ECLI:NL:RBROT:2022:6805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/631315 / JE RK 21-3474
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging machtiging uithuisplaatsing na intrekking door de gecertificeerde instelling

Op 13 juli 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader en de pleegouders aanwezig waren. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI) had verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleegzorgvoorziening. Dit verzoek was gebaseerd op de ondertoezichtstelling van [naam kind], die eerder was ingesteld en verlengd tot 15 maart 2023.

Tijdens de zitting heeft de GI echter het resterende deel van het verzoek ingetrokken, omdat [naam kind] recentelijk weer bij de moeder was geplaatst na een positieve evaluatie van de opvoedvaardigheden van de moeder door het Gezinstrainingsprogramma van Enver. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedvaardigheden van de moeder voldoende zijn om [naam kind] weer thuis te laten wonen. De pleegouders hebben aangegeven bereid te zijn om betrokken te blijven in het leven van [naam kind], wat van belang is voor de hechting en de ontwikkeling van het kind.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de intrekking van het verzoek door de GI, de gronden voor het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer konden worden onderzocht. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen voor zover daarop niet eerder was beslist. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022, met schriftelijke vaststelling op 26 juli 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/631315 / JE RK 21-3474
Datum uitspraak: 13 juli 2022

Beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. J. Oversluizen, te Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam pleegmoeder] en [naam pleegvader],

hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 3 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage met bijlage van de GI van 8 juli 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 13 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2];
- de pleegouders.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3], de ambulant begeleider van de moeder, werkzaam bij Coachpoint.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verbleef van augustus 2018 tot een aantal dagen geleden bij de pleegouders. Inmiddels woont [naam kind] weer bij de moeder.
Bij beschikking van 15 maart 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 15 maart 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 3 maart 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 15 juli 2022. De beslissing op het verzoek voor het overige is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg, met uitvoerbaarverklaring van de beschikking bij voorraad.
Ter zitting heeft de GI het resterende deel van het verzoek ingetrokken.
Door middel van het Gezinstrainingsprogramma van Enver (hierna: het GTP) zijn de mogelijkheden van een thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder bezien. Bij een tussenevaluatie is gebleken dat de gezingstrainers positief waren over de opvoedvaardigheden van de moeder. In het weekend voorafgaand aan de zitting is [naam kind] daarom bij de moeder teruggeplaatst.
[naam kind] was heel blij dat zij weer naar huis mocht. Ook voor de moeder en de pleegouders is het fijn dat er nu duidelijkheid is over de plek waar [naam kind] zal opgroeien. Het GTP zal tot december 2022 betrokken blijven ter ondersteuning van de moeder en [naam kind].
[naam kind] heeft een heel goede band met de pleegouders en het is belangrijk dat die band behouden blijft. Na de zomer zal met alle betrokken worden besproken op welke wijze de pleegouders een rol blijven spelen in het leven van [naam kind]. De pleegouders zijn bereid om als weekendpleegouders betrokken te blijven.
Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat [naam kind] een behandeling volgt bij een psycholoog. Deze behandeling zal voorlopig worden voortgezet.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens en door de moeder is ter zitting aangegeven dat de moeder heel blij is met het resultaat van het GTP. [naam kind] woont sinds afgelopen weekend weer haar. [naam kind] moet haar draai nog vinden, maar is blij is dat zij weer thuis is. De moeder vindt het fijn dat de pleegouders betrokken blijven.
De pleegouders hebben ter zitting aangegeven dat zij kunnen berusten in de thuisplaatsing van [naam kind]. Het is goed zo. Het belang van [naam kind] staat voorop en het is fijn voor haar dat zij nu weet waar zij aan toe is. De pleegouders zijn bereid om een rol te blijven vervullen in het leven van [naam kind].
De vader heeft desgevraagd verklaard de ontwikkelingen van en rondom [naam kind] te blijven volgen.

De beoordeling

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken, dat dat moeder en [naam kind] de afgelopen periode hebben deelgenomen aan het GTP van Enver. Daarmee is er zicht gekomen op de opvoedvaardigheden van de moeder. De opvoedvaardigheden van de moeder en de interactie tussen de moeder en [naam kind] zijn zodanig positief bevonden, dat er positief is geadviseerd is ten aanzien van een thuisplaatsing. [naam kind] woont sinds enkele dagen weer bij de moeder.
Het GTP zal nog een aantal maanden worden voortgezet om verder te werken aan de vaardigheden van de moeder. Daarnaast zal de individuele hulpverlening voor [naam kind] worden gecontinueerd. Verder is het belangrijk voor [naam kind] dat het contact en de gehechtheidsrelatie met de pleegouders behouden blijven. Op korte termijn zal daarom worden besproken op welke wijze de pleegouders een rol zullen vervullen in het leven van [naam kind]. Alle betrokkenen willen dat de thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder zal slagen.
Gelet op deze ontwikkelingen heeft de GI het verzoek ingetrokken, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Nu de GI mondeling ter zitting het resterend deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. De kinderrechter wijst daarom het resterende deel van het verzoek van de GI af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.