Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en brandstichting. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de bedreiging die de verdachte zijn moeder had geuit, niet voldoende bewijs opleverde voor een veroordeling. De moeder had geen aangifte gedaan en de verklaring van de verdachte dat hij zijn moeder wilde waarschuwen, werd geloofd.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de brandstichtingen in de psychiatrische kliniek waar hij verbleef. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte met het verbranden van een vel papier in het rookhok gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar had veroorzaakt. Evenmin kon worden vastgesteld of de verdachte verantwoordelijk was voor de branden in zijn kamer, omdat er geen bewijs was dat deze branden daadwerkelijk hadden plaatsgevonden.
Ten slotte werd de verdachte ook vrijgesproken van het in brand steken van een bijbel in de badruimte van zijn kamer, omdat er geen bewijs was dat dit gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar had opgeleverd. De rechtbank deelde wel de zorgen van de officier van justitie over het welzijn van de verdachte en de mogelijke gevaren van zijn gedrag, maar oordeelde dat er geen basis was voor een veroordeling. De vordering van de officier van justitie om de verdachte ter observatie naar het Pieter Baan Centrum te sturen, werd afgewezen.