ECLI:NL:RBROT:2022:6858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/635772 / HA ZA 22-270
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten tot schorsing en zekerheidstelling in schadestaatprocedure tussen Alsberg Accountants & Adviseurs B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, zijn incidenten tot schorsing en zekerheidstelling aan de orde in een schadestaatprocedure. De eiseres, Alsberg Accountants & Adviseurs B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Coöperatieve Rabobank U.A., naar aanleiding van een eerder vonnis waarin Rabobank is veroordeeld tot schadevergoeding aan Alsberg. De rechtbank heeft op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in de incidenten. Rabobank vorderde schorsing van de schadestaatprocedure op grond van artikel 351 Rv, stellende dat de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het eerdere vonnis niet gemotiveerd was en dat er een belangenafweging in haar voordeel moest plaatsvinden. De rechtbank oordeelde echter dat Rabobank zich niet op artikel 351 Rv kon beroepen in de schadestaatprocedure, omdat dit artikel enkel in hoger beroep kan worden ingeroepen. De vordering tot schorsing werd dan ook afgewezen.

Daarnaast vorderde Rabobank zekerheidstelling op grond van artikel 235 Rv, met het argument dat Alsberg al een voorschot van € 750.000,00 had ontvangen en dat er een levensgroot restitutierisico bestond. Ook deze vordering werd door de rechtbank afgewezen, omdat de rechter in de schadestaatprocedure geen beslissingen in de daaraan ten grondslag liggende procedure kan aantasten. De rechtbank veroordeelde Rabobank in de proceskosten van de incidenten, begroot op € 563,00 aan salaris voor de advocaat van Alsberg. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor beraad door de rolrechter over een eventuele mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/635772 / HA ZA 22-270
Vonnis in incidenten van 24 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALSBERG ACCOUNTANTS & ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. J.S. van Daal te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in de incidenten,
advocaat mr. F.M.A. ’t Hart te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Alsberg en Rabobank genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 maart 2022, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord, tevens incidentele vorderingen in de zin van artikel 351 Rv en 235 Rv, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2..Het geding in de hoofdzaak

2.1.
Bij vonnis van 4 augustus 2021 (onder zaaknummer / rolnummer: C/10/5974911 HA ZA 20-531, hierna: het eerdere vonnis) heeft de rechtbank - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - verklaard voor recht dat Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Alsberg vanwege het feit dat Alsberg in de periode van 11 januari 2011 tot 1 april 2015 niet (volledig) verzekerd is geweest als accountantskantoor. Rabobank is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Alsberg, op te maken bij staat. Deze veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Dit geding is de schadestaatprocedure op basis van de veroordeling in het eerdere vonnis. Alsberg vordert schade ten bedrage van € 1.234.356,00, met veroordeling van Rabobank in de kosten van het geding.
2.3.
Rabobank heeft geconcludeerd tot schorsing van de procedure, althans tot zekerheidstelling. Meer subsidiair heeft Rabobank geconcludeerd tot het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis in de schadestaatprocedure. Alsberg dient volgens Rabobank te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3..De geschillen in de incidenten en de beoordeling daarvan

