Op 13 juli 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader en de pleegouders aanwezig waren. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI) had verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleegzorgvoorziening. Dit verzoek was gebaseerd op de ondertoezichtstelling van [naam kind], die eerder was ingesteld en verlengd tot 15 maart 2023.
Tijdens de zitting heeft de GI echter het resterende deel van het verzoek ingetrokken, omdat [naam kind] recentelijk weer bij de moeder was geplaatst na een positieve evaluatie van de opvoedvaardigheden van de moeder door het Gezinstrainingsprogramma van Enver. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedvaardigheden van de moeder voldoende zijn om [naam kind] weer thuis te laten wonen. De pleegouders hebben aangegeven bereid te zijn om betrokken te blijven in het leven van [naam kind], wat van belang is voor de hechting en de ontwikkeling van het kind.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de intrekking van het verzoek door de GI, de gronden voor het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer konden worden onderzocht. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen voor zover daarop niet eerder was beslist. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022, met schriftelijke vaststelling op 26 juli 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijn.