Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 26,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 25,
- de akte van Driehoek Agro houdende overlegging producties met producties 27 tot en met 35,
- de akte van Driehoek Agro houdende overlegging aanvullende productie met productie 36,
- de akte van Driehoek Agro houdende vermeerdering grondslag eis,
- de mondelinge behandeling op 3 februari 2022,
- de spreekaantekeningen van Driehoek Agro,
- de spreekaantekeningen van Den Hollander Advocaten,
- het rolbericht van partijen aan de rechtbank dat geen schikking is bereikt,
- het verzoek van de advocaat van Driehoek Agro om afgifte van een proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de afwijzing van dat verzoek door de rechtbank.
Directe schade:
inkomensschadevan € 740.924 is ontleend aan een schadeberekening die is gemaakt door [naam 5] , accountant-administratieconsulent bij bureau [naam bureau 1] (hierna: [naam 5] ). [naam 5] was daartoe ingeschakeld door [naam 1] .
indirecte schade/ inkomensschadeop de stelling dat het toerekenbaar was aan de gemeente ’s-Hertogenbosch dat hij niet in december 1994 is gewezen op het in de weg staan van het streekplan aan het vestigen van een varkensbedrijf op het perceel. [naam 1] stelt dat als hij hier toen over was geïnformeerd hij het varkensbedrijf op dat moment elders zou hebben kunnen vestigen. Op het moment dat [naam 1] bekend werd met de omstandigheid dat de bestemmingsplanwijziging niet tot stand zou komen (op 29 januari 1998) was de Wet herstructurering varkenshouderijen in werking getreden en was het zoeken naar een alternatieve locatie zinloos geworden.
Vermoedelijke scenario bij juiste informatieverstrekking door de gemeente
Het financieel voordeel van op eigen grond een bouwblok te ontwikkelen zou niet bestaan. Zonder onrechtmatige daad had [naam 1] altijd een grotere investering moeten doen ten behoeve van de verwerving van een bouwblok of alternatieve locatie).
3..De vorderingen en het verweer
4..De beoordeling
Waar gaat de zaak over (kort gezegd)?
De feitengenoemde) procedures tot verkrijging van schadevergoeding van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Het desbetreffende advocatenwerk is (grotendeels) feitelijk uitgevoerd door [naam 4] . Volgens [naam 1] is [naam 4] toerekenbaar tekort geschoten in de uitvoering van de aan hem als advocaat opgedragen werkzaamheden in de schadestaat procedure voor de rechtbank en het hof en is Den Hollander Advocaten als contractuele wederpartij van [naam 1] schadeplichtig tegenover hem uit hoofde van de gestelde toerekenbare tekortkoming. Het verwijt aan [naam 4] is dat hij in de schadestaat procedure onvoldoende zou hebben onderbouwd dat [naam 1] daadwerkelijk van plan was om een megavarkensbedrijf op te richten als gevolg waarvan zowel de rechtbank als het hof de door [naam 1] gevorderde indirecte schade, bestaande uit gederfde varkensfokkerij-inkomsten, heeft afgewezen.
hindsight bias’). Als een advocaat vergeet om tijdig beroep hoger in te stellen dan is dat een duidelijke beroepsfout. Als het echter gaat om de inhoud van de prestatie van de advocaat, dan is suboptimaal handelen onvoldoende om aansprakelijkheid aan te nemen. Er is een duidelijk ondermaats optreden vereist. De aan te leggen norm is dus niet die van de meest scherpzinnige advocaat die, rekening houdend met alle scenario’s, de best denkbare prestatie levert. Ten aanzien van de stelplicht geldt dat een (voormalig) cliënt concrete feiten en/of omstandigheden zal dienen aan te voeren die aantonen dat de advocaat niet goed gehandeld heeft. De enkele stelling van de cliënt dat de procesaanpak niet goed was, is onvoldoende om een beroepsfout aan te nemen.
de feiten) komt erop neer dat, tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente ’s-Hertogenbosch, die zich daarbij beriep op het Rapport [naam 6] , onvoldoende was onderbouwd dat [naam 1] daadwerkelijk zelf een megavarkensbedrijf wilde beginnen. Hiertegen heeft [naam 4] bij memorie van grieven een groot aantal grieven aangevoerd. Den Hollander Advocaten heeft in haar conclusie van antwoord in de onderhavige procedure onderbouwd dat en op welke wijze [naam 4] bij memorie van grieven het betreffende oordeel van de rechtbank heeft bestreden, en wel als volgt:
financieringkon verkrijgen voor het oprichten van een varkensbedrijf.
melkveehouderij niet te koopwas aangeboden.
specifieke kennis en vaardighedenbeschikt om een varkensbedrijf te
de kostendie [naam 1] stelt gemaakt te hebben voor advies en voorbereiding zien op werkzaamheden die zijn verricht met enig ander doel dan de planologische ontwikkeling van het perceel (dat wil zeggen: alleen kosten die zijn gemaakt om het perceel met winst te kunnen verkopen).
andere adviseurs zoals [naam 5] en Rijk die Den Hollander Advocaten uitgebreid van informatie hebben voorzien.” Waar en wanneer dat dan is gebeurd, en om welke informatie het daarbij gaat, wordt niet duidelijk gemaakt. Aldus is geen concrete onderbouwing gegeven waaruit zou kunnen blijken dat [naam 4] destijds wist dat er een koper was voor de melkveehouderij en dat de Rabobank bereid was tot financiering.
ambtshalvebewijslevering toelaten, maar dat wilden de rechters in de schadestaatprocedure kennelijk niet). De stelplicht vergt een behoorlijke onderbouwing. Het is op het punt van onvoldoende onderbouwing dat de vordering van [naam 1] (al) is afgewezen door het hof.