ECLI:NL:RBROT:2022:6908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/632746 / HA ZA 22-82
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door curator in faillissement van Light 2000 B.V. en de rechtsgeldigheid van pandrechten door Drinkwaard

In deze zaak vordert de curator van Light 2000 B.V. betaling van door Drinkwaard geïnde bedragen die volgens de curator niet onder een geldig pandrecht vallen. Light 2000 B.V. was actief in de feestverlichting en is op 6 mei 2020 failliet verklaard. De curator stelt dat Drinkwaard onrechtmatig heeft gehandeld door vorderingen te innen die niet aan haar waren verpand. Drinkwaard beroept zich op een pandrecht dat zou zijn gevestigd op basis van een overeenkomst van 14 juni 2017 en een pandakte van 28 juni 2019. De rechtbank oordeelt dat het pandrecht niet correct is gevestigd, omdat de overeenkomst van 14 juni 2017 niet voldoende was om een openbaar pandrecht te vestigen. De curator vordert een bedrag van € 68.992,77, maar de rechtbank wijst een bedrag van € 25.583,16 toe, dat Drinkwaard ten onrechte heeft geïnd. De rechtbank verwerpt ook het beroep van Drinkwaard op verrekening, omdat er geen wederkerigheid is tussen de vorderingen. De curator heeft recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die worden vastgesteld op € 1.018,73. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632746 / HA ZA 22-82
Vonnis van 24 augustus 2022
in de zaak van
[naam curator]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LIGHT 2000 B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
eiser,
hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. J. de Vries te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRINKWAARD BEHEER B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde,
hierna te noemen: Drinkwaard,
advocaat mr. G.M. van den Bergh te Dordrecht.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
  • de oproep voor de mondelinge behandeling bij brief van de rechtbank van 30 maart 2022,
  • producties 13, 14 en 15 van de curator toegezonden bij brief van 5 mei 2022,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Light 2000 B.V. (verder: Light 2000) is opgericht op 18 juni 2014 en hield zich bezig met dienstverlening op het gebied van feestverlichting. Zij fabriceerde feestverlichting en verkocht en verhuurde deze, nam feestverlichting voor klanten in opslag en verzorgde onderhoud aan feestverlichting en het ophangen en verwijderen van feestverlichting.
2.2.
Light 2000 huurde een bedrijfsruimte van Drinkwaard Vastgoed B.V., een dochtervennootschap van Drinkwaard.
2.3.
Vanaf haar oprichting tot 4 juli 2017 was Drinkwaard enig aandeelhouder en bestuurder van Light 2000. In deze periode is een schuld van Light 2000 aan Drinkwaard ontstaan van € 700.000,00.
2.4.
Op 14 juni 2017 is een overeenkomst gesloten tussen Drinkwaard, Drinkwaard Vastgoed, Light 2000 en [persoon A] (hierna: [persoon A] ). In deze overeenkomst staat
– voor zover hier van belang –:
“[…]
ZIJN OVEREENGEKOMEN DAT
1. [persoon A] zal de aandelen Light 2000 B.V. kopen van Drinkwaard Beheer B.V. naar de stand per 30 juni 2017.
[…]
BEPALINGEN INZAKE DE LENING VAN DRINKWAARD BEHEER B.V. AAN LIGHT 2000 B.V.
De lening heeft een hoofdsom van € 700.000.
[…]
[…]
Als zekerheid voor de lening geeft Light aan Drinkwaard het pandrecht op haar handelsvorderingen, voorraden en bedrijfsinventaris.
Partijen zullen de onderpanden naar de stand per 30 juni 2017 beschrijven en deze beschrijving aan een notariële akte van aandelenoverdracht laten hechten, dan wel op een vergelijkbare wijze door de notaris waar de aandelenoverdracht plaats vindt laten vastleggen.
[…]
Alle bestaande en toekomstige handelsvorderingen zullen door Light aan Drinkwaard worden verpand. Light zal hiertoe een kopie van elke verkoopfactuur aan Drinkwaard verstrekken.
Om het pandrecht door Drinkwaard te kunnen laten uitoefenen zal Light op haar
verkoopfacturen vermelden dat de vorderingen zijn verpand aan Drinkwaard Beheer B.V. en betalingen alleen rechtsgeldig verricht kunnen worden op bankrekening nummer […] ten name van Drinkwaard Beheer B.V.
Deze bankrekening staat op dit moment nog ten name van Light 2000 B.V. en partijen stemmen er mee in, en voor zover nodig zullen zij er aan mee werken, dat deze rekening zo spoedig mogelijk op naam van Drinkwaard B.V. zal worden gesteld.
