ECLI:NL:RBROT:2022:6861

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
9624043 VZ VERZ 22-180
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over erfafscheiding en achterpad tussen huurder en woningcorporatie

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in het kader van de pilot ‘De Rotterdamse Regelrechter’, gaat het om een geschil tussen een huurder, aangeduid als [aanvrager], en de woningcorporatie Woonstad Rotterdam. De aanvrager huurt een woning van Woonstad en is in geschil over de verwijdering van een schutting in de achtertuin, die zonder toestemming door Woonstad is verwijderd. De aanvrager eist dat de schutting wordt teruggeplaatst of dat zij een schadevergoeding ontvangt. Woonstad betwist de eis en stelt dat de aanvrager een deel van het achterpad bij haar tuin heeft betrokken, waardoor er geen doorgang meer mogelijk is.

De procedure begon op 7 januari 2022 met een aanmeldformulier van de aanvrager. Woonstad stemde in met de behandeling van de zaak door de Rotterdamse Regelrechter. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2022 konden partijen geen regeling bereiken, waarna een schriftelijke ronde volgde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schutting zonder toestemming is verwijderd, maar dat de aanvrager een onrechtmatige situatie heeft gecreëerd door het achterpad bij haar tuin te betrekken.

De kantonrechter oordeelt dat de schutting teruggeplaatst moet worden, maar op een andere plek, zodat het achterpad vrij blijft. De kosten voor de materiaalkosten komen voor rekening van de aanvrager, terwijl het arbeidsloon voor rekening van Woonstad komt. Beide partijen dragen hun eigen kosten en betalen elk € 43,- aan griffierecht. De kantonrechter wijst de gevorderde dwangsom van Woonstad af, omdat het in het belang van beide partijen is om snel tot uitvoering van de uitspraak over te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9624043 VZ VERZ 22-180
uitspraak: 5 augustus 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, ter zake de door partijen gezamenlijk voorgelegde zaak in het kader van de pilot ‘De Rotterdamse Regelrechter’ (artikel 96 Rv),
in de zaak van:
[aanvrager],
woonplaats: [woonplaats aanvrager],
aanvrager,
gemachtigde: mr. Y.E Palit te Rotterdam,
tegen:
Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
andere partij,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[aanvrager]’ en ‘Woonstad’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Op 7 januari 2022 heeft de gemachtigde van [aanvrager] een brief met daarbij een namens [aanvrager] ingevuld aanmeldformulier aan de rechtbank toegezonden, waarmee [aanvrager] een zaak tegen Woonstad bij de Rotterdamse Regelrechter heeft aangemeld. Vervolgens heeft de gemachtigde van Woonstad bij brief van 18 januari 2022 gereageerd op het verzoek van [aanvrager] en aangegeven dat Woonstad akkoord gaat met behandeling van de door [aanvrager] aangemelde zaak door de Rotterdamse Regelrechter als ook haar tegenvordering in behandeling wordt genomen. [aanvrager] is daarmee akkoord gegaan. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is van de zijde van Woonstad een e-mail met bijlagen (diverse foto’s) in het geding gebracht.
1.2.
Op 29 maart 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen er niet in geslaagd tot een regeling te komen. Ter nadere onderbouwing van de standpunten van partijen is er na de mondelinge behandeling een schriftelijke ronde gehouden. Bij brief van 26 april 2022 zijn van de zijde van [aanvrager] nadere producties in het geding gebracht. Bij akte van 25 mei 2022 met bijlagen is namens Woonstad daarop gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..Het geschil

