ECLI:NL:RBROT:2022:6725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 22/43 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht door opposante

In deze zaak heeft opposante verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2022, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat opposante het griffierecht niet tijdig had voldaan en dat er geen verontschuldigbare redenen waren voor deze vertraging. Opposante stelde dat haar postkamer de nota's niet goed kon verwerken en dat zij daarom een rekening-courantverhouding had, waardoor de nota griffierecht ten onrechte was verstuurd.

De rechtbank heeft in deze procedure zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak terecht zonder zitting was gedaan. De verzetrechter concludeerde dat de argumenten van opposante niet leidden tot twijfel over de eerdere uitspraak. Opposante had voldoende gelegenheid om het griffierecht te voldoen en had niet aangetoond dat zij niet in staat was om tijdig te reageren op de verstuurde nota.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/43 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2022 op het verzet van

[naam opposante], opposante

(gemachtigde: mr. J.R. Zeelenberg).

Inleiding

Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 14 oktober 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 1 april 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

De uitspraak van 1 april 2022 en het verzet van opposante

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht omdat opposante niet op tijd het griffierecht heeft voldaan en niet is gebleken dat het niet tijdig betalen verontschuldigbaar is.
2. Tegen deze uitspraak voert opposante aan dat haar postkamer nota’s niet goed kan verwerken en dat zij daarom beschikt over een rekening-courantverhouding. Op basis van artikel 2.5 van het Procesreglement bestuursrecht had daarom geen nota griffierecht verstuurd moeten worden, en had het griffierecht meteen moeten worden afgeschreven van de rekening-courant van opposante.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposante terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt dat wat in verzet is aangevoerd niet leidt tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak van 1 april 2022. Aan opposante, die in de onderhavige zaak niet als bestuursorgaan optreedt, is op 7 januari 2022 per gewone post en op 5 februari 2022 per aangetekende post (welke is bezorgd op het adres van opposante op 9 februari 2022 om 07:54 uur) verzocht om het griffierecht te voldoen. In de laatst genoemde brief is vermeld dat opposante vier weken de tijd had om het griffierecht te voldoen. Indien volgens opposante ten onrechte een nota griffierecht was verstuurd, lag het op haar weg om contact op te nemen met het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak (LDCR), zoals ook op de website van het LDCR is vermeld. Het is niet gebleken dat opposante toen niet kon aanvoeren dat de nota griffierecht ten onrechte is verstuurd.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.