[…]
Zolang deze bankrekening nog niet ten name van Drinkwaard Beheer B.V. is gesteld, stemmen partijen er mee in dat deze bankrekening exclusief door Drinkwaard Beheer B. V. beheerd zal worden, dan wel zullen partijen in onderling overleg een vervangende en vergelijkbare regeling treffen.
Drinkwaard Beheer zal van de debiteurenontvangsten op deze bankrekening 20% van het factuurbedrag exclusief omzetbelasting kunnen behouden als betaling op de door Light verschuldigde aflossing.
Het restant van de ontvangsten (zijnde 80% van het factuurbedrag exclusief BTW en het gehele BTW bedrag) zal door Drinkwaard wekelijks aan Light worden overgemaakt, onder gelijktijdige verstrekking van een gedetailleerde specificatie.
[…]
BEPALINGEN INZAKE DE HUUROVEREENKOMST
[…]
Indien Light achterstallig is met betaling van de huurpenningen, dan gelden de hiervoor onder
Bepalingen inzake de lening van Drinkwaard Beheer B.V. aan Light 2000 B.V.verstrekte zekerheden (pandrechten) ook als zekerheid aan Drinkwaard Vastgoed B.V.
[…]”
2.5.
Een beschrijving van de onderpanden, zoals bepaald in sub e van de in de overeenkomst van 14 juni 2017 vermelde ‘Bepalingen inzake de lening van Drinkwaard Beheer B.V. aan Light 2000 B.V.’, heeft niet plaatsgevonden. De overeenkomst is ook niet als onderhandse akte geregistreerd.
2.6.
Drinkwaard en Light 2000 hebben uitvoering gegeven aan de in de voormelde bepalingen sub h, l en m beschreven werkwijze met dien verstande dat op de facturen niet werd vermeld dat de vorderingen verpand zijn aan Drinkwaard.
2.7.
Op 28 juni 2019 hebben Light 2000 en Drinkwaard een Pandakte Handelsvorderingen en een pandakte betreffende roerende zaken ondertekend. De Pandakte Handelsvorderingen (verder: de pandakte) is op 2 juli 2019 met 3 bijlagen geregistreerd en luidt – voor zover hier van belang –:
“[…]
NEMEN IN AANMERKING:
I. dat tussen Pandneemster en de aandeelhouder van Pandgeefster op 14 juni 2017 een koopovereenkomst is gesloten tot verkoop en levering van aandelen in de besloten vennootschap Light 2000 B.V. (
bijlage 1);
II. […]
V. dat Pandneemster en Pandgeefster -blijkens de voormelde koopovereenkomst - zijn
overeengekomen dat Pandgeefster aan Pandneemster een pandrecht geeft op haar
(toekomstige) handelsvorderingen, voorraden en bedrijfsinventaris, zulks tot zekerheid van voldoening van de lening en eventueel achterstallige huurbetalingen;
VI. dat Pandneemster en Pandgeefster thans uitvoering wensen te geven aan voormelde
koopovereenkomst door vestiging van het overeengekomen pandrecht op de
(toekomstige) handelsvorderingen;
EN VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
1.1
In aansluiting op de in de considerans vermelde koopovereenkomst tussen Pandneemster en Pandgeefster, op grond waarvan Pandgeefster jegens Pandneemster verplicht is na te melden zekerheden aan Pandneemster te verschaffen, verpandt Pandgeefster bij deze aan Pandneemster, gelijk Pandneemster bij deze als pand aanvaardt van Pandgeefster alle huidige en toekomstige handelsvorderingen waaronder begrepen eventuele andere rechten uit hoofde van alle overeenkomsten die Pandgeefster per de datum van ondertekening van deze pandakte heeft gesloten met haar relaties (hierna ook te noemen 'de debiteuren'). Onder die vorderingen vallen onder meer (dus niet uitsluitend) de bestaande en toekomstige vorderingen van Pandgeefster op haar relaties ter zake van huurpenningen die voortvloeien uit de per de datum van ondertekening van deze pandakte tussen Pandgeefster en haar relaties bestaande huurovereenkomsten van roerende zaken. Pandgeefster heeft - zuiver ter illustratie - een lijst van overeenkomsten overgelegd, welke lijst aan deze overeenkomst is gehecht (
bijlage 3).
[…]
5. Pandgeefster is, zolang het pandrecht op de in pand gegeven vorderingen niet aan de
schuldenaren van die vorderingen is medegedeeld, bevoegd in en buiten rechte nakoming van de
vorderingen te eisen en betalingen in ontvangst te nemen benevens minnelijke regelingen en
gerechtelijke en buitengerechtelijke accoorden aan te gaan, afstand te doen van die vorderingen
of de verschuldigde bedragen kwijt te schelden. Pandneemster is bevoegd te verlangen dat Pandgeefster er voor zorgt dat de hier bedoelde betalingen geschieden op een door Pandneemster
aan te wijzen rekening.
[…]”
2.8.
Bijlage 1 bij deze pandakte is de onder 2.4 vermelde overeenkomst van 14 juni 2017. Bijlage 3 is een overzicht met namen van afnemers en daarachter geheel of ten dele met geldbedragen ingevulde kolommen voor de jaren 2018 tot en met 2025.
2.9.
In verband met financiële problemen van Light 2000 zijn zij en Drinkwaard Vastgoed op 1 oktober 2019 beëindiging van de tussen hen gesloten huurovereenkomst per 1 januari 2020 overeengekomen.
2.10.
Op 16 december 2019 heeft de politie in de door Light 2000 gehuurde bedrijfsruimte een grote hoeveelheid grondstoffen voor amfetamine aangetroffen.
2.11.
Vanaf 17 december 2019 heeft Drinkwaard afnemers van Light 2000 aangeschreven met brieven van haar advocaat. Daarin is vermeld dat de bij die brief gevoegde openstaande factuur op de debiteur aan haar is verpand en dat hetzelfde geldt voor de door de debiteur nog te ontvangen facturen. Verder staat daarin:
“U dient deze brief te beschouwen als een mededeling in de zin van artikel 3:239 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.”
De bij die brieven gevoegde facturen waren door Light 2000 aan Drinkwaard verstrekt.
Drinkwaard heeft zo meerdere openstaande facturen van Light 2000 geïnd.
2.12.
Op 6 mei 2020 is het faillissement van Light 2000 uitgesproken met benoeming van [naam curator] tot curator.
2.13.
Bij brief van 19 februari 2021 heeft de curator Drinkwaard gesommeerd om binnen veertien dagen over te gaan tot betaling van € 67.782,77 voor door haar geïnde maar niet aan haar verpande vorderingen.

3..Het geschil

3.1.
De curator vordert – samengevat – Drinkwaard te veroordelen (uitvoerbaar bij voorraad):
a. tot betaling van een bedrag ad € 68.992,77, althans een in goede justitie te
bepalen bedrag;
b. tot betaling van de wettelijke rente over het sub a genoemde bedrag vanaf 4 maart 2021, althans de dag van dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;
c. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van verhaal ad € 1.452,83, althans een in goede justitie te betalen bedrag;
d. in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
Drinkwaard voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van de curator in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Inleiding

4.1.
In dit geschil gaat het om de vraag of Drinkwaard geldbedragen die zij met haar beroep op een pandrecht heeft geïnd, aan de curator moet afdragen. De curator erkent het pandrecht van Drinkwaard voor een deel van de door haar geïncasseerde facturen, maar niet voor alle. Volgens de curator heeft Drinkwaard 13 facturen op deze manier geïncasseerd terwijl die niet verpand waren. Dat is volgens hem onrechtmatig jegens de gemeenschappelijke schuldeisers van Light 2000. De curator vordert daarom afdracht van de ten onrechte geïncasseerde bedragen, volgens hem in totaal € 68.992,77.
Drinkwaard ontkent dat zij twee van de door de curator genoemde facturen heeft geïncasseerd. Drinkwaard erkent dat zij de overige 11 facturen heeft geïnd maar die vallen volgens haar onder een openbaar pandrecht uit hoofde van de akte van 14 juni 2017. Voor vijf van die 11 facturen met een totaalbedrag van € 56.499,82 beroept Drinkwaard zich ook op een stil pandrecht uit de pandakte van 28 juni 2019. Voor het geval de vorderingen niet zijn verpand beroept Drinkwaard zich op de 80/20 afspraak en verrekening.
Facturen 02019089 (€ 931,70) en 02019090 (€ 2.299,00)
4.2.
Het is niet komen vast te staan dat Drinkwaard deze facturen, die zijn gedateerd op 14 oktober 2019 en zijn gericht aan Ondernemingsvereniging Katendrecht, heeft geïnd. Drinkwaard ontkent dat. De curator heeft zijn stelling dat deze facturen door Drinkwaard zijn geïnd, niet naar behoren onderbouwd. Het door de curator overgelegde rekeningafschrift over de periode van 10 t/m 30 oktober 2019 waaruit blijkt dat die facturen in de periode niet aan Light 2000 zijn betaald, toont niet aan dat Drinkwaard het geld heeft ontvangen. Ander concreet bewijs van de inning van deze facturen door Drinkwaard heeft de curator niet aangeboden.
4.3.