In het incident tot schorsing

De vordering en de grondslag daarvan
3.1.
Rabobank vordert schorsing van de schadestaatprocedure op grond van artikel 351 Rv. Rabobank voert daartoe aan dat de uitvoerbaar bij voorraadverklaring in het eerdere vonnis niet is gemotiveerd en dat een belangenafweging in haar voordeel dient uit te pakken.
3.2.
De schadestaatprocedure hangt nauw samen met drie andere procedures:
de door de curator van Digital Exposure Systems B.V. geïnitieerde procedure tegen SportLED Nederland B.V., Erbe Consultancy B.V. en de heer [persoon A] (hierna gezamenlijk aangeduid als [persoon A] c.s.), welke procedure heeft geleid tot een arrest van het hof Amsterdam van 3 december 2019;
de door [persoon A] c.s. geïnitieerde procedure tegen Alsberg, welke procedure heeft geleid tot een vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 februari 2022 en
de door Alsberg geïnitieerde procedure tegen AIG Europe S.A., Rabobank en Heilbron Leusden B.V., welke procedure heeft geleid tot het eerdere vonnis.
Tegen het eerdere vonnis en tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 februari 2022 is hoger beroep ingesteld. Sprake is van een complexe situatie; niet alleen gelet op de feiten, maar ook omdat de procedures in hoger beroep tot diverse andere uitkomsten kunnen leiden. Daarbij komt dat Rabobank bij vonnis van 26 april 2022 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 750.000,00 aan Alsberg en dat Rabobank aan deze veroordeling heeft voldaan. Zoals ook door de voorzieningenrechter is onderkend, is het restitutierisico levensgroot. Daartegenover staat dat Alsberg niet heeft gemotiveerd welk specifiek belang zij heeft bij het nu al initiëren van de schadestaatprocedure, aldus Rabobank.
Het standpunt van Alsberg
3.3.
De conclusie van Alsberg strekt tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
De beoordeling
3.4.
Artikel 351 Rv bepaalt dat, indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, de hogere rechter op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis kan schorsen. Een incident op grond van artikel 351 Rv moet dus in hoger beroep worden ingesteld. In de onderhavige schadestaatprocedure kan Rabobank zich niet op dat artikel beroepen. De rechter in de schadestaatprocedure kan beslissingen in de daaraan ten grondslag liggende procedure niet aantasten.
3.5.
Voor zover de vordering (tevens) moet worden opgevat als verzoek om de zaak aan te houden, moet het eveneens worden afgewezen, omdat een dergelijke aanhouding materieel neerkomt op het alsnog aantasten van de beslissing de veroordeling in het eerdere vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6.
De stelling van Rabobank dat het onaanvaardbaar zou zijn dat partijen al uitgeprocedeerd zouden zijn in deze schadestaatprocedure (ook in hoger beroep) terwijl nog geen eindarrest is gewezen in de hoofdzaak, kan het voorgaande niet anders maken.
3.7.
De incidentele vordering tot schorsing zal dan ook worden afgewezen.
In het incident tot zekerheidstelling
De vordering en de grondslag daarvan
3.8.
Indien en voor zover de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis (en daarmee de schadestaatprocedure) niet geschorst kan worden, vordert Rabobank op grond van artikel 235 Rv dat aan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde wordt verbonden dat door Alsberg adequate zekerheid wordt gesteld.
3.9.
Rabobank voert daartoe aan dat Alsberg bij wijze van voorschot al een bedrag van € 750.000,00 heeft ontvangen en dat het restitutierisico levensgroot is. De te stellen zekerheid dient te bestaan uit een bankgarantie van een bekende Nederlandse bank die ingeroepen kan worden zodra bij rechterlijke uitspraak blijkt dat Rabobank een vordering tot restitutie heeft van het reeds betaalde voorschot en/of een andersluidend bedrag, aldus Rabobank.
Het standpunt van Alsberg
3.10.
De conclusie van Alsberg strekt tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten.
De beoordeling
3.11.
Op grond van artikel 233 lid 3 Rv kan de rechter aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat (eerst) zekerheid wordt gesteld tot een door hem te bepalen bedrag. In het onderhavige geval is dat niet gebeurd.
3.12.
Artikel 235 Rv bepaalt dat, indien een vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, evenwel zonder dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat zekerheid wordt gesteld, en indien tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, alsnog een daartoe strekkende incidentele vordering kan worden ingesteld. Ook in zoverre is dus sprake van een incidentele vordering die in hoger beroep moet worden ingesteld, bij het gerecht waar de hoofdzaak door het aanwenden van het rechtsmiddel aanhangig is geworden. Ook in dit kader heeft te gelden dat Rabobank aan het verkeerde adres is, omdat de rechter in de schadestaatprocedure beslissingen in de daaraan ten grondslag liggende procedure niet kan aantasten.
3.13.
Ook de incidentele vordering tot zekerheidstelling zal dus worden afgewezen.
In beide incidenten
3.14.
Rabobank is bij dagvaarding van 2 november 2021 tegen het eerdere vonnis in hoger beroep gekomen en heeft op 8 maart 2022 haar grieven genomen. Vervolgens is Alsberg op 22 maart 2022 de onderhavige schadestaatprocedure gestart. Of Rabobank haar incidentele vorderingen eventueel alsnog in hoger beroep zou kunnen instellen, is een vraag die door het hof zal moeten worden beantwoord.
3.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Rabobank veroordeeld in de kosten
van de incidenten. Omdat de incidenten gelijktijdig zijn uitgeprocedeerd, beschouwt de
rechtbank de beide incidenten voor de proceskostenveroordeling als één incident. De kosten
aan de zijde van Alsberg worden begroot op € 563,00 aan salaris voor de advocaat.

4..De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Omdat al is geconcludeerd voor antwoord, wordt de zaak naar de rol verwezen voor beraad door de rolrechter omtrent een eventuele mondelinge behandeling.

5..De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
5.1.
wijst de vorderingen van Rabobank af,
5.2.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van Alsberg tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
7 september 2022voor beraad van de rolrechter omtrent een eventuele mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.
1977/3455