2.1.
[aanvrager] en Woonstad hebben een geschil met elkaar. Kort gezegd gaat het om het volgende. [aanvrager] huurt van Woonstad de woning aan de [adres 1] (hierna: ‘de woning’ en/of ‘het gehuurde’). In de tuin van de woning stond een schutting. Deze schutting is zonder toestemming van [aanvrager] door Woonstad verwijderd.
2.2.
[aanvrager] vindt dat Woonstad de schutting in de achtertuin moet terugplaatsen, of – indien terugplaatsing van de schutting niet mogelijk is – haar een schadevergoeding toe te kennen en heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Toen [aanvrager] circa 18 jaar geleden in de woning is gaan wonen, maakte de schutting al deel uit van (de tuin van) het gehuurde. De schutting is weliswaar op enig moment vervangen vanwege stormschade, maar de tuin is daardoor niet in oppervlakte toegenomen. Op 24 februari 2021 kreeg [aanvrager] het verzoek van Woonstad om de schutting te verwijderen wegens de belemmering van het achterpad. Partijen hebben vervolgens met elkaar gecorrespondeerd, maar hebben geen afspraken met elkaar kunnen maken. Op 16 juni 2021 heeft Woonstad zonder toestemming en zonder aanwezigheid van [aanvrager] de schutting verwijderd. [aanvrager] doet een beroep op rechtsverwerking en goede trouw. Ook stelt zij zich op het standpunt dat Woonstad nalatig is geweest door pas na 18 jaar en op dringende wijze de schutting te verwijderen en om [aanvrager] te verzoeken het achterpad op eigen kosten te herstellen. [aanvrager] heeft daardoor schade geleden.
2.3.
Woonstad is het niet eens met de eis van [aanvrager]. [aanvrager] heeft namelijk een deel van het achterpad bij haar tuin betrokken. Hierdoor is er geen doorgang meer mogelijk via de binnenplaats naar de openbare weg en vice versa. In haar brief van 24 februari 2021 heeft Woonstad [aanvrager] erop gewezen dat Woonstad zelf op kosten van [aanvrager] voor herstel van het achterpad zou zorgen als [aanvrager] dat niet zou doen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Woonstad heeft de schuttingdelen van het achterpad verwijderd en in de tuin van [aanvrager] geplaatst. Rechtsverwerking is niet aan de orde, want er geldt een verjaringstermijn van 20 jaar en die is nog niet voorbij. Woonstad betwist dat [aanvrager] schade heeft geleden. De onrechtmatige situatie is immers door [aanvrager] zelf in het leven geroepen. Bovendien heeft zij de vermeende schade niet gespecificeerd en heeft zij niet kenbaar gemaakt op grond waarvan Woonstad een schadevergoeding verschuldigd zou zijn.
2.4.
Bij wijze van tegenvordering eist Woonstad – samengevat – dat [aanvrager] het achterpad herstelt door middel van het leggen van tegels, op straffe van een dwangsom, en dat Woonstad gerechtigd is het achterpad op kosten van [aanvrager] te herstellen wanneer zij daarmee in gebreke blijft. De herstelkosten bedragen € 472,49.
2.5.
Partijen hebben hun geschil ter beoordeling voorgelegd aan de Rotterdamse Regelrechter. Ten aanzien van de onderhavige procedure hebben partijen procesafspraken gemaakt. Daarbij hebben partijen zich uitdrukkelijk geen hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter voorbehouden.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt – voor zover van belang – hierna nader ingegaan.