Het totaalbedrag van deze facturen van € 3.230,70 is daarom niet toewijsbaar.
Openbare verpanding van (toekomstige) handelsvorderingen?
4.4.
Ten aanzien van de overige 11 facturen is het meest ver strekkende verweer van Drinkwaard dat zij tot incassering van die facturen bevoegd was op grond van een openbaar pandrecht op de (toekomstige) handelsvorderingen dat Light 2000 haar op 14 juni 2017 heeft verleend.
4.5.
Drinkwaard stelt dat dit pandrecht is vastgelegd in de overeenkomst van die datum, die een onderhandse akte is en dat door mededeling van dat pandrecht aan de afnemers van Light 2000 bij de brieven vanaf 17 december 2019 een openbaar pandrecht op de vordering op de betreffende afnemers is gevestigd.
4.6.
De curator betwist dat. Hij voert aan dat de overeenkomst van 14 juni 2017 niet is bestemd tot het vestigen van een pandrecht. Daarnaast voert hij aan dat openbare verpanding van toekomstige vorderingen slechts mogelijk is indien de schuldenaar bij het opmaken van de pandakte bekend is.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomst van 14 juni 2017 wel verplicht om een pandrecht te gaan vestigen op (toekomstige) handelsvorderingen, maar dat daarin dit pandrecht nog niet is gevestigd. Partijen hebben vervolgens nagelaten om uitvoering te geven aan deze overeenkomst, anders dan met het (stille) pandrecht in 2019. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.8.
Het vestigen van een openbaar pandrecht op tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten, zoals handelsvorderingen, vereist (1) een daartoe bestemde akte en (2) mededeling daarvan aan die personen door de pandgever of pandhouder. Het eerste vereiste houdt in dat uit de akte moet blijken dat zij tot het vestigen van een pandrecht van de erin bedoelde vordering(en) is bestemd. Daarvoor is voldoende dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel in onderling verband en in samenhang met andere akten of feiten, kan worden vastgesteld dat de akte is bestemd tot vestiging van een panderecht op de erin bedoelde vorderingen. Een redelijke, op de praktijk afgestemde uitleg van dit vereiste brengt mee dat voldoende is dat de verkrijger van het pandrecht begrijpt en redelijkerwijs uit de akte mag begrijpen dat zij tot vestiging van het pandrecht is bedoeld.
4.9.
In sub e van de bepalingen inzake de lening van Drinkwaard aan Light 2000 van de overeenkomst van 14 juni 2017 staat dat partijen de onderpanden naar de stand van 30 juni 2017 zullen beschrijven en deze beschrijving aan een notariële akte van aandelenoverdracht zullen laten hechten, dan wel op een vergelijkbare wijze door de notaris waar de aandelenoverdracht plaats vindt zullen laten vastleggen. Dit laat zien dat het de bedoeling was dat het te vestigen pandrecht nog nader uitgewerkt zou worden. Vast staat dat dit niet is gebeurd, althans niet eerder en niet op andere wijze dan in de pandakte waarbij een stil pandrecht op de handsvorderingen werd gevestigd.
4.10.
Daarbij komt dat de considerans van de pandakte (sub V en VI) uitdrukkelijk staat dat partijen daarbij uitvoering geven aan de overeenkomst van 14 juni 2017 door vestiging van het daarin overeengekomen pandrecht op (toekomstige) handelsvorderingen. Dit bevestigt dat partijen met de eerste overeenkomst slechts hadden afgesproken dat er een pandrecht zou worden gevestigd en dat dit nog niet was gedaan. De stelling van Drinkwaard dat het de bedoeling was om het stil pandrecht in aanvulling op het openbaar pandrecht te vestigen, wordt niet gevolgd omdat de considerans van de pandakte daar geen steun voor biedt en Drinkwaard daar geen verklaring voor heeft gegeven.
4.11.
Het beroep van Drinkwaard op sub d van de bepalingen inzake de lening van Drinkwaard aan Light 2000 van de overeenkomst van 14 juni 2017, waarin staat dat Light 2000 het pandrecht op haar handelsvorderingen, voorraden en bedrijfsinventaris
geeft, leidt niet tot een ander oordeel. Dat is in het licht van het vorenstaande van onvoldoende gewicht, te meer omdat in sub g van die bepalingen dat alle bestaande en toekomstige handelsvorderingen
zullen wordenverpand en dat impliceert dat verpanding op een later moment zal plaatsvinden.
4.12.
Dit alles leidt tot het oordeel dat Drinkwaard uit de overeenkomst van 14 juni 2017 redelijkerwijs niet mocht begrijpen dat daarbij een pandrecht op de (toekomstige) handelsvorderingen van Light 2000 werd gevestigd. Het door Drinkwaard gestelde openbare pandrecht op de (toekomstige) handelsvorderingen van Light 2000 komt daarom niet vast te staan.
