In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever, Stahlie Cam Automaterialen B.V. De werknemer, die sinds februari 2021 ziek is, vorderde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat zijn werkgever hem zou veroordelen tot betaling van achterstallig loon. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en ontving in de maanden februari tot en met augustus 2021 minder loon dan het wettelijk minimumloon. Vanaf september 2021 ontving hij helemaal geen loon meer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet is verschenen op de zitting en heeft verstek verleend. De rechter oordeelde dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vordering en dat de stellingen van de werknemer aannemelijk waren, aangezien de werkgever geen verweer had gevoerd.
De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld om het achterstallige loon van de werknemer te betalen, inclusief de wettelijke verhoging. Daarnaast is de werkgever verplicht om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de salarisspecificaties van de werknemer te verstrekken, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werknemer direct recht heeft op de betaling van het achterstallige loon, ondanks eventuele hoger beroep procedures die de werkgever zou kunnen instellen.