken van een nachtopvang van het Leger des Heils en het vernielen van een ruit. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft op 1 maart 2022 een aanzienlijke hoeveelheid motorbenzine in de keuken van de nachtopvang uitgegoten, wat de kans op een ontploffing met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn alcoholgebruik en psychologische problemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen een gevaarlijke situatie had gecreëerd, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot brandstichting. De verdachte werd veroordeeld voor poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en vernieling, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/058755-22
Datum uitspraak: 29 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de Basis Registratie Personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfadres: [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsrapport van 30 mei 2022;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het uit te voeren toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het opzettelijk brand stichten (feit 1 primair). Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het in de keuken aangetroffen stukje verschroeide zwarte stof in brand heeft gestoken en hiermee heeft geprobeerd de in de keuken uitgegoten motorbenzine in brand te steken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot brandstichting. De verdachte heeft verklaard motorbenzine in de keuken te hebben uitgegoten, maar heeft ontkend daarbij enig vuur te hebben gemaakt. Wettig en overtuigend bewijs voor het in brand steken van de motorbenzine ontbreekt. Bij de verdachte is geen aansteker aangetroffen en van het op de plastic tas aangetroffen stukje zwarte stof kan niet worden vastgesteld dat dit heeft gebrand. Wanneer dit brandend op de plastic tas zou hebben gelegen, zou deze plastic tas door de daarbij vrijgekomen hitte vervormd zijn geraakt, maar dat is niet gebeurd.
4.2.3.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 1 maart 2022 motorbenzine in plastic flessen heeft meegenomen naar de nachtopvang van het Leger des Heils. Een groot deel van deze motorbenzine – zoals bij forensisch onderzoek is gebleken waarschijnlijk twee liter – heeft de verdachte daar in de keuken op de grond en op het keukenblok uitgegoten, waarna de verdachte de keuken heeft verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd opzettelijk brand te stichten door de in de keuken uitgegoten motorbenzine aan te steken. Het aangetroffen haarnetje heeft weliswaar schroeiplekken, maar het is niet uitgesloten dat deze al eerder zijn aangebracht, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte andere bronnen van open vuur bij de benzine heeft gebracht.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door het uitgieten van de benzine in de keuken opzettelijk heeft geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen, in die zin dat bij de verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Naar algemene ervaringsregels geldt immers dat de kans aanmerkelijk is dat door het uitgieten van een dergelijke ruime hoeveelheid motorbenzine in een keuken, waar meerdere ontstekingsbronnen aanwezig zijn, er een brandbaar/explosief mengsel van benzinedamp en lucht ontstaat dat door een van buiten komende omstandigheid (vuur of een vonk) eenvoudigweg kan leiden tot een ontploffing. Degene die een dergelijke hoeveelheid motorbenzine in een dergelijke ruimte uitgiet, heeft bij het verlaten van de ruimte geen regie meer over het verdere verloop van een eventuele explosie. Door zo te handelen heeft de verdachte de kans op een ontploffing bewust aanvaard.