Reikwijdte van het stil pandrecht op (toekomstige) handelsvorderingen
4.13.
Vast staat dat met de registratie van de pandakte op 2 juli 2019 een stil pandrecht van Drinkwaard op de handelsvorderingen van Light 2000 is gevestigd. Dit pandrecht geldt voor vorderingen die op het moment van de vestiging van het pandrecht reeds bestonden of rechtstreeks zouden worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding (art. 3:239 lid 1 BW). Handelsvorderingen op afnemers van Light 2000 waarmee zij op 2 juli 2019 nog geen relatie had, vallen daarom in ieder geval niet onder het op die datum gevestigde stil pandrecht. Partijen zijn het er over eens dat dit geldt voor de volgende afnemers van Light 2000 waarbij Drinkwaard met een beroep op haar pandrecht de volgende facturen heeft geïnd:
afnemer
factuurnummer
bedrag in euro
BTL Realisatie B.V.
2019145
1.573,00
Delektro B.V.
2019153
247,75
Stichting Winterras
2019146
2.057,00
2019176
847,00
Ondernemersfonds Vlaardingen
2019150
2.420,00
Decoration Light
2020005
2.117,50
Totaal
9.262,25
Hiermee staat vast dat deze zes facturen niet onder het pandrecht van Drinkwaard vallen.
4.14.
De overige vijf facturen waarop de curator zijn vordering baseert zijn gericht aan afnemers die zijn vermeld op bijlage 3 van de pandakte. Partijen verschillen van mening over de vraag of deze facturen vorderingen betreffen die rechtstreeks zijn verkregen uit de op 2 juli 2019 bestaande rechtsverhouding tussen Light 2000 en de betreffende afnemer.
4.15.
Een daarbij terugkerende vraag is of losse leveringen en diensten die bij die facturen aan op 2 juli 2019 bestaande afnemers van Light 2000 rechtstreeks voortvloeien uit de toen bestaande rechtsverhouding tussen Light 2000 en die afnemer. Drinkwaard stelt dat dit wel zo is omdat het extra werkzaamheden en leveringen zijn die nodig waren voor het werkend maken en houden van de feestverlichting en dat het juist die extra werkzaamheden de reden was waarom de afnemers een rechtsverhouding met Light 2000 aangingen. Volgens de curator gaat het om vorderingen voor incidentele diensten en leveringen die niet rechtstreeks zijn verkregen de op 2 juli 2019 bestaande rechtsverhouding met de betreffende afnemers.
4.16.
De rechtbank volgt het standpunt van de curator op grond van het navolgende.
4.17.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op Drinkwaard de plicht om voldoende concrete feiten te stellen waaruit volgt dat zij een pandrecht heeft op de door haar met een beroep op dat pandrecht geïnde vorderingen. Dit betekent dat zij ook voldoende concrete feiten dient te stellen dat de extra leveringen en extra diensten rechtstreeks voortvloeien uit de op 2 juli 2009 bestaande rechtsverhoudingen tussen Light 2000 en de betreffende afnemers.
4.18.
Extra leveringen en extra diensten die verband houden met een bestaande overeenkomst kunnen niet zonder meer worden aangemerkt als diensten en leveringen die uit die overeenkomst voortvloeien. Van belang is in hoeverre die overeenkomst een verplichting in het leven roept om die diensten te (laten) verrichten en leveringen te (laten) doen. Een overeenkomst die op dat punt partijen tot niets verplicht levert geen grondslag op van de vorderingen die voortvloeien uit de extra leveringen en extra diensten. Die vorderingen zijn afhankelijk van nadere opdrachten van de afnemer. Dat geldt ook indien de afnemer en Light 2000 regelmatig op die manier zaken met elkaar hebben gedaan.
4.19.
Drinkwaard heeft geen concrete feiten gesteld waaruit volgt dat de overeenkomsten tussen Light 2000 en haar afnemers een verplichting inhield of pleegde in te houden om de bewuste extra diensten te (laten) verrichten en extra leveringen te (laten) doen. De op die extra diensten en extra leveringen gebaseerde vorderingen kunnen daarom niet worden aangemerkt als vorderingen die rechtstreeks zijn verkregen uit de op 2 juli 2009 met de bewuste afnemers bestaande rechtsverhoudingen.
4.20.
Hierna zal per factuur op de concrete discussie tussen partijen worden ingegaan.
Factuurnummer 02019154 ad € 3.293,62 incl. btw
4.21.
