ECLI:NL:RBROT:2022:6756

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/635763 / JE RK 22-719
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen

Op 15 juli 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de kinderen onder toezicht heeft gesteld. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis, nadat zij eerder onder toezicht zijn gesteld en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing hebben gekregen. De moeder van de kinderen heeft in de afgelopen periode moeite gehad om zich aan de gemaakte afspraken te houden, wat heeft geleid tot een escalatie in de situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de kinderen bij de moeder niet langer gewaarborgd kan worden en dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen.

Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de vader als de moeder aanwezig, waarbij de moeder aangaf dat zij hard aan zichzelf werkt en hoopt op een toekomstige thuisplaatsing van [naam kind 2]. De vader steunt de verlenging van de machtiging, maar wenst ook een uitbreiding van de bezoekregeling. De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/635763 / JE RK 22-719
Datum uitspraak: 15 juli 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2017 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2021 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. S. Ben Ahmed, te Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht met een brief van de moeder als bijlage van mr. S. Ben Ahmed van 15 juni 2022;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 4 juli 2022.
Op 15 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. S. Pershad (via een videoverbinding), waarnemer
van mr. S. Ben Ahmed;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] wordt uitgevoerd door de ouders. Het gezag over [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een gezinshuis.
Bij beschikking van 24 september 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is bij beschikking van 8 maart 2022 verlengd tot 24 september 2022.
Bij beschikking van 28 maart 2022 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van
[naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een gezinshuis, verleend voor de duur van vier weken. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 25 juli 2022.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een gezinshuis te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de afgelopen periode is onderzocht of [naam kind 2] deels bij de moeder kon worden thuisgeplaatst. Er heeft echter een escalatie in het gezinshuis van de moeder plaatsgevonden, waardoor zij niet meer in het gezinshuis kon blijven. De moeder stelde zich niet meer begeleidbaar op voor de hulpverlening en hield zich niet aan de gemaakte veiligheidsafspraken. Het perspectief van [naam kind 2] is hierdoor veranderd. Eerder is al bepaald dat het perspectief van [naam kind 1] niet meer bij de moeder ligt. In de komende periode zal het opvoedbesluit worden voorgelegd aan een intern expertiseteam. Totdat hier meer duidelijkheid over is verkregen is het van belang om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Intussen zal de bezoekregeling met de moeder blijven zoals die is. [naam kind 2] heeft twee keer in de week een bezoekmoment met de moeder en [naam kind 1] één keer in de twee weken.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verzoek. In de afgelopen periode heeft de moeder hard aan zichzelf gewerkt en daar is ze nog steeds mee bezig. De moeder heeft echter het gevoel dat dit onvoldoende wordt gezien door de hulpverlening. De berichten dat [naam kind 2] mogelijk niet meer bij haar zou worden teruggeplaatst, heeft bij de moeder voor veel spanning en verdriet gezorgd. Dit is ook de reden geweest van de escalatie in het gezinshuis. De moeder had graag in het gezinshuis willen blijven. Zij is op dit moment opzoek naar een zelfstandige woonruimte en hoopt nog steeds dat [naam kind 2] bij haar zal worden teruggeplaatst. Zij is er erg van geschrokken dat dit door de GI anders wordt gezien. De moeder verzet zich niet tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar is van mening dat er gekeken dient te worden naar haar inzet en een eventuele thuisplaatsing van [naam kind 2] in de toekomst.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling eveneens geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Het liefst zou de vader willen dat de kinderen opgroeien bij hun moeder, maar de geestelijke toestand van de moeder moet dit wel toelaten. Daarnaast is het voor de vader vanwege zijn werk niet mogelijk om zelf de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Verder wenst de vader een uitbreiding van de bezoekregeling en dat de kinderen in de buurt worden geplaatst. Op dit moment heeft hij één keer in de maand een bezoekmoment voor anderhalf uur. Dat is te weinig. De vader staat achter de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot in ieder geval 24 september 2022. Daarna dient opnieuw gekeken te worden naar de situatie en wat in het belang van de kinderen is.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Op 28 maart 2022 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] met een spoedmachtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst omdat hun veiligheid bij de moeder op dat moment niet langer kon worden gewaarborgd. In de afgelopen periode is bekeken in welke mate de moeder kon profiteren van de therapie en hulpverlening en wat er moest gebeuren om een thuisplaatsing van in ieder geval [naam kind 2] mogelijk te maken. Na de uithuisplaatsing leek de moeder in eerste instantie tot rust te zijn gekomen en gemotiveerd om mee te werken aan de hulpverlening. Daarnaast is de omgang tussen [naam kind 2] en de moeder opgebouwd naar twee keer in de week voor anderhalf uur. Eind mei 2022 is de situatie echter veranderd. De moeder stelde zich steeds minder begeleidbaar op richting de hulpverlening, was overwegend boos en accepteerde geen hulp. Er is een veiligheidsplan opgesteld, maar de moeder heeft zich hieraan niet gehouden. Om die reden heeft zij op 30 juni 2022 het gezinshuis moeten verlaten en zij kan hier niet meer terugkeren. Ondanks dat de moeder hard aan zichzelf werkt en het beste wil voor haar kinderen, is zij niet in staat gebleken om voor [naam kind 2] een stabiele opvoedingssituatie te creëren. De GI heeft om die reden het standpunt ingenomen dat het perspectief van ook [naam kind 2] niet meer bij de moeder ligt. In de komende periode zal de GI komen tot een definitief en onderbouwd perspectiefbesluit over de toekomstige verblijfplaats van de kinderen. Tot dit besluit is genomen is het van belang dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen wordt verlengd. Intussen is het, gelet op hechtingsrelatie tussen de kinderen en de ouders en de zeer jonge leeftijd van name [naam kind 2], van belang dat er regelmatig omgang blijft tussen de kinderen en de ouders. Daarbij dient ook gekeken te worden naar de mogelijkheden om omgang tussen de kinderen en de vader uit te breiden. Gelet hierop zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een gezinshuis tot
24 september 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 21 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.