ECLI:NL:RBROT:2022:6838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
10/331427-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren en aanwezig hebben van heroïne

Op 11 augustus 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van ruim 68 kilogram heroïne en het aanwezig hebben van ongeveer 888 gram heroïne in zijn woning. De verdachte werd op 9 december 2021 aangehouden na een doorzoeking van een taxi, waarin de heroïne werd aangetroffen. Tijdens de rechtszitting op 28 juli 2022 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 28 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij het verweer van de verdediging dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de taxi werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat de aangetroffen heroïne bestemd was voor verdere verspreiding. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij nooit eerder was veroordeeld, zijn meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, en heeft de verdachte veroordeeld tot 28 maanden gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.331427.21
Datum uitspraak: 11 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten, beiden met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 10.000,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten kunnen niet bewezen worden verklaard en de verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Er is sprake geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de kofferbak van de taxi. De verdachte is als gevolg van het openen van de kofferbak aangehouden en vervolgd. Het onrechtmatig optreden van de verbalisanten moet worden beschouwd als een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit dient te leiden tot uitsluiting van het aldus verkregen bewijs, als gevolg waarvan verdachte dient te worden vrijgesproken. Als dit volgens de rechtbank niet leidt tot uitsluiting van het bewijs dan dient dit vormverzuim ten minste verdisconteerd te worden in de op te leggen straf.
Voorts kan niet worden vastgesteld dat de vier bigshoppers in de taxi afkomstig zijn uit de auto van de verdachte. Uit de camerabeelden volgt niet dat de verdachte de bigshoppers in zijn auto had en vervoerd heeft. Uit diverse processen-verbaal volgt dat de verbalisanten meermalen het zicht op zijn auto hebben verloren. Daarnaast had de verdachte geen feitelijke beschikkingsmacht over de tassen met heroïne. Er is geen DNA van de verdachte op de tassen of op de hengsels van de tassen aangetroffen, terwijl op de camerabeelden is te zien dat de verdachte geen handschoenen aan had. Ten aanzien van de heroïne die is aangetroffen in de woning van de verdachte stelt de raadsman dat de verdachte niet wist dat dit heroïne betrof en hij dacht dat het hasj was.
4.1.2.
Beoordeling
VormverzuimOp grond van artikel 359a Sv kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van de ten laste gelegde feiten.
De voorschriften die verband houden met het doorzoeken van een voertuig beogen het (privacy)belang van de inzittenden van dat voertuig te beschermen. De verdachte zat niet in de taxi voorafgaand aan de doorzoeking daarvan en hij is door die doorzoeking dus niet in zijn belangen geschaad (Schutznorm). Het betoog dat de doorzoeking van de taxi onrechtmatig was, kan reeds om die reden in de zaak van de verdachte niet leiden tot enig rechtsgevolg als bedoeld in artikel 359a Sv.
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Feiten en omstandighedenOp 9 december 2021 zijn bij de aanhouding van een taxichauffeur en de passagier van de taxi in de kofferbak van de taxi vier bigshoppers met daarin ruim 68 kilogram van een materiaal bevattende heroïne aangetroffen. Op diezelfde dag is de woning van de verdachte doorzocht en heeft de politie een blok en een bol met daarin in totaal ongeveer 888 gram van een materiaal bevattende heroïne aangetroffen.
Vast staat dat de overdracht van de vier bigshoppers heeft plaatsgevonden op een parkeerplaats in [plaatsnaam]. De verdachte wordt daarbij door de verbalisanten duidelijk herkend. Daarnaast is ook op de beelden van een camera die zicht heeft op de parkeerplaats de verdachte herkend door een verbalisant en is te zien dat de verdachte behulpzaam is geweest met het overdragen van de tassen vanuit zijn auto naar de taxi. Niet gebleken is van de aanwezigheid van andere personen – dan hieronder genoemd in bewijsmiddel 4 - die tassen zouden kunnen hebben geplaatst in de kofferbak.
Tot slot is de heroïne die in de woning van de verdachte is aangetroffen, op dezelfde manier verpakt als de heroïne die in de bigshoppers in de taxi is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, worden de verklaringen van de verdachte, dat hij niets te maken had met de overdracht op de parkeerplaats en dat hij de heroïne die in zijn woning is aangetroffen in een park had gevonden (en niet wist dat het heroïne betrof), als ongeloofwaardig gepasseerd.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 9 december 2021 te [plaatsnaam] opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer
68kilogram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 9 december 2021 te [plaatsnaam], alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een woning gelegen aan de [adres]):
- 1 blok heroïne van
440,5gram,
- 1 bol heroïne van
447,4gram, , zijnde heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 68 kilogram van een materiaal bevattende heroïne en het aanwezig hebben van ongeveer 888 gram van een materiaal bevattende heroïne in zijn woning. De aangetroffen hoeveelheid heroïne was van dien aard dat die bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en grootschalige handel. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de handel in harddrugs. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en harddrugs als heroïne leiden veelal tot andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen financieel gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Mede daarom komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank ziet geen aanleiding om een geldboete op te leggen ter hoogte van het conservatoir in beslag genomen geldbedrag, omdat dat neer zou komen op een verkapte ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. En omdat te bereiken dient het Openbaar Ministerie nu eenmaal een andere weg te volgen met de daarbij behorende waarborgen voor de verdediging.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. L. Daum en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 december 2021 te [plaatsnaam] en/of Schiedam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 75 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2021 te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een woning gelegen aan de [adres]):
- 1 blok heroïne van ongeveer 457,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne;
- 1 bol heroïne van ongeveer 523,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.