Deze factuur is gericht aan [persoon B] en betreft volgens de omschrijving op de factuur het vervangen van 380 meter boom-kabel, inclusief huur van een hoogwerker, arbeidsuren, 3 aansluitsnoeren en 6 koppelingen. Dit zijn extra diensten en leveringen als bedoeld in r.o. 4.15. Hetgeen onder 4.18 en 4.19 is overwogen leidt ertoe dat deze factuur geen vordering betreft die onder het pandrecht van Drinkwaard valt.
Factuurnummer 02019127 ad € 1.427,80 incl. btw
4.22.
Deze aan Ondernemingsvereniging IJsselstein geadresseerde factuur betreft volgens haar omschrijving extra werkzaamheden voor stormbeveiliging en overspanningen.
Ook dit zijn extra diensten als bedoeld in r.o. 4.15, zodat deze factuur – op grond van hetgeen onder 4.18 en 4.19 is overwogen – niet onder het pandrecht van Drinkwaard valt.
Factuurnummer 02019177 ad € 8.349,00 incl. btw en factuurnummer 02019186 ad
€ 1.210,00 incl. btw
4.23.
Deze facturen zijn gericht aan Stichting Venray Centraal. In bijlage 3 van de pandakte staat bij deze afnemer alleen in de kolom “2018” het bedrag van € 13.800 vermeld.
4.24.
De omschrijving op factuurnummer 2019177 luidt:
“het monteren en aansluiten van de sfeer-en feestverlichting 2019 en het demonteren en opslaan hiervan in 2020 Deelfactuur van 50% van € 13.800,00 2e termijn 6.900,00”
4.25.
Drinkwaard stelt dat in bijlage 3 van de pandakte voor duurovereenkomsten die opzegbaar waren alleen een bedrag voor 2018 werd opgenomen. Zonder een opzegging liepen die overeenkomsten door. De vordering uit 2019 is volgens haar daarom rechtstreeks verkregen uit de op 2 juli 2019 bestaande rechtsverhouding.
4.26.
De curator stelt dat het feit dat er alleen een bedrag is opgenomen onder het jaar 2018 er op duidt dat de relatie tussen Light 2000 en deze afnemer in 2018 is geëindigd en dat er kennelijk in 2019 een nieuw contract is afgesloten. Volgens een aan hem gedane opgave van Stichting Venray Centraal waren er alleen mondelinge afspraken, geen langdurige overeenkomsten en geen expliciete opdrachten, zo verklaarde de curator op de mondelinge behandeling.
4.27.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering rechtstreeks voortvloeit uit de op 2 juli 2019 bestaande rechtsverhouding tussen deze afnemer en Light 2000 en baseert dat op het volgende.
4.28.
In artikel 1.1 van de pandakte staat dat de als bijlage 3 bijgevoegde lijst door Light 2000 is verstrekt en dient ter illustratie van haar bestaande en toekomstige vorderingen uit de overeenkomsten die Light 2000 op de datum van de ondertekening van de pandakte (28 juni 2019) met haar relaties heeft gesloten. Daarbij past niet dat er in de lijst afnemers staan waarmee de rechtsverhouding op dat moment al was geëindigd.
4.29.
Tegen die achtergrond is de uitleg voor het feit dat er bij enkele afnemers slechts een bedrag in de kolom “2018” is opgenomen van Drinkwaard (dat er met die afnemers een opzegbare duurovereenkomst bestond) logischer dan uitleg van de curator (dat die overeenkomsten in 2018 zijn geëindigd). Het lag daarom op de weg van de curator om te onderbouwen dat er geen sprake was van een (opzegbare) duurovereenkomst. De curator heeft dat in onvoldoende mate gedaan. Immers, dat er volgens Stichting Venray Centraal geen expliciete opdrachten werden gegeven biedt ook steun voor de stelling van Drinkwaard dat er sprake was van een overeenkomst tot wederopzegging.
4.30.
Dit leidt er toe dat deze factuur onder het pandrecht van Drinkwaard valt.
4.31.
Factuurnummer 02019186 heeft volgens Drinkwaard betrekking op extra werkzaamheden en betreft volgens de curator, zo verklaarde hij op de mondelinge behandeling, een coulancebetaling. Het antwoord op die discussie kan in het midden blijven. Immers, mede gelet op hetgeen onder 4.18 en 4.19 is overwogen leidt het één noch het ander er toe dat deze factuur onder het pandrecht van Drinkwaard valt.
Factuurnummer 02019144 ad € 42.219,40 incl. btw
4.32.
