ECLI:NL:RBROT:2022:6725
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht door opposante
In deze zaak heeft opposante verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2022, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat opposante het griffierecht niet tijdig had voldaan en dat er geen verontschuldigbare redenen waren voor deze vertraging. Opposante stelde dat haar postkamer de nota's niet goed kon verwerken en dat zij daarom een rekening-courantverhouding had, waardoor de nota griffierecht ten onrechte was verstuurd.
De rechtbank heeft in deze procedure zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak terecht zonder zitting was gedaan. De verzetrechter concludeerde dat de argumenten van opposante niet leidden tot twijfel over de eerdere uitspraak. Opposante had voldoende gelegenheid om het griffierecht te voldoen en had niet aangetoond dat zij niet in staat was om tijdig te reageren op de verstuurde nota.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.