Indien het gevolg een explosie was geweest, was er sprake van gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van het Leger des Heils, en van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het pand aanwezige beveiliger van het Leger des Heils en de gasten die zich in de bovengelegen slaapzaal bevonden, hetgeen ook blijkt uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
4.2.4.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen de poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
primair
hij
op 01 maart 2022
te Dordrecht, in een pand van het Leger des Heils, gelegen aan de Marconiweg
(winteropvang),
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een explosie teweeg te brengen, met dat opzet - in de keuken van dat
pand - een ontbrandbare vloeistof (te weten motorbenzine) heeft uitgegoten in die
keuken ,
en daarvan gemeen gevaar voor de in dat pand aanwezige inboedel, en levensgevaar voor de andere aanwezigen in dat
pand, en
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat pand aanwezige personen, te duchten
was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij
op 26 februari 2022
te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een pand van het Leger des Heils,
gevestigd aan het Kromhout), /die aan
het Leger des Hei
lstoebehoorde heeft vernield,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
de eendaadse samenloop van
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, onder invloed van alcohol, geprobeerd een ontploffing te veroorzaken, door in de keuken van de nachtopvang van het Leger des Heils op de grond en op het keukenblok een ruime hoeveelheid motorbenzine uit te gieten. De verdachte was boos, omdat hem enkele uren eerder die dag de toegang tot de nachtopvang was ontzegd, omdat hij wiet bij zich had en hij dit niet wilde afgeven. Door zijn handelen heeft de verdachte een gevaarlijke situatie in het leven geroepen en zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf, omdat de gevolgen van een mogelijke ontploffing ernstig en niet te overzien zijn. Het risico op schade aan de in het pand van het Leger des Heils aanwezige goederen was groot, en ook voor de daar aanwezige personen was er sprake van een levensgevaarlijke situatie. Dat de door de verdachte uitgegoten benzine niet is ontploft, is mede te danken aan het ingrijpen van de beveiliger van het Leger des Heils die een benzinelucht rook en direct de hulpdiensten heeft ingeschakeld.
Drie dagen hieraan voorafgaand heeft de verdachte, ook onder invloed van alcohol, een ruit van een andere vestiging van het Leger des Heils vernield, door hier een steen doorheen te gooien. De verdachte was boos omdat anderen eerder dan hij een eigen kamer kregen toegewezen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich meermalen onder invloed van alcohol op een dergelijke wijze heeft misdragen zonder daarbij oog te hebben voor de door hem veroorzaakte materiële schade en overlast. De verdachte heeft met zijn daden getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen en belangen van anderen.
7.1.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.1.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten en vernieling.
7.1.2.
Rapportages
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het door psycholoog [naam] over de verdachte opgemaakte rapport van 19 april 2022.
Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
Ten tijde van het tenlastegelegde feit was bij de verdachte sprake van zwakbegaafdheid, een stoornis in alcoholgebruik (van ten minste lichte ernst) en beperkte taakgerichte copingvaardigheden. Een stoornis in cannabisgebruik is overwogen, maar kan in onderhavig onderzoek niet worden vastgesteld, noch worden uitgesloten. Daarnaast is er sprake van dakloosheid en problemen verband houdend met justitiële maatregelen.
Dit alles heeft invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De verdachte was boos en zou vervolgens alcohol zijn gaan drinken, een strategie die hij vaker als vermijdende coping blijkt in te zetten. De gestelde stoornis in alcoholgebruik laat zien dat de verdachte geen maat weet te houden en dit middel recidiverend gebruikt, ondanks de wetenschap dat dit gebruik hem in problemen kan brengen. De frustrerende situatie rondom zijn woonsituatie, zijn beperkte adequate oplossingsvaardigheden en zijn alcoholmisbruik lijken ertoe te hebben geleid dat de verdachte zijn emoties van boosheid in vernielend gedrag is gaan omzetten. Vanwege zijn beperkte intelligentie wordt eveneens ingeschat dat de verdachte de eventuele immorele gevolgen van zijn gedrag, zeker bij oplopende spanningen, niet goed kan overzien. Met het aanwezig geachte verband tussen de beschreven problematiek van de verdachte en de hem ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt bij onveranderde omstandigheden als matig tot hoog geschat. Factoren die leiden tot gewelddadig gedrag zijn een beperkt inzicht bij de verdachte dat hij (onder invloed) kan komen tot gewelddadig gedrag en de risico’s die daardoor kunnen ontstaan, en (deels) een affectieve en gedragsmatige instabiliteit. Daarom is behandeling van de verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel geïndiceerd. Geadviseerd wordt om de verdachte daarnaast een begeleid wonen traject bij het ASVZ aan te bieden, waarbij de verdachte zich zal moeten houden aan de regels binnen de leefgroep en medewerking moet verlenen aan de voorgestelde behandeling. Dit kan in het kader van een meldplicht bij de reclassering worden gerealiseerd.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van 30 mei 2022 dat Antes, afdeling reclassering, over de verdachte heeft opgemaakt. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
De verdachte heeft niet meegewerkt aan het opstellen van het reclasseringsadvies. Wel heeft de verdachte aangegeven dat hij wil meewerken aan eventuele bijzondere voorwaarden.