Deze factuur is gericht aan Ondernemersfonds Binnenstad Tilburg en heeft als omschrijving:
“Aanneemsom feestverlichting 2019 € 64892,07 excl. btw
-
voorschot factuur (2019054) van € 30.000,00”
Het totaal van deze factuur en de voorschot factuur inclusief btw bedraagt € 78.519,41. Het is niet in geschil dat Drinkwaard op deze factuur een bedrag van € 42.219,40 heeft geïncasseerd (zijnde € 34.892,07 met btw). In bijlage 3 bij de pandakte is bij deze afnemer tot en met het jaar 2021 steeds per jaar het bedrag van € 48.805,71 vermeld. Drinkwaard stelt dat dit laatste bedrag exclusief de btw is.
4.33.
Drinkwaard stelt dat hier gaat om een deelfactuur voor een vaste aanneemsom in een jarenlang doorlopende relatie. Dat het totaalbedrag aanzienlijk hoger is dan het in bijlage 3 van de pandakte vermelde bedrag komt door een extra opdracht voor de opslag van 140 gevelornamenten van € 16.086,36 (excl. btw). Slechts deze extra opdracht is nieuw en vloeit niet voort uit de op 28 juni 2019 bestaande rechtsverhouding tussen dit ondernemersfonds en Light 2000. Omdat bij wijze van voorschot al een bedrag van € 30.000 aan Light 2000 is voldaan, valt het bedrag van € 42.219,40 volgens Drinkwaard geheel onder haar pandrecht.
4.34.
De curator stelt dat ‘aanneemsom’ duidt op een opdracht tot het fabriceren van feestverlichting. Het totaal inclusief het voorschot en btw is aanzienlijk hoger dan het in bijlage 3 vermelde bedrag. Het voorschot is pas op 12 september 2019 in rekening gebracht. Dit alles duidt er volgens de curator op dat er op 28 juni 2019 nog geen sprake was van een rechtsverhouding waar de betalingsverplichting uit zou voortvloeien. Het voorschot van
€ 30.000 is niet aan Light 2000 voldaan. Die factuur staat in haar administratie nog open.
4.35.
De rechtbank oordeelt al volgt.
4.36.
Niet in geschil is dat dit ondernemersfonds jarenlang een vaste klant van Light 2000 was. De stelling dat er sprake was van een doorlopend contract is door de curator niet gemotiveerd weersproken en vindt ook steun in het feit dat in bijlage 3 van de pandakte bij deze afnemer tot en met 2021 hetzelfde bedrag is ingevuld. Uit het feit dat het factuurbedrag tezamen met het voorschot aanzienlijk hoger uitkomt dan het bedrag dat in bijlage 3 is opgenomen volgt niet zonder meer dat er sprake is van een geheel nieuwe rechtsverhouding. Een logische verklaring daarvoor is dat er sprake is van een uitbreiding van de op 28 juni 2019 bestaande rechtsverhouding met een nieuwe opdracht, zoals Drinkwaard stelt. Dit kan anders zijn indien werkzaamheden die Light 2000 tot en met 2018 voor dit ondernemersfonds uitvoerde in 2019 niet meer door haar werden uitgevoerd, maar dat is niet gesteld of gebleken.
4.37.
Het staat daarom als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat de gefactureerde aanneemsom van € 64.892,07 exclusief btw tot het bedrag van € 48.805,71 exclusief btw een vordering is die rechtstreeks voortvloeit uit de op 28 juni 2019 bestaande rechtsverhouding tussen Light 2000 en dit ondernemersfonds. Het restant van (€ 64.892,07 - € 48.805,71 =) € 16.086,36 exclusief btw is een vordering uit een nieuwe rechtsverhouding die niet onder het pandrecht van Drinkwaard valt.
4.38.
Het eerder gefactureerde voorschot van € 30.000 (excl. btw) dient pro rata over ieder van die vorderingen te worden verdeeld. Dit komt neer op (€ 48.805,71/€ 64.892,07 = 0,75 x € 30.000 =) € 22.500 voor de vordering uit de op 28 juni 2019 bestaande rechtsverhouding. Hieruit volgt dat van het factuurbedrag een deel van (€ 48.805,71 - € 22.500 = € 26.305,71 + 21% =) € 31.829,91 incl. btw ziet op de vordering uit de bestaande rechtsverhouding en onder het pandrecht van Drinkwaard valt. Het restant van (€ 42.219,40 - € 31.829,91=) € 10.389,49 valt niet onder dat pandrecht.
Totaal van de vorderingen die niet onder het pandrecht vallen
4.39.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat Drinkwaard ten onrechte met een beroep op haar pandrecht vorderingen tot een bedrag van (€ 9.262,25 + € 3.293,62 + € 1.427,80 + € 1.210,00 + € 10.389,49 =) € 25.583,16 heeft geïnd.