3..De beoordeling

3.1.
In deze zaak gaat het over de vraag wat er moet gebeuren met de schutting en het achterpad.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling en in de schriftelijke ronde daarna hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De door partijen in het geding gebrachte foto’s zijn tijdens de zitting bekeken. Naar aanleiding daarvan is het volgende vast komen te staan. [aanvrager] woont sinds 2006 in de woning. Na de scheiding van haar ex-partner is zij in 2009 huurder van de woning geworden. Al vanaf het moment dat [aanvrager] in de woning is gaan wonen stond er een hek in de tuin. Documentatie van de situatie in de periode 2006-2009 of een beschrijving van de woning bij aanvang van de huurovereenkomst is echter niet beschikbaar. In 2015 heeft [aanvrager] een klacht ingediend over de buren van de [adres 2] vanwege het blokkeren van de toegang naar haar schuur en het vergroten van de tuin door het achterpad erbij te betrekken. Een medewerker van Woonstad heeft de buren aangesproken op de onrechtmatige situatie en naar aanleiding daarvan hebben zij het achterpad vrijgemaakt. Op enig moment heeft Woonstad [aanvrager] aangeschreven, omdat zij – net als de buren van [adres 2] – het achterpad bij haar tuin zou hebben betrokken. Woonstad heeft meerdere malen verzocht om de schutting weg te halen, maar [aanvrager] heeft dat niet gedaan. Woonstad heeft daarom besloten om de schutting zelf weg te halen.
3.3.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter als volgt. Door het achterpad bij haar tuin te betrekken heeft [aanvrager] een onrechtmatige situatie in het leven geroepen dan wel in stand gelaten. Zelfs als er bij aanvang van de huurovereenkomst een erfafscheiding op precies dezelfde plek stond, maakt dit nog niet dat er door rechtsverwerking een einde aan de onrechtmatige situatie is gekomen. Voor rechtsverwerking is de enkele omstandigheid dat Woonstad de situatie lange tijd heeft geaccepteerd onvoldoende en dient er sprake te zijn van bijkomende omstandigheden. Hiervan is echter niet gebleken. Daar staat tegenover dat het verwijderen van de schutting door Woonstad zonder instemming van [aanvrager] en zonder dat zij daarvoor de machtiging van de rechter heeft verkregen onjuist is.
3.4.
Naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd concludeert de kantonrechter dat de schutting teruggeplaatst moet worden, maar wel op een andere plek. Op grond van artikel 5:49 lid 1 BW jo. 5:43 BW (welk artikel weliswaar voor eigenaren van naburige erven is geschreven, maar door de kantonrechter naar analogie wordt toegepast) is het toegestaan een schutting op de erfafscheiding te plaatsen. De schutting moet daarom geplaatst worden in het verlengde van de schutting van de buren, zodat het achterpad wordt vrijgehouden en niet bij de tuin van [aanvrager] wordt betrokken. Ook dient het achterpad hersteld te worden voor zover dat nog niet is gebeurd. Normaal gesproken komen de kosten daarvan voor rekening van [aanvrager], maar omdat Woonstad de schutting zonder machtiging heeft weggehaald en Woonstad de situatie jarenlang heeft gedoogd komt de kantonrechter tot een andere verdeling van de kosten. De materiaalkosten voor de erfafscheiding en het herstel van het achterpad komen voor rekening van [aanvrager]. Het arbeidsloon komt voor rekening van Woonstad.
3.5.
De kantonrechter gaat ervan uit dat niet alleen de veiligheid en privacy van [aanvrager] op deze wijze voldoende zullen zijn gewaarborgd, maar ook de veiligheid van de buurt in het algemeen omdat de doorgang via de binnenplaats naar de openbare weg en andersom weer vrij is. Om de kosten zoveel mogelijk te beperken geeft de kantonrechter partijen in overweging om gebruik te maken van de oude schuttingdelen die Woonstad in de tuin van [aanvrager] heeft gezet.
3.6.
Tot slot ziet de kantonrechter geen aanleiding om de door Woonstad gevorderde dwangsom toe te wijzen. Het is immers in het belang van beide partijen om zo spoedig mogelijk met het voorgaande aan de slag te gaan.
3.7. Uit het procesreglement dat is opgesteld in het kader van de pilot De Rotterdamse Regelrechter volgt dat beide partijen hun eigen kosten dragen en zij beiden de helft van het griffierecht dienen te betalen (€ 43,- per partij), voor zover dat nog niet gebeurd is.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
bepaalt dat er een erfafscheiding geplaatst dient te worden op de grens van de tuin van [aanvrager] en het achterpad, in het verlengde van de schutting van de buren, waarbij het achterpad volledig vrijgehouden dient te worden;
bepaalt dat het achterpad dient te worden hersteld door middel van het leggen van tegels van 30x30x4,5 centimeter;
bepaalt dat de materiaalkosten voor rekening van [aanvrager] komen;
bepaalt dat het arbeidsloon voor rekening van Woonstad komt;
bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen en dat zij elk € 43,- ter zake het griffierecht betalen;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416