De risico’s op recidive, letselschade en onttrekking worden ingeschat als hoog.
Er is sprake van risicofactoren op meerdere leefgebieden en er is sprake van een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis. De verdachte heeft langdurige zorg, begeleiding en behandeling nodig om stabiliteit te verkrijgen in zijn leefsituatie en daarmee het risico op recidive te beperken. De verdachte heeft beperkte oplossingsvaardigheden en is geneigd bij boosheid en frustratie alcohol te gebruiken, hetgeen vaak in verband heeft gestaan met de gewelddadige delicten die hij heeft gepleegd. Zijn leefomstandigheden (waarvan het gebrek aan stabiele huisvesting als een van de belangrijkste factoren wordt gezien) en de gebrekkige probleemhantering staan in verband met het hoge risico op onttrekking. Aangezien de verdachte geneigd is om alcohol te drinken als er zich problemen voordoen en hij de meeste frustratie ervaart ten aanzien van zijn woonsituatie, is het belangrijk dat er op dit leefgebied stabiliteit komt teneinde het recidiverisico te kunnen beperken. Vanuit daar kan er begeleiding en behandeling worden opgestart, zodat de verdachte kan toewerken naar een stabieler en zelfstandiger leven. In lijn met het advies van de psycholoog adviseert de reclassering deze interventies in justitieel kader te laten plaatsvinden, omdat er sprake is van een hoog recidiverisico en de verdachte in beperkte mate zelfredzaam is.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met toezicht door de reclassering, met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij Antes Reclassering;
  • een ambulante behandeling door ASVZ of een soortgelijke zorgverlener;
  • begeleid wonen bij ASVZ of verblijf in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
  • de verplichting mee te werken aan middelencontrole;
  • de verplichting mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
7.2.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt tot zwakbegaafd niveau en er is sprake van een stoornis in alcoholgebruik. De rechtbank acht de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten zoals door de verdachte gepleegd in beginsel een gevangenisstraf van forse duur rechtvaardigen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank betrekt hierbij tevens de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, het gegeven dat de verdachte behandeling nodig heeft en dat de verdachte heeft aangegeven te willen meewerken aan eventuele bijzondere voorwaarden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er, gelet op de rapporten van de psycholoog en de reclassering en de justitiële documentatie, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, de verplichting tot meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting ten behoeve van dagbesteding en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Antes Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088 358 3810. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door ASVZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde verblijft bij ASVZ of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de
instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of scholing, zolang de reclassering dat nodig acht;
verstaat dat
van rechtswege de volgende voorwaardenzijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.M.F.R. Ketwaru, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 01 maart 2022
te Dordrecht, in een pand van het Leger des Heils, gelegen aan de Marconiweg
(winteropvang),
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te
stichten en/of een explosie teweeg te brengen, met dat opzet - in de keuken van dat
pand - een ontbrandbare vloeistof (te weten motorbenzine) heeft uitgegoten in die
keuken en/of vervolgens een haarnetje, althans een dunne weefstof, heeft
aangestoken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met
die motorbenzine, althans met een brandbare stof,
en daarvan gemeen gevaar voor de in dat pand aanwezige inboedel, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de andere aanwezigen in dat
pand, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat pand aanwezige personen, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten
was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 1 maart 2022
te Dordrecht, (in de keuken van) een pand van het Leger des Heils, gevestigd aan de
Marconiweg,
opzettelijk en wederrechtelijk de inboedel van die keuken, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan het Leger des Heils, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
2
hij
op of omstreeks 26 februari 2022
te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een pand van het Leger des Heils,
gevestigd aan het Kromhout), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
het Leger des Heisl, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.