Verrekening?
4.40.
De rechtbank verwerpt het beroep van Drinkwaard op verrekening. Voor verrekening van twee vorderingen is wederkerigheid vereist: partijen moeten over en weer schuldenaar en schuldeiser zijn bij de te verrekenen vorderingen. Dat is hier niet zo. De vordering van Drinkwaard tot terugbetaling van de lening en de vordering van Drinkwaard Vastgoed zijn vorderingen op Light 2000. De vordering van de curator op Drinkwaard is een vordering van de gezamenlijke schuldeisers van Light 2000 op Drinkwaard: Drinkwaard heeft onrechtmatig jegens hen gehandeld met de inning van niet verpande vorderingen terwijl zij – zoals de curator onbetwist stelt – wist dat het faillissement van Light 2000 aanstaande was.
De 80-20% afspraak maakt dat niet anders omdat Drinkwaard de facturen die (geheel of ten dele) niet onder haar pandrecht vallen niet had kunnen innen zonder een beroep op het haar niet toekomende pandrecht te doen. Immers, op al die facturen stond [rekeningnummer] vermeld als de bankrekening waarnaar het factuurbedrag moest worden overgemaakt. Naar Drinkwaard zelf stelt is dat niet haar bankrekeningnummer maar een bankrekeningnummer van Light 2000 en schond Light 2000 met die betalingsinstructie de 80-20% afspraak. Ook als dat zo is, gaf het Drinkwaard niet het recht om zelfstandig de factuurbedragen bij de afnemers van Light 2000 te gaan innen. Hooguit geeft het haar een recht op schadevergoeding jegens Light 2000 en dat kan zij niet verrekenen met een vordering van de curator namens de gezamenlijke schuldeisers.
Eindoordeel hoofdvordering
4.41.
Al het vorenstaande leidt tot toewijzing van de vordering van de curator tot het bedrag van € 25.583,16. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 5 maart 2022. Deze is immers niet afzonderlijk door Drinkwaard bestreden en vindt voldoende steun in de wet en de vaststaande feiten.
Buitengerechtelijke kosten
4.42.
De curator maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten berekend overeenkomstig de wettelijke staffel voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarbij heeft de curator het bedrag uit factuur 02019186 ( € 1.210,00) buiten beschouwing gelaten omdat Drinkwaard niet eerder tot betaling daarvan is aangemaand. De curator stelt dat de incassowerkzaamheden en daaraan verbonden kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat deze geen werkzaamheden betreffen waarvoor in artikel 237 Rv. e.v. een vergoeding plegen in te sluiten.
4.43.
Drinkwaard betwist dat de curator aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft, omdat dat de werkzaamheden van de curator behoren tot het reguliere takenpakket van de curator waarvoor hij een vergoeding volgende Recofa richtlijnen ontvangt. Voor het overige sprake is van normale proceshandelingen waarvan de kosten worden gedekt door de proceskostenvergoeding, aldus Drinkwaard.
4.44.
Dit verweer van Drinkwaard slaagt op grond van het volgende niet.
4.45.
De curator heeft Drinkwaard bij brieven van 19 februari 2021 en 10 maart 2021 tot betaling gesommeerd. Deze brieven dienen te worden aangemerkt als brieven met bijzondere inhoud omdat daarin uitgebreid op de juridische geschilpunten tussen partijen wordt ingegaan. Hierdoor hebben de door de curator verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden meer omvat dan de werkzaamheden waarvoor art. 237 Rv. e.v. een vergoeding plegen in te houden. Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW heeft de curator daarom aanspraak op vergoeding van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
4.46.
Het feit dat de curator voor zijn werkzaamheden in het faillissement van Light 2000 een door de rechtbank vast te stellen salaris uit de failliete boedel ontvangt doet daaraan niet af. Immers, de curator treedt op namens de gezamenlijke schuldeisers en de door Drinkwaard te vergoeden buitengerechtelijke kosten komen toe aan de faillissementsboedel en niet aan de curator in privé.
4.47.
Kosten berekend overeenkomstig het tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (de wettelijke staffel) dienen te worden aangemerkt als redelijke kosten. Berekend over het bedrag van (€ 25.583,16 - € 1.210,00 =) € 24.373,16 komt dit tarief uit op € 1.018,73. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen.
Proceskosten
4.48.
Omdat partijen ieder deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
veroordeelt Drinkwaar tot betaling aan de curator van:
een bedrag van € 25.538,16,
de wettelijke rente over het sub a genoemde bedrag vanaf 5 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening,
de buitengerechtelijke kosten van verhaal ad € 1.018,73;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.
2515/1876